I – DE RELATIEVE WERKELIJKHEID VAN ”’EGO ”, CONCEPTEN EN OBJECTEN.
In dit artikel wordt op een beknopte wijze de dualistische beleving beschreven van wat men de objectieve werkelijkheid, noemt, die van objecten en concepten. Vervolgens kan het imaginaire karakter van die werkelijkheid door een toenemend bewustzijn en inzicht meer en meer aangetoond worden. Tenslotte volgt een, voorzichtige poging de bijzondere, non-dualistische ervaring, het gewaarzijn weer te geven.
In het dagelijks leven, nemen mensen, op een dualistische wijze, subjecten en objecten waar, denken in voorstellingen en begrippen, hebben positieve en negatieve gevoelens, emoties, die ze benoemen met binaire begrippen en die ervaren als de bestaande werkelijkheid.
De objectieve wijze van ervaren ontstaat vanuit het idee van een autonoom ”ego” of het ” profane” bewustzijn, dat uit het ”open” bewustzijn is voortgekomen. Bewustzijn is een kennend, dynamisch proces van gewaarwording van waarnemingen, lichamelijke gevoelens, gedachten en emoties. Het wezenlijke verschil tussen beide vormen van bewustzijn is,” HOE ”de werkelijkheid wordt ervaren. Concreet gezegd, gebeurt dit op een dualistische of non-dualistische wijze?
Het ”open ”bewustzijn”, dat, aan het begin van het leven, spontaan, onbegrensd en zuiver ontvankelijk reageert op lichamelijke behoeften en gevoelens, ervaart de fenomenen direct en non-conceptueel in hun ”zo zijn ”.
Het ”profane ” bewustzijn ontstaat geleidelijk uit de ervaring van een ”ik”, als subject tegenover de omgeving. De dualistische breuk, zoals Han de Wit die omschrijft.
Tijdens het socialiseringsproces en deelname aan het sociale leven, wordt het ”ego” of het ”profane ”bewustzijn met een zelfbeeld of identiteit mede door het begripsmatig denken geconstrueerd. Dit bewustzijn projecteert gedachten, voorstellingen en emoties op de wereld van fenomenen. Om orde te scheppen brengt de taal een samenhang in de wereld van fenomenen tot stand, door die te benoemen als werkelijk en bestaand. Deze werkelijkheid wordt niet waargenomen maar door begripsmatig denken geconstrueerd, benoemd en door emoties gekleurd. Een dubbele dualiteit is ontstaan, subject-object en concept-object. ( 6 )
De taal als lens, speelt door het benoemen en herkennen van objecten een beslissende rol in de subject-object ervaring van de werkelijkheid.
Externe fenomenen worden als objecten waargenomen en interne verschijnselen, als concrete gedachten en emoties ervaren. Zo zie ”ik ” objecten, hoor ”ik” bepaalde geluiden, ervaar ”ik” bepaalde gevoelens en heb ”ik” concrete gedachten.
Door kennis, inzicht en meditatie, kan de ware, lege aard van ”ego” worden doorzien, het imaginaire karakter van objecten en concepten worden aangetoond om geleidelijk en spontaan het non-conceptuele, ego-loze ”open” bewustzijn te ervaren.
In de visie van het boeddhisme ervaart de mens, al of niet bewust, voortdurend een onophoudelijke stroom van zintuiglijke, lichamelijke en mentale verschijnselen, ”dharma’s ‘genaamd. Op een bewuste wijze kunnen vormen worden waargenomen, geluiden gehoord, lichamelijke en mentale processen, worden ervaren. Op deze stroom van zintuiglijke en lichamelijke ervaringen voert de geest met haar mentale ”dharma’s ”, gedachten zoals herinneringen, voorstellingen en emoties een pijlsnelle, onopgemerkte bewerking uit. Meest bepalend is de inwerking van cognities en emoties op de waarneming en de ervaring.
