Enige jaren geleden vertaalde Ronald Hermsen een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in zijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Vandaag deel twee van deze vertaling. Maandag wordt het het laatste deel in dit drieluik gepubliceerd.
Wanneer we uit gewoonte langere tijd op deze manier oefenen, wordt het louter oprijzen van gedachten de meditatie zelf. Het maakt geen verschil of gedachten al dan niet oprijzen. De grenzen tussen de kalme staat en de beweging van gedachten storten volledig in. De beweging van gedachten wordt nu direct gezien als onbeschrijfelijk licht, de manifestatie van de transparante helderheid van de basis, de oorspronkelijke staat. Deze bewegingen brengen geen schade toe aan de ondoorgrondelijke sereniteit van het midden en verstoren het ook niet. Beweging komt nu op als directe en onmiddellijke kennis (gnosis) die overal direct in doordringt en niet langer als onsamenhangende of discursieve gedachten die van zichzelf begrensd en beperkend zijn. Gedachten manifesteren zich op ongedwongen en natuurlijke wijze als deze direct doordingende kennis, zonder een tussenkomend proces dat onzuiver karmisch zicht transformeert in zuiver zicht, zoals dat bij tantrische systemen van oefening het geval is. Niettemin kan het voor de buitenstaander lijken alsof de geest [van zo iemand] een normale geest is, omdat heel gewone, alledaagse gedachten blijven opkomen. Niet alles is nu ineens goedheid en licht.
De beoefenaar blijft verlangen, hongeren en een stoelgang hebben zolang hij een fysiek lichaam – het product van karma uit het verleden – heeft. Ook al schijnt de ochtendzon op de gletsjer, het ijs smelt niet direct. Vergelijkbaar manifesteren alle kwaliteiten van verlichting zich niet onmiddellijk, ook al heeft de geest verlichting gerealiseerd. Maar terwijl de doorsnee mens altijd probeert om gedachten te creëren of onderdrukken en zo doorgaat met het verzamelen van energie die verbonden is met onbewuste impulsen, realiseert de beoefenaar de bevrijding van diezelfde gedachten precies op het moment waarop ze opkomen.
De vier methoden van bevrijding
Binnen dzogchen spreken we van drie of vier methoden van bevrijding:
1 bevrijding door pure aandacht
2 bevrijding zodra het oprijst
3 zelfbevrijding
4 oorspronkelijke bevrijding
In de tekst worden enkele metaforen gegeven om de betekenis van de methoden van bevrijding te illustreren. ‘Bevrijding door pure aandacht’ is bevrijding door middel van het herkennen van gedachten. Dit is als de ontmoeting met iemand die we al eerder hebben ontmoet. ‘Bevrijding zodra het oprijst’, waarbij gedachten zichzelf bevrijden zodra ze opkomen, is als een slang die door zijn eigen knopen glijdt en zichzelf zo ontwart. Bij ‘zelfbevrijding’, rijzen gedachten op in hun onmiddellijke en natuurlijke, ongedwongen bevrijding. Dit is als een dief die een leeg huis binnengaat en niets vindt om te stelen. Hier hebben het oprijzen en de bevrijding van gedachten nadelige, noch voordelige gevolgen voor de staat van contemplatie.
De eerste drie methoden van bevrijding verwijzen naar het proces van het bevrijden van gedachten, terwijl ‘oorspronkelijke bevrijding’ refereert aan Rigpa [de natuur van de geest; altijd aanwezig, zuiver oorspronkelijk gewaarzijn] zelf, wat van het begin af aan nooit anders dan volledig bevrijd is geweest.
