Jaren geleden is deze vraag reeds naar voren gebracht door bezorgde (theravada) boeddhisten die de commercialisering zagen van boeddhistische meditatietechnieken door westerse meditatieleraren en zich gingen afvragen of het geven van boeddhistische meditatielessen als professie, als een vaste bron van inkomsten, wel gezien kon worden als onderdeel van juiste levenswijze, dus conform de leer van de Boeddha. Bhante Shravasti Dhammika, een Australische theravadamonnik constateerde:
‘Today, some Westerners go to traditional Buddhist countries to learn Dhamma or meditation, they return to their homelands and then charge for teaching what they were taught for free. I really think this is unethical’ [1]
Of deze constatering terecht is of niet hangt geheel samen met wat wij verstaan onder ‘Juiste Levenswijze’. Deze constatering van Bhante Dhammika die in 2010 werd gemaakt, speelde echter al eerder in Nederland en speelt nu nog een belangrijke rol bij de scheiding van de diverse vipassana- en inzicht meditatieleraren.
Laten wij eerst kijken hoe ‘juiste levenswijze’ meestal wordt omschreven. Een gangbare interpretatie is dat het de uitoefening van een eerlijk en heilzaam beroep is, waarbij bij de uitoefening van het beroep geen schade of vernietiging van andere levende wezens tot gevolg heeft. De beschrijving in SN 45.8 is echter concentrisch en laat veel over aan de bewustheid van de lezer zelf:
‘En wat is de juiste levenswijze? Er is een geval wanneer een leerling van de Edelen het oneerlijke levensonderhoud achter zich kan laten, zijn levensonderhoud voorziet met het eerlijke levensonderhoud. Dat is juiste levenswijze.’[2]
Echter verspreid over de Tipitaka kunnen wij duidelijke aanvullingen zien welke beroepen en uitgangspunten als onjuist levensonderhoud wordt gezien. Een blik op de Vanijja Sutta[3] levert een aantal beroepen op die voor leken boeddhisten volgens de sutta verboden zijn:
- Handel in wapens.
- Handel in mensen (slaven en prostitutie).
- Handel in levende wezens voor vleesproductie en slachterij.
- Handel in vergif.
- Handel in bedwelmende middelen.
Verder zijn er nog twee beroepen die door de Boeddha geadviseerd werden om te vermijden vanwege de karma gevolgen: als militair (SN 42.3[4]) en als acteur/actrice (SN 42.2[5]).
Juiste Levenswijze houdt ook in het vermogen om de financiële huishouding goed in evenwicht te houden. In de AN 8.54[6] zegt de Boeddha:
‘Hierin Vyagghapajja, een gezinshoofd die kennis heeft van de baten en de lasten leidt een evenwichtig leven, niet overdreven in uitgaven noch gierig, wetende dat daardoor zijn inkomsten meer dan zijn uitgaven zullen zijn, en niet dat de uitgaven meer dan de inkomsten zullen zijn.’
Juiste Levenswijze houdt dus in dat naast de gekozen heilzame en eerlijke beroepen ook een gebalanceerde instelling in de huishouding wordt gezien als correcte levenswijze, geen uitbundig vertoon van rijkdom, een bewust zicht in de in- en uitstroom van de huishoudelijke kas. Het vermogen om nederig te zijn, gematigd in de uitgaven dan wel gul in het doneren.
Uit het bovenstaande lijkt op ‘t eerste gezicht dat er niets mis mee is om een beroep uit te oefenen als professionele meditatie leraar. Als wij echter verder kijken in de sutta’s dan blijkt dat ook spirituele- en meditatieleraren zijn gebonden aan specifieke eisen van Juiste Levenswijze. In DN 2[7] verbiedt de Boeddha als beroep: de toekomst voorspellen; het afdwingen van het lot door offers; spreuken uitspreken om onzichtbare wezens te kunnen beheersen enz. Daardoor vallen een scala van ‘spirituele beroepen’ zoals astrologie; numerologie, handlezen magische bescherming enz. onder de nummer onheilzaam levensonderhoud.
Als de Boeddha het aanbieden van ‘bovennatuurlijke’ diensten als beroep afwees dan zou logischerwijs hetzelfde van toepassing zijn op het aanbieden van spiritualiteit tegen geld. Dhamma als waar op de markt van vraag en aanbod. De bevestiging is dan ook te zien in Ud 6.2[8] waarbij de Boeddha, nadat Koning Pasenadi hem vroeg over het gedrag van zijn spionnen die vermomd waren als asceten, zei:
Men moet niet overal inspanningen maken,
moet niet andermans huurling worden,
niet afhankelijk van een ander leven,
moet niet als een handelaar in de Dhamma zijn.