Bij voorbeeld, bij de zintuiglijke waarneming wordt een fenomeen, een vorm of levend wezen, door het begripsmatig geheugen herkend als huis of mens. Het object of subject kan dan benoemd worden met behulp van de taal en door gevoelens, positief of negatief worden gewaardeerd. Deze zeer snel optredende vermenging van de drie genoemde ‘dharma’s’ wordt in het dagelijks leven niet onderkend, maar kan in een vergevorderd stadium van meditatie wel worden doorzien.
Hoe de ” dharma’s ” elkaar beïnvloeden, wordt uitgebreid en duidelijk beschreven in hfst. 3 van de ”Lotus en de Roos ” van Han de Wit ( 1 ).
In het volgende citaat uit de ” Vlucht van de Garoeda ”wordt mooi geïllustreerd hoe deze voor ons zichtbare en herkenbare wereld ontstaat (2).
Toen Devaputra aan de Boeddha vroeg ”Wie schiep de berg Meru , de zon en de maan?’ antwoordde de Boeddha , ”Zij hebben geen andere schepper dan de karmische krachten, de gewoontepatronen en de conditionering van onze gedachtenprocessen. Deze bepalen en benoemen de verschijnselen, maken ze tot materiele objecten en zo krijgen ze dienovereenkomstig vorm. Alle dingen worden geschapen door onze eigen geest .”
Het proces van objectivering vindt niet alleen plaats in de waarneming van externe fenomenen, maar ziet men ook in cognitieve processen, zoals het denken in binaire begrippen.
Een veel voorkomende wijze van denken is het toekennen van een concreet bestaan aan nominale begrippen. Deze begrippen zijn een samenvatting van een aantal externe verschijnselen, die een objectief of beter gezegd een ” ding-achtig ”karakter krijgen. Zo maken wij een voorstelling van een aantal bomen als een” bos”, dat bestaat met bepaalde kenmerken, zoals groot of klein. Een ander voorbeeld is het begrip ”massa” dat gebruikt wordt om een groot aantal mensen aan te geven.
Ook op metafysisch gebied ziet men deze denkwijze. B.v. als men spreekt over de vele negatieve gebeurtenissen die plaatsvinden, als het ”kwaad” dat in de wereld bestaat. Of als men bepaalde kenmerken of waarden toekent aan het ”’leven”.
Het cognitieve proces van ” reificatie ”, het toekennen van een concreet karakter aan gebeurtenissen, ideeën of hypothetische constructies, komt zowel in het wetenschappelijk als in het dagelijks denken voor. Abstracte ideeën, zoals het” bewustzijn”, de ”staat”, ” de natuur” worden behandeld alsof ze als fysische entiteiten bestaan met bepaalde kenmerken waarover veel kan worden getheoretiseerd.
In het denken krijgt het begrip ”’verleden ” ook een concreet karakter. Vanuit de absolute, non-conceptuele werkelijkheid, vindt, wat het ervaren van het ” verleden ”genoemd wordt, in het heden plaats. Deze momenteel plaatsvindende gedachten en beelden krijgen dan het etiket, ”herinnering”.
II – DE WARE ” LEGE ” AARD VAN ” EGO ”, CONCEPTEN EN OBJECTEN.
Door het denken wordt, volgens het boeddhisme het idee van een afzonderlijk en permanent ”ego ”, gecreëerd met het zelfbeeld dat zich ontwikkelt in relatie met andere ”zelven ”Met het zelfbeeld identificeert men zich op vaak op emotionele wijze. De vele indrukken die men gewaarwordt, worden op egocentrische wijze ervaren. Bij lichamelijke gewaarwordingen, zegt men ” Ik ben ziek ”, alsof ”ego ” die innerlijke verschijnselen ”Is”. Als men beweert ” Ik heb hoofdpijn ”, dan HEEFT ” ego ”die gevoelens en in de uitdrukking ”Ik was mijzelf niet”, ontstaat het beeld alsof er twee ”Ikken ” zijn.
