Marli Lindeboom is bestuursvoorzitter van het Zen Centrum Rotterdam. Gevestigd aan de statige Noordsingel, tegenover de inmiddels gesloten gevangenis en huis van bewaring. Een poel van ellende, haat, spijt, berusting en inkeer. Een mooiere plek zou je als boeddhistisch centrum nauwelijks kunnen wensen. Het Boeddhistisch Dagblad sprak met Marli over het boeddhisme in een wereldhavenstad, zitten en doen en het nu nog virtuele Boeddhahuis dat mogelijk ooit nog eens een fysiek gebouw wordt.
Wat moet ik me voorstellen van het boeddhisme in Rotterdam? Wat gebeurt hier allemaal op het gebied van dhamma en karma?
‘Wij zijn als Zen Centrum Rotterdam een van de drie groepen in Rotterdam die zich specifiek met zen bezighouden. De andere twee zijn zen.nl en zengroep zero, die onder de Noorderpoort valt. We hebben een vaste kern van tussen de zestig en zeventig sanghaleden en er is een groep mensen die regelmatig in de zendo te vinden is. Dat zijn er tussen de 150 tot 175. Zen is goed vertegenwoordigd in de Maasstad. Dan zijn er hier sangha’s die zich bezig houden met Tibetaans boeddhisme, het boeddhisme van Tich Nhat Han, vipassanameditatie, Shambala en buiten het Boeddhahuis ook nog andere waarvan ik niet goed weet hoe die zich manifesteren. In ieder geval zijn er heel veel mensen in Rotterdam die het boeddhisme praktiseren of er aan snuffelen, in welke vorm dan ook.’
Is er een netwerk van groepen, hoe gaan jullie met elkaar om?
‘Negen groepen zijn verenigd in het virtuele Boeddhahuis. Van die verschillende sangha’s komen een of twee vertegenwoordigers twee keer per jaar bij elkaar. We hebben een hele kleine kas, maar maken plannen en voorstellen, beoordelen die op hun haalbaarheid en wenselijkheid en de vertegenwoordigers van die groepen koppelen die informatie terug naar hun sangha’s. Het vormt een draagvlak, over en weer weet hebben dat het Boeddhahuis bestaat.
Ik ben heel erg blij met die naam, het Boeddhahuis, het huis van de Boeddha. Al die sangha’s hier hebben allemaal hun eigen oorsprong en leraren en lijnen tot ver buiten Rotterdam. Japan, Amerika, Vietnam noem maar op. Maar het Boeddhahuis is toch echt specifiek Rotterdams en voor de regio. Die vertakkingen komen elkaar hier tegen.
Vanuit het Boeddhahuis bestaat de wens om ook maatschappelijk iets te gaan betekenen voor deze regio. Het Boeddhafestival Rotterdam was daar een aanzet toe, om mensen kennis te laten maken met het boeddhisme en Rotterdamse beoefenaars. In februari was er een bijeenkomst waarin het zeepkistmoment werd gelanceerd, wie dat wilde mocht op die kist staan en zijn plannen ventileren. Er zijn er vier besproken en het boeddhafestival was er een van. Eind april was er een bijeenkomst in de HUB, in de Middellandstraat, met als thema: Mindfulness, is dat boeddhisme light? Daar was veel belangstelling voor, dat was ook een initiatief vanaf de zeepkist.
En een keer per jaar is er, dat bestaat al langer, een dharmapicknick, in de tuin van de HUB. Er zijn ook plannen om in de traditie van Thich Nah Hanh een stiltewandeling te organiseren. Wat we ook vanuit het Boeddhahuis doen is wat we noemen gluren bij de buren, met elkaar kennis maken, hoe werkt het nou bij jullie.? We hebben een aantal dingen gemeenschappelijk, zoals het boeddhisme. Maar er zijn ook grote verschillen. Er is verscheidenheid maar ook een kern wat ons bindt.’
Heb je een idee welke tak van het boeddhisme in de Maassstad de meeste aantrekkingskracht heeft voor aspirant boeddhisten of belangstellenden?
‘Ik weet dat niet. We hadden binnen het boeddhahuis een groep van jonge boeddhisten, de ‘frisse geesten’, maar die is helaas opgeheven. Jonge mensen zijn goed vertegenwoordigd binnen onze zendo.’
Wat zoeken jonge mensen in het boeddhisme?
