“Ik ben dus ik denk”
Bovenstaande regel zal u misschien vagelijk bekend voorkomen. Dat klopt, het is de omkering van de beroemde uitspraak van de filosoof René Descartes, waarmee hij de moderne tijd inluidde. De oorspronkelijke uitspraak, “ik denk dus ik ben”, heeft iets vanzelfsprekends, maar het heeft eigenlijk zijn geloofwaardigheid al lang verloren. Te beginnen met Schopenhauer hebben vele filosofen er al op gewezen dat de vanzelfsprekendheid waarmee we ons bestaan aanvaarden niet voortkomt uit een gedachte of een gevoel, maar uit een soort betrokkenheid op de wereld. In het boeddhisme staat deze betrokkenheid bekend onder de term “tanha” of “tṛṣṇa”, die vaak wordt vertaald als “begeerte”. Deze betrokkenheid zorgt dat we voelen dat we er zijn en dit brengt weer de noodzaak met zich mee om daarover na te denken. We leven vanuit een geloof in de wereld en hoe sterker we geloven hoe meer last we daarvan hebben. Dit is de reden dat religies ons een alternatief geloof proberen aan te smeren, waarin de zaken er voor ons wat gunstiger voorstaan.
Het ego
Voor mij ligt een klein boekje dat de titel draagt “dansen met je ego”. Dit suggereert dat je niet je ego bent en dat je met dit ego kunt dansen, net zoals je dat gewoonlijk doet met iemand anders. Wat is dit ego dan? Op Wikipedia staan er verschillende definities. Het boekje beschrijft het als “de som van alle identiteiten die aan je zijn toegevoegd sinds je geboorte”, of ook wel wat je bent en wat je hebt (bladzijde 19). Bovendien ben je niet je ego, maar heb je er een. Juist het idee dat je je ego bent levert je volgens de schrijver problemen op. Het maakt je namelijk kwetsbaar.
Wie is dan degene die dat ego heeft? Volgens de schrijver is dat het grote IK. Het grote IK neemt al die kleine ikjes die samen het ego vormen aan als de zijne. Het draagt die ikjes als maskers van zichzelf.
Het stiltepunt
Je hebt dus een groot IK en een ego, dat op zijn beurt afwisselend allerhande kleine ikjes draagt. Als je nu beseft hoe dat ego dat doet, besef je vervolgens dat je niet je ego bent, maar dat dit ego zijn eigen gang gaat. Daardoor krijg je de keus om er afstand van te nemen of er juist in mee te gaan. Dat is wat de schrijver, Sanatan de Jongh Swemer, bedoelt met zijn uitdrukking “dansen met je ego”. Als je afstand neemt, word je je eigen stiltepunt. Het grote IK, dat je van je geboorte af al bent, is van zichzelf stil en grondeloos. Omdat alles met elkaar verbonden is, is dit grote IK ook het universele leven.
Conclusie
Het is een opmerkelijk helder en toegankelijk geschreven boekje. Het is ook didactisch heel goed van opzet en heel geschikt voor het middelbaar onderwijs. Het verdient een plaats in elke schooltas naast de schoolagenda. Er is geen zweem van mystiek en er worden geen ingewikkelde oefeningen aangeraden. Alles is uiterst concreet gehouden. Het boekje is een klein juweeltje, een lichtpuntje in deze donkere tijden.
Naschrift
Natuurlijk zit er wel wat mystiek in de afzwaai naar de Advaita Vedāntaleer, want met het grote IK wordt het ātman bedoeld dat in wezen ook het braḥman is. Er zou dus eigenlijk een insteekvelletje in moeten worden gevoegd met de boodschap dat volgens het boeddhisme de gedachten zichzelf wel kunnen denken. Ze doen dit alleen maar omdat ze indruk op je willen maken en als je ze loslaat houden ze zelf op. Het grote IK is zo stil omdat het niet bestaat, net zomin als het universele leven. Beide zijn volgens het boeddhisme een illusie. Het ego is dus, zoals sommige boeddhistische teksten wel zeggen, net als een bananenboom van binnen leeg.
Siebe zegt
Er is eigenlijk alleen maar betrokkenheid op wat al deel is van je ervaringswereld.
Ik denk dat de Pali sutta’s bewust vermijden te spreken over een groter zelf of IK om te voorkomen dat je je weer gaat identificeren met innerlijke stilte, vrede, koelte, het lege, het verlangenloze en ongerichte. Het is niet de bedoeling dat het mijn en Ik maken (hechten) alleen maar verplaatst, als het ware, van het ene naar het andere. Die verleiding is denk ik groot als je gaat spreken over stilte als IK of Ik als stilte.
Dit lijkt misschien allemaal vanzelfsprekend maar ik denk dat het bijzonder lastig is werkelijk te realiseren. Subtiel, stiekem ga je je toch weer identificeren met iets. Het ene laat je los maar je pakt iets anders vast.
Ik denk ook dat om deze reden MN2 leert dat je vragen als ‘wie ben Ik, wat ben Ik?’ moet mijden, en je moet richten op ‘wat is nou eigenlijk mijn lijden (het lijden doorgronden), wat is de beeindiging, wat moet ik doen om dat te beeindigen.
Nibbana wordt alleen maar bereikt als er helemaal niet meer zulke fratsen van hechten bestaan; geen betrokkenheid op khandha;s, geen Ik en mijn maken meer.
Maar als je ergens stiekem leeft met een visie…”die grondeloze stilte dat ben IK”…of ergens constant jezelf op die manier kent of her-kent…(Ik ben een grondeloze stilte), dan is dat niet het einde van hechten maar heb je zelfs de eerste keten niet doorbroken, sakkaya ditthi. Dan heb je gewoon die jas aangetrokken. Dat is niet loslaten.