Het idee van ”ego ”als vaste en permanente entiteit dat die gewaarwordingen op dualistische wijze ervaart, wordt weerlegd door de ” Vaibhashikas ”school binnen het ”Hinayanana” boeddhisme. In hun visie kunnen alle vluchtige ervaringsmomenten ondergebracht worden in vijf ”skandha’s” of categorieën, zoals vorm of lichaam, gevoelens, percepties, mentale constructies en vormen van bewustzijn. Deze ””aggregaten ”, die alle vluchtige, zintuiglijke, lichamelijke en mentale verschijnselen bevatten, hebben geen vast en permanent karakter en kunnen derhalve geen entiteit zijn.
De realiteit van ”ego” als entiteit wordt in deze visie dus ontkend. De wereld om ons heen, echter, de relatieve werkelijkheid wordt als bestaand en objectief beschouwd en ervaren.
Door de ”Madhyamaka ”-school wordt door logische analyse de illusoire aard van objecten en de grenzen van de redenerende geest aangetoond. In de absolute, non-conceptuele werkelijkheid kunnen concreet waargenomen objecten als zodanig niet bestaan en ook niet ontstaan. Op de waargenomen verschijnselen wordt door het denken, a.h.w. een begripsmatige deken gelegd, soms met causale verbanden. Volgens het boeddhisme is er tussen fenomenen alleen sprake van wederzijdse afhankelijkheid of interdependentie.
De bovenstaande weergave en analyse wordt door het denken gedaan op een dualistische en conceptuele wijze.
Deze beschrijvende en analytische benadering van de aard van de werkelijkheid is mogelijk na studie en contemplatie in een geest die door beoefening van ”shamatha ‘-‘ meditatie tot een zekere rust is gekomen. Door te leren systematisch, de aandacht te richten op b.v.de ademhaling, kan men de invloed van gedachten geleidelijk terugbrengen. Door regelmatige beoefening treedt een emotionele stabiliteit op.
Een meer verfijnde vorm van meditatie is de ”vorm- of objectloze shamatha ” meditatie, waarin, met de ogen geopend, de aandacht op de geest wordt gericht.
In de toegenomen gemoedsrust en door contemplatie wordt een diepgaander onderzoek naar de aard van de gedachten en emoties meer en meer mogelijk en wel door beoefening, onder begeleiding, van ”Vipashyana of Inzicht-”meditatie. In deze bijzondere vorm van introspectie kunnen gedachten en emoties in de geest worden waargenomen, maar kan ook worden gedacht over deze wijze van waarneming. Zonder te oordelen, kijkt men naar gedachten, niet naar de inhoud, of naar theoretische verklaringen, nee, door de gedachten in de ruimte te laten zijn, manifesteert zich de ware transparante, niet-substantiële aard van de gedachten. Het inzicht in de ”lege” aard van gedachten is een bijzondere ervaring.
Door beoefening van de genoemde meditatietechnieken, wordt geleidelijk de aard en de rol van gedachten en emoties, meer en meer transparant.
Behalve studie, logische analyse en meditatie, is contemplatie essentieel om inzicht te krijgen in de ware, ”lege” aard van ”ego”, objecten en concepten.
Het helder geschreven boek ”Contemplating Reality” van Andy Karr, is met de vele contemplatieoefeningen een uitstekende gids (3)
Met behulp van dit boek gaat men geleidelijk, de benoemende wijze van waarneming zien en de grote rol die nominale begrippen spelen in het objectiverend denken.
Zo kunnen vanuit de absolute werkelijkheid gezien, geen bladeren van bomen vallen, zonder de aanwezigheid van een waarnemer, omdat bladeren en bomen als zodanig niet bestaan maar concepten zijn. Alleen vanuit het denken, kunnen wij dit idee hebben. Aangepast citaat uit (3).
Het doorzien van de niet-substantiële aard van objecten en concepten wordt nog steeds op een transparante en dualistische wijze ervaren.
