Dit artikel gaat over de grote lijnen van het hoofdstuk Een klasseloze samenleving en het deel over propaganda van het hoofdstuk De totalitaire beweging van Hannah Arendts boek Totalitarisme. Hierin beschrijft en analyseert ze de oorsprong en de dynamiek van totalitaire systemen als het nazisme en het stalinisme. Beide hoofdstukken richten zich op de beginfase, toen de totalitaire bewegingen nog vaste voet aan de grond moesten krijgen in een niet-totalitaire omgeving. Dit boek is het in het Nederlands vertaalde derde deel Totalitarianisme van Arendts driedelige The origins of totalitarianism (1951) en kwam in 2014 voor het eerst uit.
De Amerikaanse, in Duitsland geboren filosoof en politieke denker Hannah Arendt (1906 – 1975) werd geboren in een politiek progressief, seculier joods gezin. Na haar arrestatie door de Gestapo en acht dagen gevangenis vluchtte ze in 1933 naar Parijs, waar ze onder andere Camus en Sartre ontmoette. Als stateloze van Duitse afkomst werd ze geïnterneerd, maar ontsnapte en week in 1941 uit naar New York. Mogelijk is zij het meest bekend geworden door haar boek The origins of totalitarianism (1951) en Eichmann in Jerusalem: a report on the banality of evil (1963).
Drie misverstanden
Historiek beschrijft het begrip totalitarisme als: ‘een politieke staatsvorm die zich kenmerkt door de totale onderwerping van individuen aan de staat. Ook het privéleven van individuen wordt in de gaten gehouden. Hierbij wordt iedereen geacht om de ideologie, de ideeënleer, van de overheid actief uit te dragen. Het ultieme doel is heenwerken naar een betere toekomst, lees: een heilsstaat.’
Wikipedia citeert uit The origins of totalitarianism: ‘[T]otalitarian movements depend on the sheer force of numbers to such an extent that totalitarian regimes seem impossible, even under otherwise favorable circumstances, in countries with relatively small populations…. [E]ven Mussolini, who was so fond of the term “totalitarian state,” did not attempt to establish a full-fledged totalitarian regime and contented himself with dictatorship and one-party rule.’
In de Inleiding door de vertalers van dit boek bespreken zij drie misverstanden over het totalitarisme op bladzijde 11 en volgende.
Het eerste misverstand is dat Hitler en Stalin moderne tirannen, despoten of dictators zouden zijn. Arendt stelt dat een totalitair regime wezenlijk iets anders is dan een tirannie of dictatuur. Een tiran schuift bestaande politieke wetten opzij en botviert zijn willekeur. Een totalitaire heerser voert een nieuw soort wet in, die hij ontleent aan ‘zijn vermeende inzicht in bovenmenselijke processen van de Natuur en/of Geschiedenis.’ Ook kenmerkend voor een totalitair regime is de terreur die versneld de wetten van de Natuur en Geschiedenis in werkelijkheid moet omzetten. In dit soort regimes komt de terreur pas echt goed op gang als er geen politieke tegenstand van tegenstanders meer over is. De totalitaire heerser stopt immers niet voordat de terreur volkomen geïnternaliseerd is en ‘mensen zich spontaan bij de geheime politie aanmelden en hun eigen doodvonnis verzinnen en ondertekenen.’
Het tweede misverstand is dat nazisme en stalinisme elkaars tegenpolen zouden zijn. Arendt stelt dat het juist twee varianten zijn van een nieuwe regeringsvorm, die ontstond met het totalitarisme. In totalitaire regimes doen volgens haar ideologieën er eigenlijk niet toe. ‘Hitler was het niet te doen om de nationale aspiraties van Duitsland, zoals Stalin geen zier gaf om het miserabele lot van arbeiders en boeren.’ De ideologieën die ze zegden te behartigen, waren slechts middelen om de meervoudige en verwarrende ervaring van de werkelijkheid in te ruilen voor de zekerheid van een idee. Dit idee moest de stuurloze en vereenzaamde massa’s een aannemelijk en samenhangend beeld geven van de werkelijkheid. Ondertussen moesten mensen ook klaargestoomd worden om ‘in de wereld van terreur als slachtoffer én beul op te treden.’
