Een jaar of veertig geleden – ik was twintig – bevond ik mij voor een ‘house warming’ in een statig apartement aan de Amsterdamse Willemsparkweg, toen ik werd aangeklampt door een veel oudere man. Met een biertje in de hand stond ik met een vriend – hij studeerde natuurkunde – te oreren over de vraag of de tijd zich ook in kronkels kan bewegen. De man legde zijn hand op mijn arm en mengde zich in ons gesprek. Hij kon zich opmerkelijk goed in onze discussie verplaatsen. Het wemelde opeens citaten van schrijvers, kunstenaars en wijsgeren. Inmiddels had ook de vrouw van deze man zich bij ons gevoegd. “Weet je wel wie hij is?”, vroeg ze aan ons. Om daar meteen achteraan te zeggen: “Bert Schierbeek.”
Oog in oog met een van ‘s lands illustere naoorlogse auteurs, lid van de Vijftigers en samen met onder andere dichter en beeldend kunstenaar Lucebert aangesloten bij de Cobragroep, wisten wij, studenten, nog niet met wie wij van doen hadden. Zijn vrouw klaagde (terecht) over de kwaliteit van het literatuuronderwijs op de middelbare school. Pas nadien ben ik me in haar man gaan verdiepen. Tijdens ons gesprekje bleek hij de huisbaas en onderbuurman te zijn van degene die ons voor zijn partijtje had uitgenodigd, omdat wij waren geronseld om hem te helpen zijn verhuisdozen talloze trappen af en weer op te slepen.
Tijd is een moeilijk onderwerp voor boeddhisten. Om te beginnen bevinden wij ons in een periode en een cultuur die diep geïmpregneerd is met de idee van een lijn van gestage progressie waarlangs wij ons bewegen. Af en toe flakkert er een golf van cultuurpessimisme op, op basis van de idee dat ook regressie, een terugval in de tijd, mogelijk is. Vooruitgangsdenken is in historisch perspectief van relatief recente datum, slechts enkele eeuwen oud. Hetzelfde geldt voor de idee van een construeerbare historische werkelijkheid, hoewel we voor geschiedschrijvers zoals Polybius kunnen terugvallen op de klassieke oudheid.
Wat boeddhisten door de eeuwen verbindt, is een aantal tegenstrijdige ideeën over tijd. In diepste zin bestaat tijd niet binnen boeddhisme als je van moment tot moment beoefent. Dit verklaart het gebrek aan boeddhistische historiografie over de eigen geschiedenis, met één opvallende uitzondering: tenzij tradities daar zelf belang bij hadden. Vrijwel elke boeddhistische traditie namelijk trekt een lijn, hoe kronkelig ook, terug naar de ‘historische’ Boeddha. In het merendeel van de gevallen zijn deze transmissielijnen het product van een problematische poging om voorgangers in onafgebroken successie aan elkaar te lijmen, ter ondersteuning van het gezag van de traditie. Voor het overige wordt boeddhisme gekenmerkt door een overwegend circulair tijdsmotief, getuige onder andere gevisualiseerde uitbeeldingen van de keten van wedergeboortes, een voorstelling die overigens meer hout snijdt dan een rechte lijn, omdat een cirkel door ieder moment heen als een rad van avontuur een voor- en achterwaartse beweging kan maken.
Bij Keiji Nishitani (1900-1990), de laatste van de groep Kyotofilosofen, implodeert de tijd tot heden, verleden en toekomst, samengebald in één moment. Iedere andere voorstelling is franje, misleiding. Nishitani kende de westerse filosofie van binnenuit, omdat hij tijdens het interbellum, evenals vele andere Japanse intellectuelen, naar Europa werd gestuurd, waar hij onder andere bij Martin Heidegger colleges volgde. Allemaal in dienst van Japans ambitie om na de Meiji-restauratie versneld te moderniseren door aansluiting te zoeken bij de kapitalistische wereld. De titel van Nishitani’s bekendste werk, een serie opstellen in 1982 in het Engels vertaald als Religion and Nothingness, is echter veelzeggend. Het was de religieuze zenervaring die bij hem, evenals zijn collega’s en volgelingen centraal stond.
Als filosofie naar westers model heeft ‘Koyoto’ weinig opgebracht, en gelukkig maar. Wel hadden zijn vertegenwoordigers een scherp oog voor het nihilisme dat zich van het westen meester maakte naarmate God als centraal verbindend principe uit beeld verdween en zijn plaats werd ingenomen door sciëntisme en hedonisme, verpakt binnen een cartesiaans-dualistische werkelijkheidsopvatting. Helaas hadden de meeste Kyotodenkers een minder scherp ontwikkeld onderscheidingsvermogen toen het imperiale Japan in de strijd om hegemonie in het gebied van de Pacific zelf met nietsontziend nihilisme tekeerging. Het berouw kwam ook hier eerst na de zonde.
Het rijk der hemelen is in de westerse cultuur het “Uw Rijk kome” gebleven, ver weg van ons. De enig actieve beweging binnen de westerse cultuur die een radicale secularisering van de eschatologie propageerde, was het marxisme met zijn arbeidersheilstaat. We weten hoe dit is afgelopen, ontaard in dictatuur, corruptie en een onhoudbaar economisch model. Dat het rijk der hemelen zich op een veel directere manier te midden van ons kan bevinden, hoef je aan eenvoudigen van geest niet uit te leggen en evenmin aan wijlen Bert Schierbeek, die ook schreef over de zenervaring alsof deze geen geheimen voor hem had.
De vraag is dan waarom zen in het zogenaamd ‘boeddhistische’ Azië zijn oorsprong vond. Dit is omdat boeddhisme op zichzelf geen garantie biedt tegen de misleiding van veruiterlijking en boeddhafetishisme. De idee van “wij hebben de historische Boeddha en zijn bronnen” is even ridicuul als het misbruik van mahayanateksten om een vals ‘zelf’ of de grillen van werelds gezag te legitimeren. Zen heeft geen boeddhamirage nodig om door beoefening van de dharma boeddha’s te laten groeien in mensen in het hier en nu. Is zen dan toch de kern, het lichtend middelpunt, van alle boeddhisme, zoals Eihei Dogen en vele andere meesters vóór en na hem meenden? Ik zou het niet durven zeggen, omdat precies deze stelling een bananenschil vol verleiding is gebleken waarin vele leraren zijn uitgegleden, tot schade en schande van de geloofwaardigheid van de in de kern religieuze principes die zij vertegenwoordigen. Hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen!
Dharmapelgrim zegt
Tijd… dat niemand precies weet wat dat is, is niet zo vreemd. Tijd bestaat immers niet als iets zelfstandigs. Tijd heeft daardoor ook geen richting. Tijd is een gevolg van verandering. Het maakt niet uit of dat een verandering ten goede is of ten kwade (subjectief) of van groei of verval, ontstaan of vergaan, wat dan ook. Waar niets verandert is tijd afwezig. Een mens wordt geboren en sterft. Alle veranderingen die de mens tussen deze geboorte en dood doormaakt of waarneemt ervaart deze mens als “tijd”.
kees moerbeek zegt
Het IK is blijkbaar de maat voor alle dingen, nu ook voor de tijd. Een beetje haastig bericht, want bij mij gaat de zon al onder en ik wil morgen weer op tijd op. Dan kan ik de reactie van Dharmapelgrim lezen, dat hij in zijn hoogst persoonlijke IK-tijd heeft geschreven. Lastig toch wel, meer dan 7 miljard mensen met hun eigenste IK-tijden.