Beeldend kunstenaar Jan van Duijnhoven (1944) schildert vanuit het licht. Met primaire kleuren, witte vlakken en diepte in zijn doeken probeert hij het licht te vangen en ‘zichtbaar’ te maken.
Van Duijnhoven maakte zijn entree in de kunst toen hij de veertig al gepasseerd was. Hij groeide op een boerderij in het Brabantse Uden op te midden van de natuur waar hij nog altijd woont. Hij besloot (westerse) filosofie te studeren, maar hij vond daarin niet voldoende antwoorden op levensvragen die hem bezighielden. De existentiële zoektocht bracht hem vervolgens op het pad van de kunst, waarin de natuur een centrale plek heeft. Natuur is voor de mens pas zichtbaar als het licht is en met het licht verandert de ervaring van die natuur mee. Het winterlicht geeft duidelijk een ander beeld van de natuur dan het zomerlicht waarbij de warmte van het zonlicht een gloed over het land brengt.
Erkenning van het oeuvre van Van Duijnhoven is relatief laat gekomen. Vooral in de Verenigde Staten is zijn werk gewild. Het werk is abstract. Omdat smalle repen in het schilderij dieper liggen komt er op die plek minder licht en reflecteren de kleuren er anders. Zo worden het levende werken; ze veranderen mee met het licht. En gezamenlijk worden ze opgenomen in het geheel van de ruimte. Mede doordat ze niet zijn ingelijst lopen ze door in de muur en in de omgeving. Ze ’dijen uit’ zoals van Duijnhoven het verwoordt. Alle werken aan de muur vormen een deel van een groter geheel, van de kosmos.
Jan van Duijnhoven mediteert met zijn werk op het licht. En voelt zich daarbij verwant aan de Tibetaanse meditatieve praktijk. In zijn eigen tuin observeert hij de natuur en ziet hij hoe de seizoenen en het licht de groei van de planten beïnvloeden. Zijn ervaring van het licht is voor Jan van Duijnhoven existentieel: ‘Je gaat op in het licht en dan kan er iets ontstaan als een gevoel van geluk en schoonheid.’ Zijn werk maakt er ons van bewust dat alles in de natuur met elkaar samenhangt.