Bij de methode ‘bevrijding door pure aandacht’ [1], is er slechts een minimale mentale activiteit. We richten onze aandacht op de gedachte zodra deze oprijst en herkennen deze als een gedachte. Dit is als het zien van een schijnbare vreemde in een drukke straat, die je plotseling herkent als een oude bekende. Ook wanneer dit een grotendeels automatisch proces geworden is, bestaat er nog altijd een kleine tussenpose in de tijd tussen het oprijzen van de gedachte, het gewaar worden van zijn aanwezigheid en de herkenning van de gedachte als gedachte aan de ene kant, en het weer oplossen van de gedachte aan de andere. Voor de beginner is deze oefening passend, later wordt het een fout wanneer deze niet overstegen wordt.
[2] In de volgende fase verbrokkelt de gedachte zodra deze oprijst. [Als voorbeeld kan dit proces geïllustreerd worden] met het tekenen op de oppervlakte van water. De tekening valt uiteen op het moment van tekenen. Het tekenen en uiteenvallen vinden tegelijkertijd plaats. Hier vinden het opkomen en de bevrijding van de gedachte gelijktijdig plaats. Er is geen interval of discontinuïteit tussen het zelfoprijzen en de zelfbevrijding van gedachten. Daarom verschilt dit proces van het proces van ‘bevrijding door pure aandacht’ en staat het bekend als ‘bevrijding zodra het oprijst’. Er is nog altijd een klein onderscheid tussen het stadium van oprijzen en dat van bevrijding. Bij deze beoefening wordt echter geen enkele poging ondernomen om het oprijzen van gedachten te onderdrukken. Er wordt geen energie in zo’n poging geïnvesteerd, daarom is het proces van bevrijding natuurlijk, ongedwongen, automatisch en moeiteloos. Terwijl er tijdens de beoefening van ‘bevrijding door pure aandacht’ nog altijd de minimale inspanning van de pure aandacht is, is zo’n soort inspanning er nu niet. Welke gedachten ook oprijzen, zij worden door hun eigen impulsieve beweging voortgedreven tot in de natuurlijke staat en bevrijd. Zo worden gedachten die oprijzen gezuiverd – dat wil zeggen ‘bevrijd’ – door middel van de potentialiteit van de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn, die gelijk is aan leegte]. Zij worden zonder inspanning bevrijd door dezelfde energie en impulsieve beweging die aan hun oprijzen ten grondslag ligt. Daarom gebruikt de tekst het beeld van een slang die zichzelf ‘ontknoopt’. Wanneer een gedachte oprijst die een grote verandering van energie met zich brengt – bijvoorbeeld een gedachte van verlangen of van woede –, dan zal het gewaarzijn dat aanwezig is bij de bevrijding van die gedachte, veel sterker en helderder zijn. Zo wordt de hartstocht vriend en helper van gewaarzijn [rigpa], in plaats van zijn vijand en tegenstander. Op deze manier rijzen alle onsamenhangende en discursieve gedachten op als manifestaties van de intrinsieke energie van de direct doordringende aard van gewaarzijn [rigpa] zelf.
We verblijven in deze staat zonder ook maar iets te accepteren of verwerpen. Toch houden we nog vast aan de herkenning dat de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn die gelijk is aan leegte] aan de kant van bevrijding staat en daarom wordt hier nog altijd een subtiele dualiteit in stand gehouden.
Bij de derde fase [3] wordt zelfs het onderscheid tussen oprijzen en bevrijding of oplossing overstegen. Vandaar het beeld van een dief die een leeg huis binnen gaat en niets vindt om te stelen. Wanneer gedachten oprijzen, worden zij ogenblikkelijk bevrijd en zij gaan op geen enkele manier buiten de staat van de dharmakaya. Dit wil zeggen dat hun oprijzen tevens hun bevrijding is en dus bestaat er niet langer een onderscheid tussen deze twee stadia of momenten. Bevrijding is volkomen automatisch, natuurlijk en ongedwongen, moeiteloos en onmiddellijk. Dit proces staat bekend als ‘zelfbevrijding’ en is de juiste methode voor dzogchen. Al het andere is voorbereiding.
** Tussen […] staan teksten die door Ronald zijn toegevoegd.