In SN 3.11[9] werd dit laatste couplet vervangen door een passage die duidelijker aangeeft om wat voor soort personen dit gaat:
Ze zijn overal in deze wereld,
volledig verborgen:
onrein van binnen,
mooi van buiten.
Het handelen in de dhamma als koopwaar valt dus volgens de sutta’s duidelijk buiten de grenzen van Juiste Levenswijze. Daarbij is er voor een boeddhist ook nog een morele reden om de verkregen dhamma niet als koopwaar aan te bieden, maar dit kosteloos te verspreiden ter vermeerdering van het geluk van alle levende wezens. Dhp 354 zegt:
‘sabba danang dhamma danang cinnati’
Van alle donaties is het doneren van Dhamma het hoogst.
Een meditatieleraar die meditatieles geeft tegen betaling berooft zichzelf van de mogelijkheid om de hoogste verdiensten (Pali: puñña) te realiseren. Het getuigt van verkeerde visie (Pali: ditthi); onvolledigheid in de zuivering van de geest; en onrijpe vipassana inzichten. Je zou je kunnen afvragen of ze wel de juiste personen zijn om vipassana onderricht te mogen geven. Commercie in meditatie heeft geen plaats in Juiste Levenswijze, althans niet in boeddhistisch meditatieonderricht en in het bijzonder bij vipassana onderricht.
Wat zou dan een oplossing kunnen zijn voor leken meditatie leraren die geen onderdeel meer uitmaken van een sangha van monniken/nonnen? De meditatieleraren die geen pij dragen, of hun pij hebben afgedaan in de loop der jaren, moeten een regulier (heilzaam) beroep kiezen in de maatschappij en in hun levensonderhoud voorzien met een niet op spiritualiteit gebaseerd beroep. Deze leraren kunnen dan in hun vrije tijd de dhamma kosteloos doneren aan de yogi’s die behoeftig zijn. Als zij goed in de verspreiding van de Boeddha dhamma zijn zullen zij vanzelf goed bedoelde donaties ontvangen. Voor deze leraren zijn de morele verdiensten vaak hoger dan van doorsnee monniken omdat zij de 5 en de 8 leefregels buiten een beschermde omgeving moeten praktiseren, en de Sasana Boeddha dhamma moeten hooghouden in een omgeving waarbij bijna alle waarden en normen tegenovergesteld zijn met wat zij hooghouden. In de dhamma is er geen plaats voor conformisme met de wereld.
Het zijn juist deze morele verdiensten, die er voor zorgen dat een wereldse persoon (pali: puttujana) een edele persoon (pali: ariya pugala) zou kunnen worden; een stroomwinnaar een eenmalig terugkerende; van een eenmalig terugkerende naar een niet terugkerende; en van een niet terugkerende naar een volledig bevrijde. Vandaar is commercie in vipassana onderricht niet alleen niet passend en niet conform de Juiste Levenswijze, maar ook onnodig want wat je er voor terugkrijgt is de volledige bevrijding. Het ongeconditioneerd geluk.
Abbreviaties:
DN Digha Nikaya
SN Samyutta Nikaya
Ud Udana
Dhp Dhammapada
[1] Magga-vibhanga Sutta, vert. Bhikku Thanisaro, door mij vertaald uit het Engels.
[1] AN 5.177 Bhikku Thanisaro, door mij vertaald uit het Engels.
[1] Yodhajiva Sutta.
[1] Talaputa Sutta.
[1] Dighajanu Sutta.
Paṭisalla Sutta, vert. Bhikkhu Thanissaro, door mij vertaald uit het Engels.
Thanisaro Bhikkhu, ‘Udana’, 2012, p. 94, door mij vertaald uit het Engels.
[2] Magga-vibhanga Sutta, vert. Bhikku Thanisaro, door mij vertaald uit het Engels.
[3] AN 5.177 Bhikku Thanisaro, door mij vertaald uit het Engels.
[4] Yodhajiva Sutta.
[5] Talaputa Sutta.
[6] Dighajanu Sutta.
[7] Samaññaphala Sutta.
[8] Paṭisalla Sutta, vert. Bhikkhu Thanissaro, door mij vertaald uit het Engels.
[9] Thanisaro Bhikkhu, ‘Udana’, 2012, p. 94, door mij vertaald uit het Engels.