Ik ben geboren in de eerste helft van de twintigste eeuw. In een tijdperk dat werd gedomineerd door twee wereldoorlogen. Oorlogen waarin tientallen miljoenen mensen werden gedood en waarin steden, regio’s en culturen werden vernietigd en volkeren werden gedecimeerd. Een wereld waarin pijn, wanhoop en onuitsprekelijk verdriet vanwege vernietiging en dood de collectieve geest domineerden. In de tweede helft van mijn geboorte-eeuw kwam de nadruk te liggen op het herstel van de ruïnes die de wereldoorlog had achtergelaten en op het herstel van de economie. In deze opbouwwoede verdwenen introspecties van de menselijke ziel en fundamentele reflecties op de ontsporingen van de twintigste eeuw al snel naar de achtergrond. Diepgaande introspecties beperkten zich veelal tot het werk van filosofen als Hanna Ahrendt en Ernst Bloch. Zij reikten beschouwingen aan met leerinzichten én met waarschuwingen. Ze hadden – en hebben – invloed. Maar een invloed die zich in beperkte mate vertaalde naar collectieve inzichten.
In het herstel van de economie en de opbouw van streken, steden en dorpen werd de collectieve westerse geest in toenemende mate in beslag genomen door optimisme. De nadruk kwam te liggen op het genieten van de vruchten van de expanderende economie en de groeiende welvaart. Hierbij past de constatering dat groeiende welvaart vooral opging voor volkeren in wat we de ‘vrije westerse wereld’ noemen. De door het kolonialisme geknechte en (vaak tot op het bot) uitgebuite volkeren profiteerden nauwelijks van de westerse welvaart. Veel van deze volkeren kwamen in opstand en bevochten hun onafhankelijkheid. Het ontbreken van een goede reflectie op de ontsporingen van de twintigste eeuw stond in westerse landen begrip in de weg voor de antikoloniale strijd en blokkeerde het inzicht in de essenties van koloniale oorlogsvoeringen. Collectieve reflecties richtten zich op het herdenken van en het stilstaan bij slachtoffers van eigen bodem. De rituele twee-minuten-stilte die daarin plaats kreeg lijkt hand in hand te kunnen gaan met het sluiten van oren, ogen en hart voor slachtoffers van ver weg.
De westerse herdenkingscultuur focust zich op dichtbij én op het schuldgevoel over het wegvagen van miljoenen joodse mensen via de industriële vernietigingsindustrie die de westerse ‘beschaving’ voortbracht. Het is een herdenkingscultuur geworden van selectieve empathie. Het dit-nooit-meer-parool lijkt enkel van toepassing op Europese landen. Het westerse bewustzijn herhaalt daarom dezelfde patronen die hebben geleid tot de gruwelen van de tweede wereldoorlog. Patronen die nu opduiken in genocides die worden voltrokken door ondemocratische en agressieve landen als Israël, Soedan, China (om enkele in het oog springende te noemen). Genocides die plaatsvinden met stilzwijgen of met steun van westerse regeringen, met voorop de Verenigde Staten.
Hoe kan dit? Gaat het om een on-beïnvloedbaar en eeuwig herhalend patroon, ingebakken in de menselijke ziel? Een patroon dat mensheid-eigen is? Herhaalt de geschiedenis zich nou eenmaal in een eindeloze reeks knekelvelden?
Zijn er uitwegen, zijn er andere perspectieven?
De belangrijkste sleutel voor verandering ligt mijns inziens bij individuele en collectieve reflecties op onze westerse cultuur. Reflecties op de ego-gerichtheid van deze cultuur, een gerichtheid die maatschappelijke weefsels uit elkaar trekt en die het besef laat vervagen van alom-verbondenheid van alles wat leeft. We zijn evenwel geen afgescheiden wezens, we zijn verbonden met al wat is. Dit besef vertelt dat als mensen elders worden uitgehongerd en gebombardeerd wij in onze ziel mede worden uitgehongerd en gebombardeerd.
Een volgende sleutel ligt bij het ondersteunen van alternatieven voor de huidige economie van ongeremde productie en consumptie; een economie die teert op uitbuiting van mensen, dieren en grondstoffen en die ecologische catastrofes veroorzaakt. En tot slot is er de sleutel van het versterken van broederschap, gelijkwaardigheid en nevengeschiktheid voor alle leden van de mensheid, in onbevooroordeelde ontmoeting en verbinding.
Ik val vaak langer dan twee minuten stil bij het aanschouwen van de horror in de wereld. Tegelijkertijd wil ik het wel uitschreeuwen. Cultiveer compassie, mededogen, hulpvaardigheid, vrijgevigheid en verdraagzaamheid. In jezelf en bij anderen! Laat woede en fanatisme los! Moge het liefdevolle hart ons denken en handelen leiden. Laat zuivere menselijke verlangens hartstochtelijke gloeien in het hart. Dat is een basis voor het in balans brengen van initiatief en schepping met liefdevolle zorg voor elkaar.
Een utopisch, maar niet ondenkbaar, ideaal. Ik citeer Ernst Bloch: ‘Veel hoop kan een illusie blijken te zijn, maar zelfs utopische hoop kan wijzen op zeer reële menselijke wensen en drijfveren’.