Deze week vroeg een goede vriend aan Chef: vertel jij graag over je moeder? Het kwam zo ter sprake. Ja, zei Chef, ze was een bijzondere vrouw. Ze roddelde en discrimineerde nooit en had al haar zes kinderen even lief. En ze had een groot incasseringsvermogen, want zes- soms zeer lastige kinderen grootbrengen is geen sinecure. En ze schonk mij het leven.
Chef vertelde ons over zijn moeder. Een groot dierenliefhebber ook, die via de dierenambulance van Aart Bosschieter uit Hardinxveld-Giessendam, talloze zwerfkatten liet castreren en steriliseren. De dieren vormden toen een plaag in Rotterdam. Zijn moeder was ook een leuke oma, waar kleinkinderen graag bij logeerden. Ze had een open huis, velen waren er welkom, van vuilnismensen die even een bakkie kwamen doen, tot ambtenaren, mensen uit de haven, dierenliefhebbers. Mensen van de Nederduits hervormde kerk ook. Haar eigen poezen droegen mensennamen: Sjoukje, Rembrandt, Stoffel, Basje. Ze hielden van haar.
In een kamer in haar huis had ze op een muur een tekst geschilderd. Zoiets van- Chef weet het niet precies meer, het is al zo lang geleden: ‘Laat ebben, laat vloeien, laat ieder zich met de zijnen bemoeien, wie wat weet van mij of de mijnen, ga naar huis en beziet daar de zijnen, en zijn die van alle smetten vrij, dan gaat het verre boven mij’. Zo dacht en handelde ze.
Ze is heel vredig gestorven, deze bedachtzame vrouw. Op een dag was het huis leeg en alleen Sjoukje was er nog- ze miauwde klaaglijk.
Chef vertelde dat zijn moeder begraven werd op een eeuwenoude begraafplaats in Rotterdam-Kralingen. Op een dag kwam er bericht dat het graf zou worden geruimd en haar botten in een knekelput gestort. Dat wilde Chef niet, hij weet wel, het zijn maar botten, maar ook zijn moeder. En bovendien, hij had vier lege graven tot zijn beschikking.
In een kleine opgraafkist- ze hadden dat nog nooit meegemaakt op die begraafplaats, is moeder Grietje achterin de auto van haar kleindochter naar een begraafplaats op de Veluwe gebracht. Zij sprak vaak over de Veluwe, omdat haar grootouders daar woonden en zij er haar jeugd doorbracht. Ze ligt er nu voor de eeuwigheid begraven, naast haar grootouders Marten Johannes de Wal en Grietje Barelds Jansma, echte friezen.
Er zijn nog drie graven vrij, eentje is voor Chef terzijnertijd.
Het is zandgrond op die Veluwe- het graf begroeit traag. Konijnen knagen aan de wortels van hei en ander struikgewas. Een vogel nestelt in een kast aan de boom bij het graf. Het is er vredig.