In België is het vandaag nationale Vrouwendag, niet te verwarren met de Internationale dag voor de vrouw, die op acht maart wordt gevierd. Namens het Vrouwen Overleg Komitee legt Els Flour uit waarom Vrouwendag 11 november in 2014 over armoede gaat. “We kunnen niet om de vaststelling heen dat onze maatschappij armoede creëert en in stand houdt.”
Toen het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) begin 2014 met het Vilvoordse platform het thema vastlegde voor de Vrouwendag van dinsdag 11 november was er grote eenstemmigheid om ‘armoede’ centraal te stellen.
Het blijft een schokkende vaststelling dat in het welvarende België 15,3 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft. In het nog welvarender Vlaanderen is dat 9,8 procent en nergens is die kloof tussen arm en rijk zo groot als in de regio Halle-Vilvoorde.
Vrouwen hebben een specifieke kwetsbaarheid voor armoede. Zo maken ze tachtig procent uit van de ouders in eenoudergezinnen, waarvan meer dan een vijfde in armoede leeft. Vrouwen zijn veel vaker dan mannen afhankelijk van het inkomen van een partner: liefst 36 procent van de vrouwen zou onder de armoedegrens belanden, als ze alleen hun eigen inkomen hebben (bij mannen is dat 11 procent). Vrouwen van buiten de EU, vrouwen met een handicap… zijn extra kwetsbaar voor armoede en steeds kwetsbaarder dan mannen in dezelfde groep.
In het eisenpakket dat het VOK dinsdag 11 november overhandigt aan de beleidsmakers, staan een rits maatregelen die moeten helpen om armoede terug te dringen. In de weken tussen het opstellen van die lijst en de Vrouwendag zelf, zag het VOK echter met grote ongerustheid hoe de ene regeringsmaatregel na de andere de reeds fragiele inkomens van vrouwen (en kwetsbare groepen in het algemeen) verder onder druk zet.
De beperking van de inkomensgarantie bij onvrijwillig deeltijds werk raakt hoofdzakelijk vrouwen: 79 procent. Er zijn bovendien nefaste ingrepen in de pensioenen, die voor vrouwen al zo armoedig uitvallen omdat ze zelden een volledige loopbaan hebben gehad. Als de uitkeringen al opgetrokken worden tot boven de armoedegrens, dan wil de federale regering eerst alle bijkomende voordelen in rekening brengen alvorens het bedrag van de uitkering te bepalen.
Het klinkt eentonig, maar het blijft een belangrijke vaststelling: de maatschappij verwacht dat vrouwen zich sterk engageren in de zorg voor kinderen, ouderen, zieken. Vervolgens presenteert diezelfde maatschappij hen daar vervolgens de rekening voor: gemiddeld lage inkomens, lage werkloosheidsvergoedingen en lage pensioenen.
In de aanloop naar deze Vrouwendag van 11 november hoorden we de getuigenis van een vrouw wiens maandelijkse inkomen ongeveer 250 euro bedraagt. Zij getuigde dat ze deeltijds werkte, werkloos werd, een relatie aanging, het statuut van ‘samenwonende’ kreeg, en haar uitkering zag vervolgens zag dalen tot een niveau dat haar niet meer toelaat om terug alleen te gaan wonen.
Armoedebestrijding mag dan hoog op de politieke agenda staan, we kunnen niet om de vaststelling heen dat onze maatschappij armoede creëert en in stand houdt.
Op de Vrouwendag van 11 november willen we die maatschappelijke verantwoordelijkheid beklemtonen. Armoede is niet de schuld van individuele mensen. Niemand kiest voor een leven in armoede. We willen beklemtonen dat er veel meer beleidsruimte is om armoede te bestrijden dan de verschillende regeringen doen blijken.
Beleidsmaatregelen zijn ook in crisistijd keuzes, het zijn geen natuurfenomenen. Er is wél een alternatief voor de besparingen in de sociale zekerheid en in de sociale dienstverlening. Die overheidsdiensten en sociale zekerheid zijn onze ‘commons’, ons gemeenschappelijk bezit: we hebben ze samen opgebouwd, we mogen ervan verwachten dat ze iedereen ten goede komen en protesteren wanneer dat niet het geval is.
Dat maakt ze fundamenteel anders dan private verzekeringen en diensten. Met een bredere financiering, bijvoorbeeld via een vermogenswinstbelasting, is het perfect mogelijk om die ‘commons’ in stand te houden. Net zoals het perfect denkbaar is om het nationale en Europese sociaal-economisch beleid weer ten dienste te stellen van alle burgers en niet van een toplaag en ‘de markten’.
Net zoals het mogelijk en belangrijk blijft om ook meer radicale veranderingen na te steven, zoals een kortere werkweek voor iedereen. Zodat het beschikbare werk beter wordt verdeeld, zodat mannen en vrouwen niet langer moeten kiezen tussen werken en zorgen, maar beiden kunnen doen, en daarbij een volwaardig inkomen hebben. Het armoederisico zal dan verkleinen en het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven van de sociale zekerheid zal verbeteren.
Voor het VOK is de echte beleidskeuze een keuze tussen een samenleving die werkt aan gelijkheid, of een beleid dat toelaat dat rijkdom groeit voor de enen en armoede voor de anderen. Die armoede weegt zwaar, het gaat om zoveel meer dan inkomen alleen. Armoede strekt zijn tentakels uit naar alle levensdomeinen, sluit mensen uit van werk, van goed wonen, van vrije tijd, van onderwijs.
Daar bovenop komt het stigma van ‘anders’ zijn, de voortdurende stress om te overleven en niet te weten wat er nu weer boven je hoofd hangt. Het gevoel van tekort te schieten ook, want je wil zo graag dat je kinderen niets tekort komen, dat ze het goed hebben.
Op 11 november zeggen we armoede de wacht aan en zeggen we neen aan een samenleving waarin vrouwenemancipatie betekent dat vrouwen in 2012 41 procent van de thuislozen in Vlaanderen uitmaakten waar dat in 1982 ‘maar’ 18 procent was.
Els Flour is lid van de Raad van Bestuur van het Vrouwen Overleg Komitee (VOK)