Het derde misverstand is dat volgens Arendt het totalitarisme niets te maken heeft met nationalisme. Nationalisme werd uitsluitend gebruikt als façade. Hitler en Stalin streefden naar wereldheerschappij. Hun bewegingen hielden op geen enkele manier rekening met de Duitse of de Russische belangen, maar ze gingen ‘overal, ook in eigen land te keer als sprinkhanen.’
De inleiding van de vertalers bevat bovendien een handige korte samenvatting van de inhoud van de hoofdstukken van Arendts boek en hun uiteenzetting over de actualiteit van haar studie. Ze signaleert dat elementen die in de pre-totalitaire tijd werkzaam waren en bijdroegen aan het totalitarisme, nog steeds werkzaam zijn in de post-totalitaire wereld.
De massa’s
De totalitaire bewegingen wilden de massa’s organiseren, in tegenstelling tot de (oude) belangenpartijen, die maatschappelijke klassen organiseerden. Deze totalitaire bewegingen zijn massaorganisaties van geatomiseerde, geïsoleerde eenlingen. Deze massa’s worden niet bijeengehouden door het bewustzijn van een gemeenschappelijk belang en ‘missen de specifieke geleding die een klasse eigen is en die tot uiting komt in welomschreven, beperkte en bereikbare doeleinden.’ De instorting van het klassensysteem in Duitsland was volgens Hannah Arendt ongetwijfeld de meest dramatische gebeurtenis in de recente Duitse geschiedenis, dit schreef ze in 1951.
De bolsjewistische omverwerping van de democratische Kerenski-regering werd ‘in de hand gewerkt door het ontbreken van een sociale stratificatie in de immense Russische bevolking.’ Om van Lenins revolutionaire dictatuur een totalitaire heerschappij te maken moest Stalin op een kunstmatige manier een geatomiseerde en amorfe massa tot stand brengen. Arendt schrijft op bladzijde 84 dat de historische omstandigheden de nazi’s een dergelijke samenleving hadden toegespeeld, maar dit geldt niet voor Stalin. Hij vernietigde de macht van de sovjets, ruimde vervolgens de nieuwe klassen op, te beginnen met de bezittende klasse, de middenklasse in de steden, de boerenklasse en de arbeidersklasse. Hierna ontdeed hij zich van de bureaucratie, die ‘de vorige opruimingsmaatregelen had helpen uitvoeren.’ Het duurde volgens de filosofe Arendt twee jaar voordat Stalin zich had ontdaan van de ‘administratieve en militaire aristocratie van de sovjetmaatschappij.’ Ook de partijbureaucratie als klasse werd vernietigd. De totale zuivering eindigde met de vernietiging van degenen die de terreur hadden geleid. Zij kunnen ‘zichzelf niet langer wijsmaken dat ze als groep wat dan ook vertegenwoordigden, laat staan macht.’
De massa werd uiteindelijk geatomiseerd door herhaaldelijke zuiveringen, die voorafgingen aan de eigenlijke vernietiging van een hele groep. Arendt schrijft op bladzijde 90: ‘Ten einde alle sociale en familiale banden te ontbinden, werden de zuiveringen op zo’n manier doorgevoerd dat men alle gewone relaties van de beklaagde met hetzelfde lot bedreigde als de beklaagde.’
Instorting partijsysteem
De instorting van het Duitse partijsysteem werd niet veroorzaakt door afvalligheid van de oude partijleden. Het onvermogen van de partijen om leden uit de jongere generatie te werven brak hen op en het verlies van de zwijgende instemming en de steun van de niet-georganiseerde massa van hun aanhang. De afbraak van de muren tussen de verschillende klassen vormde de sluimerende meerderheden achter deze partijen om ‘tot één grote, stuurloze massa van woedende individuen, die niets met elkaar gemeen hadden, behalve hun vage aanvoelen dat de hoop van partijleden vergeefs was.’ Hierdoor werden ‘de meest gerespecteerde, gecultiveerde representatieve leden van de gemeenschap gekken en alle gevestigde machten niet zozeer slecht, maar wel zonder uitzondering dom en frauduleus.’
