Eerste Paasdag waren mijn twee kleinzoons en hun moeder samen met mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, bij mij in de Kloosterbunker. Het is altijd een organisch samenzijn, niks moet, alles mag, sprak mijn boeddhistische leraar altijd.
We nuttigden de heerlijke brunch, door mijn dochter meegebracht, speelden een spelletje kaart en maakten een korte wandeling, op zoek naar de Schotse langharige runderen hier in de buurt. Die beesten schijnen link te zijn als ze boos worden.
De Kloosterbunker heeft nogal een leuk, kleurig interieur, gekke dingen ook, zoals ikzelf en dat vinden die kleinzoons leuk. Zo stond mijn oudste bij een miniatuur van een dodo, ooit van hem voor mijn verjaardag gekregen. ‘Je mag hem wel meenemen, hoor’, sprak ik. ‘Nee, opa dat doe ik wel als je dood bent,’ sprak de kleinzoon.
Kijk dat vind ik nou zo aangenaam, alles is bespreekbaar in de Kloosterbunker, met mij. Toen ze heel erg klein waren zei ik wel eens als grapje tegen de twee: ‘Opa is al zo oud, straks is hij dood, hartstikke dood.’ Dat doodzijn konden ze wel accepteren, al had mijn dochter er moeite mee, maar dat harstikke vonden ze toch wel te ver gaan, zeiden ze. Ik vermoed dat ze mij en zichzelf een wederopstanding gunden en dat dat ‘hartstikke’ dat in de weg stond.
Overigens bestaat de dodo net als de dood uit dezelfde vier letters.
Moedig voorwaarts!