Deze zomer werd ik 80. Natuurlijk was de stijgende leeftijd ook aanleiding tot enig persoonlijk gemijmer.
Ik heb het graag over ‘overstijgende gehelen’, verschijnselen die we niet helemaal weten te beheersen. Een van die gehelen is de tijd. Daar zijn twee andere overstijgende elementen mee verbonden: de onvermijdelijke dood en het vergankelijke menselijk lichaam. Zelf merk ik dat ik de laatste tijd voor mijn ziektekostenverzekering niet langer object van winst ben. Dat ouderdom met gebreken komt, dringt langzaam maar toch wel zeker tot me door. Tot nu toe geen reden tot heuse zorgen, maar niettemin…
De viering van zo’n kroonjaar raakt tegelijk aan een ander overstijgend geheel: mijn sociale netwerk. Familie en vrienden vierden met mij mee. Elk sociaal kader kan dwingend en beperkend zijn, maar als je feestvarken bent, toont dat grotere geheel zich in zijn aangenaamste vorm..
Als je mijn leeftijd mag bereiken, zeggen mensen al snel dat er reden is tot dankbaarheid. Het is niet iedereen gegeven tachtig te worden. Maar dankbaar aan wie of wat? God is een mogelijk adres. Maar God is in die tachtig jaar steeds van adres veranderd en stuurde niet altijd een adreswijziging. Geen idee waar Z/Hij nu huist. Mogelijk in partner en nageslacht-plus-aanhang die me met liefde omringen. En in vrienden die mijn mijlpaal meevierden.
Eigenlijk brengen religies God als een overstijgend geheel, even onbeheersbaar, maar wel een bondgenoot in de omgang met de andere grotere gehelen. De eeuwigheid is bijvoorbeeld de tegenhanger van tijd, dood en vergankelijk lichaam.
Het liefst laat ik me echter overstijgen door het spel, mijn voorkeursmanier van omgaan met al dat overstijgen. Spel schept een alternatieve werkelijkheid, al dan niet religieus. Het zorgt voor relativering, zelfs van God en religie. En ook van de vreugde en het ongemak in het bestaan van een tachtiger.
Ik speel dagelijks verder…