Na de Eerste Wereldoorlog groeide bovendien de werkloosheid door de nasleep van de militaire nederlaag, en door de inflatie nam de omvang van deze massa van totaal ontgoochelde en wanhopige mensen snel toe.
Elite en gepeupel
Arendt noemt het op bladzijde 95 verontrustend dat totalitaire bewegingen onvoorwaardelijk loyaal zijn en het volk totalitaire regimes steunt. Echter, nog verontrustender noemt ze het dat de Duitse totalitaire beweging een grote aantrekkingskracht had op de (intellectuele) elite van de samenleving en niet alleen op het gepeupel. ‘De elite had de maatschappij vrijwillig verlaten, nog voordat de klassen schipbreuk hadden geleden; het gepeupel was het eerste afvalproduct van de bourgeois-heerschappij,’ schrijft ze op bladzijde 95. ‘Ze legt uit waarom die elite geamuseerd toekeek, telkens wanneer het gepeupel de eerbaarheid van de door en door hypocriete samenleving onderuit haalde,’ schrijven de vertalers in hun samenvatting van het eerste hoofdstuk. Toen het klassensysteem instortte en de ‘valse respectabiliteit plaats maakte voor anarchistische wanhoop’ zagen de elite en het gepeupel hun kans. ‘Die wanhoop leek zowel in te spelen op de revolutionaire aspiraties van de elite als op het misdadige instinct van het gepeupel,’ aldus de filosofe.
Voor de Duitse frontgeneratie van 1914–1918 was de moorddadige willekeur van de oorlog het symbool voor de dood, de ‘grote gelijkmaker’ en ‘daarom de ware vader van de nieuwe wereldorde’. De filosofe vervolgt: ‘De passie voor gelijkheid en rechtvaardigheid, het verlangen om buiten de enge en zinloze klassengrenzen te treden en om de onzinnige privileges en de vooroordelen op te geven, leek zich dankzij de oorlog los te kunnen maken van het oude, neerbuigende medelijden met verdrukten en onterfden.’ De oorlog werd ervaren als de ‘machtigste massa-actie ooit’, die alle individuele verschillen uitwiste. Hier kwam volgens haar de zelfloosheid van de massamens naar voren als het verlangen naar anonimiteit, ‘het verlangen om een nummer te zijn en alleen te functioneren als een radertje, kortom het verlangen dat er, op welke manier ook, een einde zou worden gemaakt aan de valse identificaties met specifieke types of voorgegeven functies in de samenleving.’ De oorlog was, merkt zij op, de ‘machtigste massa-actie ooit’ en kon worden uitgelegd als ‘een instrument van de historische vooruitgang’. In de beginjaren van zijn loopbaan deed Hitler bijna uitsluitend een beroep op deze gevoelens van de overlevenden van de loopgraven.
Het uitgesproken activisme van de totalitaire beweging sprak de elite en het gepeupel vooral aan, omdat het terrorisme van deze bewegingen zich onderscheidde van de vroegere revolutionaire genootschappen, zie bladzijde 102. Het nieuwe terrorisme was geen zaak van politieke berekening om bijvoorbeeld een belangrijke persoon te elimineren. Het was ‘een soort van filosofie geworden waarmee men zijn teleurstelling, wrok en blinde haat kon uitdrukken met bommen, dat genoot van de publieke weerklank van opmerkelijke daden en dat volkomen bereid was de prijs van het leven te betalen voor elke geslaagde poging om van de normale geledingen van de samenleving.’
Propaganda
Hoofdstuk twee De totalitaire beweging, begint met het onderwerp van de totalitaire propaganda. De elite en het gepeupel lieten zich door ‘de stuwkracht van het totalitarisme op sleeptouw nemen’. De massa’s moesten in de periode voor de machtsgreep in 1933 echter worden gewonnen door middel van propaganda, zie bladzijde 127. De totalitaire beweging moest handelen in een niet-totalitaire omgeving. Ook andere partijen maakten gebruik van propaganda om aanhang aan te trekken en om geloofwaardig over te komen bij een publiek dat nog toegang had tot andere informatiebronnen.