‘DE NATUURLIJKE STAAT’ ‘HET GEWAAR ZIJN’
Na vele jaren van spirituele beoefening, manifesteerde zich, spontaan en steeds langduriger, een natuurlijke staat van bewustzijn. Het ervaren in een gelijkmoedige, open geestestoestand van een heldere ruimtelijkheid. Een bijzondere en transcendentale ervaring. Door gewoon te gaan zitten, openbaart zich, zonder toepassing van een techniek, stil en ongemerkt, een totale ruimtelijk ervaren geestelijke ontspanning en een afnemend lichaamsbesef. De dualiteit: subject -object in de beleving is opgeheven. Dit is een bevrijdende ervaring uit een egocentrisch omhulsel.
Zolang er ”geest ”is, zullen er gedachten en emoties zijn. Ze komen nog wel, mogen er ook zijn, ze verdwijnen, zonder een spoor achter te laten. Maar In de ontstane ruimte neemt de invloed van gedachten en gevoelens steeds meer af en verdwijnt vrijwel.
”Gewaarzijn’ is een ononderbroken, levende en pure ervaring van het ”hier en nu ”.
‘Like the center of a cloudless sky
This self-luminous mind is impossible to express
It is wisdom of non-thought beyond analogy
Naked ordinairy mind’ (4)
Tijdens de jarenlange spirituele, deels introspectieve reis, kwam ik veel ervaringen tegen:
- Intensieve, positieve maar ook negatieve, confronterende emoties en vele niet altijd fraaie gedachten komen voorbij. De bewustwording kan pijnlijk zijn maar geleidelijk kunnen deze ervaringen, mede door de aard ervan te doorzien, aanvaard worden en een plaats krijgen.
2 De toenemende bewustwording en het doorzien van de overweldigende rol van het denken in begrippen en voorstellingen en de invloed van emoties op de beleving en gedrag in de relatieve werkelijkheid o.a. door mythen, religies en ideologieën.
3 De blijvende, grote rol die reflexen, egocentrische gedachten, gevoelens en emoties blijven spelen in het dagelijks leven.
- In de loop van de tijd is er een toenemende empathie en compassie ontstaan voor het alomtegenwoordig, onnodige en zinloze lijden van levende wezens.
- Door de afgenomen invloed van gedachten en emoties worden zintuiglijke en lichamelijke gewaarwordingen veel directer en intensiever op ervaren. De buitenwereld wordt op een panoramische wijze ervaren.
- Een groeiend besef en gevoel van vergankelijkheid. Vooral de beleving van het unieke bestaan op dit moment, zo mooi weergegeven in de uitspraak ”Every existence is a flashing into a vast” fenomenal world ” van Dogen Zen.
Door de vaak, spontaan, ontstane, totale rust en ontspanning, wordt ook op vergevorderde leeftijd, een grote mate van lichamelijke en mentale licht- en soepelheid ervaren, alsof er een verjonging heeft plaatsgevonden.
In het contact met mensen is er vaak sprake van een, van rolgedrag bevrijd, inlevend en belangstellend ervaren van de totale situatie, met ruimte voor spontaan gedrag, vaak met humor.
Graag wil ik nog vermelden, dat ik op mijn spirituele reis veel te danken heb gehad aan de begeleiding van ” acharya ”, Han de Wit, zijn boeken, begrippen en aan door hem aanbevolen literatuur. Door zijn inzicht kwam ik, op het, voor mij geschikte pad van het ”Mahamoedra ”-boeddhisme.
De begrippen ”open -en profaan ” bewustzijn worden door Han de Wit uitgebreid beschreven en uitgelegd in ”Contemplatieve Psychologie. In het boek ” Filosofie met de vlinderslag ” van Woei-Lien-Chong ,worden deze begrippen op een fraaie wijze verbonden met de filosofie van het ”daoisme’. Deze benadering laat duidelijk de alles overheersende rol zien, die de taal speelt in de beleving van de werkelijkheid.