‘De eerste gang is er vaak een uit onvrede en onrust. Ze zijn zoekend, er mist iets. Dat is vaak de eerste beweging. We hebben hier bijvoorbeeld drie keer per jaar een introductiecursus, er komen gemiddeld acht tot tien mensen, dat is best wel fors. Na anderhalf jaar zijn er nog vier of vijf over. Wat de mensen aantrekt in het boeddhisme is dat het heel open is, er is nooit een oordeel over mensen of dingen. Je ziet ook dat mensen terug komen als ze hebben afgehaakt, ze voelen zich welkom.
Dus ik denk dat in eerste aanvang, ik noem dat ik-gericht, ik voel onrust of ik kan me niet concentreren, het wordt niet stil van boven, onvrede, er mist iets, dat is vaak waarom mensen komen. En naarmate mensen langer hier mee bezig zijn, dan zie je vaak dat er een verschuiving en rust ontstaat. Dat, als je maar lang genoeg blijft zitten, het mededogen vanzelf ontstaat. En dan gaat het niet meer over jou, maar ook over anderen en dan kom je vanzelf in de bodhisattva gedachte. Daar hoef je niks anders voor te doen dan te blijven zitten. Wat typisch voor zen is is de beoefening om altijd in het moment te zijn en dat alles welkom is wat zich aandient. Dat je aan het oefenen bent om te stoppen met oordelen en veroordelen. Dat ervaar ik ook zelf. Een van onze lijfspreuken is: Wat raken wij aan en door wat worden wij aangeraakt, en ik zeg er zelf ook graag wie bij. Wat en wie…In die wisselwerking bewegen we ons de hele dag.’
Is dat typisch boeddhistisch, die bodhisattva-gedachte? Kan je ook als niet-boeddhist in je gedag en gedragingen dat ideaal benaderen?
‘Ja, natuurlijk, gelukkig wel. Het afgelopen weekeinde was ik vrijwilliger bij een voetbaltoernooi in Sint Agathe, in Brabant, en sprak ik daar met mensen die heel veel vrijwilligerswerk doen voor kinderen met een lichamelijke en geestelijke beperking. En die gaan een paar weken per jaar met die kinderen op stap, die doodgewone mensen. Nou, die hebben nog nooit van het boeddhisme gehoord. Ze doen het vanuit hun hart.’
Een paar weken geleden keek ik naar een detective op de tv. Zegt de ene detective tegen de andere, bij een tent met gelovigen en een prediker die zichzelf en zijn gehoor opzweepte: allemachtig, om je hele leven daar mee bezig te zijn om een plaatsje te veroveren in de hemel. Toen dacht ik: met het boeddhisme ben je ook je hele leven bezig.
‘Je mag en kan altijd een time-out nemen, het is geen dwang maar een spirituele weg om je te ontwikkelen. Wat ik zelf een prachtige uitspraak vind van onze zenleraar Nico Tydeman: als je aan iemand ziet dat hij boeddhist is, dan stinkt het een beetje. Bescheidenheid, lichtheid en humor, daar draait het toch om. En als ik iemand ontmoet die heel erg op zijn borst slaat omdat hij als boeddhist zo goed is, ja dan word ik een beetje wantrouwend.’
Hebben wij niet allemaal die behoefte, denken de beste te zijn?
‘Nou dat is ook een mooie uitspraak van Nico. Iedereen die in het begin gaat mediteren ervaart dingen en soms zijn ook ervaringen een frustratie. Je krijgt pijn in je lijf bij het zitten, of het lukt je niet om stil te zitten. Maar er kunnen ook weldadige ervaringen uit voortkomen, die je heel gelukkig maken. Je kunt prachtige kleuren zien, weet ik veel allemaal. Als je daar mee naar je leraar gaat om hem daarvan deelgenoot te maken… Nico luisterde wel en zei dan: ‘Hm, dat gaat wel over’, heel ontnuchterend. Zodra je er maar ook iets aan toekent, vormt zich ego, belangrijkheid, ik heb het licht gezien’.
Je zei, het Boeddhahuis is wel echt Rotterdams. Is het ook fysiek Rotterdams, is het meer dan virtueel?
‘Ik geloof dat het wel echt Rotterdams is is. Er zitten toch een hoop mensen in met de Rotterdamse mentaliteit. Met de poten op de grond. Die hun best doen om elkaar met al hun verschillen te respecteren. In de Boeddhahuisbijeenkomsten met elkaar te beoefenen. Dat is de kunst, wat je leert tijdens het zitten is het uitdragen naar buiten. Ik zou het zelf fijn vinden als het boeddhahuis een nog levendiger begrip wordt in Rotterdam en dat het gekoppeld gaat worden aan bepaalde activiteiten.’
Je hebt het fenomeen stadsverlichting van Touber. In woningen. Hij zegt dat dat een enorme uitstraling heeft in en op het functioneren van een stad.
