Binnen een paar dagen werd ik bepaald bij drie manieren van omgaan met de dood.
Esther Gerritsen vertelde in haar column in de VPRO-Gids over een vakantie op Schiermonnikoog. De kinderen hadden heremietkreeften gevonden en in een fles gedaan. Helaas, de diertjes overleefden het niet. Kinderen verdrietig. Maar er was net voorgelezen over een ridder voor wiens zielenrust gebeden werd. Terwijl ze probeerde niet te lachen, stelde Esther de kinderen voor om te bidden voor de zielenrust van de heremietkreeften. De kinderen vouwden meteen hun handen en sloten hun ogen.
In de Volkskrant las ik een interview met schrijfster Renate Dorrestein. Ze lijdt aan slokdarmkanker en heeft waarschijnlijk nog een jaar te leven. Het interview opende in koeienletters met haar opmerking: ‘Natuurlijk ga ik naar de hemel, wat heb ik in de hel te zoeken?’. Ze zei ook: ‘Ik geloof gewoon in God, klaar’. Haar dag begint ze met een dankgebed. ‘Het is verwarmend om de dag zo te beginnen en je even te verbinden met het al dat dit jou toch maar schenkt.’ Ze meent dat alle geloof hoop is. ‘Maar het is wel heel troostend’.
En een eigen ervaring. De kerkdienst voorafgaand aan de begrafenis van een dierbare vriend sloot af met het lied ‘De steppe zal bloeien’. De tekst van Huub Oosterhuis en de melodie van Antoine Oomen vullen elkaar goed aan. We zongen ‘dode, dode, sta op’. Dat was een vergeefse oproep, en toch zong ik mee, op mijn maximale baritonvolume.
Drie voorbeelden van hoe je naar de dood kunt kijken. Mensen zijn, vaak tegen beter weten in, op zoek naar verder leven. Het gebied tussen het zinvolle leven en de zinloze dood nodigt uit tot het uitdagend verkennen van het gebied tussen zin en onzin. Als de dood met ons speelt, moeten we spelen met de dood.