De Boeddha verwoordde zijn Ontwaken in de Dhammapada (Gathas # 153 & 154) op een weergaloze manier:
‘Vele geboorten heb ik samsara doorlopen, op zoek naar de bouwer van dit huis, maar vergeefs heb ik gezocht. Pijnlijk is het om steeds weer geboren te worden. (1)
Maar nu heb ik je gezien, Huizenbouwer! Je zal niet opnieuw dit huis voor me bouwen: al je spanten zijn gebroken en je nokbalk is versplinterd. Mijn geest heeft het Ongeconditioneerde bereikt. Begeerte is tot stilstand gekomen.’
Ontwaken is het verdwijnen; het loslaten; het oplossen; het verdampen; het vernietigen van het ingewortelde gewoontepatroon waarop we als een separaat ‘ik’ kijken naar én ons op deze manier identificeren met ónze objecten; ons identificeren met óns ‘verhaal’; ons identificeren met óns individueel persoonlijk ‘drama’. En zo ónze wereld creëren en opbouwen.
Verlichting is het ervaren van het niet-duale. Van de heelheid van alles-met-alles. Het is het onderkennen van de ruimte—’de weidsheid waarin dingen bestaan, waaruit ze opkomen en waarin ze verdwijnen’ (Paul Van hooydonck). Het is het ‘zien’ van de onbeschrijfbare openheid die zich in élk moment van het continu ‘proces’ van ontstaan en vergaan openbaart.
(1): dit is een metafoor voor het bestendige ‘worden’ (P. bhava), waarbij ons bewustzijn van moment-tot-moment zijn eigen wereld schept. Het mag geenszins letterlijk geïnterpreteerd worden, namelijk als enige verwijzing naar een zgn. ‘wedergeboorte’. Reïncarnatie i.c. de ‘herbevlezing’ waarbij het niet-lichamelijke deel van een levend wezen (de ziel, de geest, het bewustzijn) na de dood niet ophoudt maar steeds opnieuw in een ander levend wezen geboren wordt vindt geen enkele grond in de Leer van de Boeddha.