‘Daar geloof ik absoluut in. Een appartementsgebouw in Rotterdam, met zoveel voordeuren, en stel dat daar een aantal mensen regelmatig mediteert en ook al zouden ze het niet weten van elkaar, ik denk dat dat effect heeft op hoe er met elkaar in zo’n buurt wordt omgegaan. Dat merk je in conflicten, het voorkomen ervan, of in andere situaties. Absoluut. Maar ook qua behulpzaamheid, rustiger reageren. Minder oordelen, meer ruimte voor elkaar. En sowieso veel meer beseffen dat alles met alles verbonden is. Het is een illusie dat wij afgescheiden zijn van elkaar. Wat ik doe heeft effect op jou en anderen.’
Zijn er ook contacten vanuit het Boeddhahuis met de politie, GGD, CAD of andere hulpverlenende instanties? Daar zouden jullie best wel wat in kunnen betekenen.
‘Ja, dat denk ik ook. We hebben geen vaste lijnen naar die instanties, maar wel indirect. In iedere sangha heb je bijvoorbeeld therapeuten, psychologen, yogadocenten, hulpverleners, die die contacten wel hebben. Stel dat je alle beoefenaren in Rotterdam in kaart zou kunnen brengen met hun bezigheden en activiteiten, dan zou het kunnen zijn dat heel veel mensen al die lijnen hebben lopen. Via het Boeddhahuis zouden we dat meer kunnen activeren en op de kaart zetten. En toegankelijker maken, of bewuster.’
Ik ben een tijd weggeweest hier, woonde in het buitenland, maar nu ik terug ben ervaar ik zo’n vriendelijke sfeer in de stad.
‘Ja, dat vind ik ook. Ik heb zelf het idee dat er meer trots ontstaat in Rotterdam. Meer identiteit. Minder van alleen maar hard werken en meer spiritualiteit. Ik denk niet dat de kentering in Rotterdam per se te maken heeft met het boeddhisme. Maar ik geloof absoluut in de uitwaaierende werking van het zitten. Hoe meer mensen de ervaring kennen van stilte kan dat heel helend zijn voor anderen. Daarom is zitten met elkaar zo belangrijk. Het met elkaar het spirituele pad gaan heeft veel extra’s, want zitten, meditatie kan ook een eenzaam pad zijn.
Er kan van alles onderuit gaan, ondersteboven raken en dan is het gewoon heel fijn dat er anderen zijn met wie je kan delen. Dat kan je leraar zijn, maar ook de sanghaleden onderling. Ik vind het zelf heel ontroerend om dat te ervaren. Je zit, weet niks, maar het is comfortabel om niks te hebben, niks te willen en niks te weten. Dat is ontroerend. Je zegt niks tegen elkaar, maar het is wel gezamenlijkheid.’
Dat stilte zoveel impact kan hebben.
‘Ja, enorm. Ik sprak enkele weken terug iemand die tien jaar geleden zei dat hij verlicht was. En ik vroeg hem: mediteer je nog wel eens? Nee, dat heb ik niet meer nodig, zei hij. Ik zei: mijn leraar zou nu zeggen, dat is het grootste risico, heb je een verlichtingservaring gehad, ga vooral weer zitten op het kussentje. Want voor je het weet word je hoogmoedig. Een leraar kan je met beide benen op de grond houden. Het boeddhisme is een pad dat langs toppen en dalen en langs afgronden kan gaan. Voor de een meer dan de ander maar vooral in het begin kan er veel overhoop gegooid worden. Ik merk het ook in deze groep, die ondersteuning.
Ik heb het idee dat ik het boeddhisme nooit meer kwijt zal raken. Het is mijn pad dat ik moet volgen tot waar het me brengt. In constateer hele veranderingen. Toen ik hier net was dacht ik: ik wil hier wel zijn maar er niet echt bij horen. Ik wil ook er zo weer uit kunnen. Ik ga me niet echt helemaal verbinden. En dat er dan gewoon door te zitten iets verandert, helemaal organisch. En daarna de ervaring te hebben dat ik helemaal niet vast kwam te zitten. Mijn angst dat ik dan niet meer weg kon onterecht was. Ik vind dat zulke mooie processen, de illusies die verdwijnen, het wordt allemaal steeds lichter.’
Zonnetje zegt
Een warm gevoel van bovenstaand intervieuw
Tineke zegt
Ja, dank voor dit mooie interview. Inspirerend, eenvoudig nabij en realistisch. Boeddha zou trots zijn!
Sjaan zegt
Mooi gesproken Marli