Het is verwonderlijk in welke mate de Kloosterbunkerstad wordt schoongehouden/onderhouden. Vuilniswagens rijden af en aan om grote containers met huisvuil te legen. Bemande grasmaaiers maaien het gras. Vroeger twee soorten maaiers, een van de gemeente en de verhuurder van het gebouw. Nu alleen nog de gemeente, de stervende bomen in het plantsoen rond het Klooster zijn gered door gemeentearbeiders. Groenmensen snoeien het groen. En de straatveger rijdt gemechaniseerd rond en veegt. Het typische vind ik nog de kraakwagen. Een grote vuilnisauto van de gemeente waarin hele kasten en bankstellen verdwijnen, gekraakt worden. De kraakwagen moet je bestellen, de spullen buiten zetten. Bijna altijd van een overleden mens in het Klooster. De kraakwagen is een symbool van vergankelijkheid, niks blijft. Zelf maakte ik één keer gebruik van de krakers toen ik mijn lederen fauteuil Schaap – met niet meer te repareren leuningen, aanbood. Ik mis Schaap nog steeds, had een goed comfort maar de monnik is stram aan het worden en Schaap laag. En die leuningen… Dus geen sterfgeval. Deze week droomde ik dat ik dood was, heel vreemd dat gevoel. Waarschijnlijk droomde ik de droom omdat ik contact had met een uitvaartverzorger om mijn uitvaartwensen vast te laten leggen. Nee, niet in een kraakwagen.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!