De groepssessie is afgelopen en we lopen door de gang. Mijn collega vertelt dat een van de cliënten uit de groep die we net hebben gegeven zojuist uit de behandeling is gezet. Ik reageer verbaasd en vraag waarom. Mijn collega kaatst mijn vraag terug met: heb je dan niet gemerkt hoe hij zich opstelde naar jou tijdens de groep?
Ik denk na over hoe het contact binnen de groep verliep en inderdaad, de man had zich niet erg meewerkend opgesteld. Ik was me er niet eens bewust van geweest maar had alleen een lichte hoofdpijn en een misselijkheid gevoeld en er waren negatieve gedachten opgekomen over mijn vaardigheden om aan deze groep te geven. Mijn onbewuste conclusie was geweest dat ik mijn best moest doen om de sfeer in de groep goed te houden en te zorgen dat de onwillige man zich meer op zijn gemak zou voelen door zo aardig mogelijk te doen. Hierdoor had ik de signalen die mijn lichaam gaf in de vorm van hoofdpijn en een ongemakkelijk gevoel genegeerd en had ik de ander over mijn grenzen laten gaan. Sterker nog, ik had mijn grenzen niet eens opgemerkt. Mijn onbewuste gedachte dat, als iemand niet zo aardig doet, het aan mij ligt en ik beter mijn best moet doen hadden mijn gedrag beïnvloed.
In plaats van te handelen in overeenstemming met mijn ware natuur, mijn hart, had ik mijn mind gevolgd. Ik had deze alleen niet herkend. Het was de onbewuste gewoonte om een ander tevreden te stellen die mijn handelen had gekleurd. Dit had ervoor gezorgd dat ik een situatie creëerde waarin er weinig rekening gehouden werd met mij en waarin ik over mijn grenzen liet gaan. Ik had mijn eigen karma gecreëerd.
Vaak wordt ons handelen bepaald door onze mind en volgen we zonder dat we het door hebben allerlei gewoontes en patronen in plaats van te handelen vanuit ons hart. Hoe kun je dit doorbreken? In de eerste plaats door het te leren herkennen. Door meditatie en beoefening word je je meer bewust van wat er zich allemaal afspeelt in je mind. In de 3 jaar sinds ik toevlucht heb genomen, ben ik er langzamerhand meer vertrouwd geraakt met mijn geest. Sommige patronen van mijn mind waren gemakkelijk te herkennen. Zo dacht ik bijvoorbeeld aanvankelijk dat ik een heel liefdevol en spiritueel persoon was. Dat was het label dat ik mezelf gegeven had. De boosheid, verontwaardiging, jaloezie, die ik de afgelopen jaren voorbij heb zien komen, hebben dat beeld van mezelf aardig bijgesteld. Ja, ik ben aardig en liefdevol. En net zo goed ook een egoïst en iemand die boos en gemeen kan zijn.
Andere patronen van je mind kunnen zich meer vermomd manifesteren en zijn daardoor moeilijker te herkennen. Zo heb ik jaren gedacht dat me aanpassen aan de ander en alles accepteren gelijk stond aan onvoorwaardelijke liefde. Tot het kwartje eindelijk viel. Mijn mind had zich voorgedaan als mijn ware boeddhanatuur, maar was het dat niet. Het was gewoon angst die zich heel handig vermomde als liefde.
Als je je mind eenmaal meer en meer herkent, is dat best ontnuchterend. Hoe je jezelf had gelabeld, klopt niet meer. Je gaat kanten van jezelf zien die je niet had verwacht. De vraag kan vervolgens opkomen, en nu? Hoe verbeter ik mezelf en kom ik verder op het pad van verlichting? Hoe zorg ik dat ik een goed of op z’n minst een minder slecht mens word? Het antwoord vanuit dzogchen op deze vraag is simpel en tegelijk daardoor zo moeilijk, namelijk: niets. Je hoeft niets te doen. Je bent er al. Je was altijd al verlicht, je bent al perfect.
Alle die gedachten, gevoelens die dagelijks door je hoofd gaan, al die meningen, denkbeelden, en verhalen waarmee we onszelf identificeren, het zijn allemaal manifestaties van je geest die komen en gaan en die onderdeel uitmaken van je identiteit, van je ‘ik’, maar die niet echt een werkelijkheidswaarde hebben. Je hoeft niets weg te stoppen of te veranderen. Het enige dat je hoeft te doen, is observeren wat er opkomt in je mind, ze als het ware te begroeten als oude vrienden. De gewoontes waar ik het aan het begin over had, hebben me lange tijd vergezeld en zullen ook nog wel een poosje blijven aankloppen. Ik hoef ze niet buiten te laten staan. Zolang ik ze buiten laat staan heb ik geen zicht op ze en verwar ik ze gemakkelijker met mijn boeddhanatuur. Maar ze te eten geven zal ik niet meer doen. Ik zal er niet meer naar handelen. Of althans, dat probeer ik. Mijn oude vrienden zijn behoorlijk eigenwijs en laten zich niet zomaar met een kluitje in het riet sturen. Ze willen eten en laten soms behoorlijk luidruchtig van zich horen. Op deze momenten is mijn neiging om toch in mijn oude patronen mee te gaan heel sterk. Het helpt om ze vriendelijk te begroeten en er verder niet te veel aandacht aan te besteden. Op deze manier komt mijn geest uiteindelijk tot rust en ben ik meer verbonden met mijn hart, onze ware boeddhanatuur. Het grappige is dat op deze momenten ik als vanzelf ook anders handel in situaties. Op mijn werk ben ik vaker duidelijker en laat ik niet meer over me heen lopen. In mijn privéleven respecteren mensen mij meer en hebben ze meer oog voor mijn behoeften. De mensen die dat niet willen of kunnen zijn als vanzelf uit mijn leven verdwenen. Een deel van mijn karma is opgelost door niet meer te handelen naar mijn mind.