Na de machtsgreep werd propaganda vervangen door indoctrinatie. Geweld werd niet gebruikt om mensen af te schrikken, zoals in de beginfase toen er nog politieke tegenstand was, maar om ‘voortdurend ideologische dogma’s en praktische leugens te verwezenlijken.’ Propaganda was een integraal deel van ‘psychologische oorlogsvoering’, aldus de auteur. Echter, totalitaire regimes blijven terreur gebruiken, zelfs als het psychologische doel is bereikt. De ‘werkelijke gruwel’ is volgens Arendt dat terreur heerste over een totaal onderworpen bevolking en van grote waarde was voor ‘machtspropaganda’.
In hun samenvatting van hoofdstuk twee schrijven de vertalers dat het handelsmerk van de totalitaire propaganda is om totalitaire ideologieën te presenteren als onfeilbare wetenschappelijke voorspellingen. Dit speelt in op de behoefte van de massa aan een samenhangende en voorspelbare wereld. De propaganda teert onder andere op schandalen in de high society, op de corruptie van politici, en ‘op het verhaal van een mondiale Joodse of trotskistische samenzwering.’
Voorspellingen
De belangrijkste kwaliteit van de massaleider is ‘zijn nooit aflatende onfeilbaarheid’. Arendt schrijft dat het niet zozeer gaat om een superieur verstand, ‘als wel om de correcte interpretatie van de wezenlijke krachten in de geschiedenis of de natuur.’ Deze krachten worden geacht zichzelf op lange termijn te bewijzen. Zelfs een overwinning of nederlaag kunnen ze niet in het ongelijk stellen. Als de massaleiders aan de macht komen, hebben ze nog maar één bekommernis boven alles, schrijft ze: hun voorspellingen doen uitkomen.
Totalitaire leiders maakten er een gewoonte van hun bedoelingen aan te kondigen door voorspellingen. Het belangrijkste voorbeeld volgens haar is Hitler’s toespraak in januari 1939 in de Duitse Rijksdag: ‘Ik wil vandaag andermaal een voorspelling doen: als de Joodse bankiers er nogmaals in zouden slagen de volkeren in een wereldoorlog te storten, dan zal dit […] de vernietiging van het Joodse ras in Europa tot gevolg hebben.’ In niet totalitaire taal kondigde hij aan de bedoeling te hebben oorlog te voeren en de Joden van Europa uit te moorden, aldus de auteur. Deze methode van voorspellingen werkt pas echt vanaf het moment dat de beweging de totale macht heeft gegrepen. Dan wordt het namelijk te gevaarlijk om te debatteren over de juistheid of valsheid van een voorspelling. Hierdoor zijn de massaleiders echt in staat om de werkelijkheid aan hun leugens aan te passen.
Het effect van totalitaire propaganda was dat de massa geen geloof meer hechtte aan wat mensen met hun eigen ogen zagen en met hun eigen oren hoorden. Zelfs verzonnen feiten overtuigen de massa niet, maar alleen de samenhang van het systeem waarvan deze massa deel uitmaakt. Wat het weigert te erkennen is de toevalligheid die de werkelijkheid doordringt.
Het probleem hierbij is dat die behoefte aan volledige consistentie niet helemaal bevredigd kan worden, zonder het risico in conflict te raken met het gezond verstand. Denk aan alle gefabriceerde ‘bekentenissen’ van politieke tegenstanders in de Sovjet-Unie. Dit ‘toppunt van gefabriceerde waanzin’ kan alleen bestaan in een totalitaire wereld en consistentie is het doel.
Anti-semitische propaganda
De Joodse wereldsamenzwering was de meest succesvolle bedenksel van de nazipropaganda. Sinds het einde van de 19de eeuw hebben demagogen zich gericht op anti-semitische propaganda, zo ook in Oostenrijk en Duitsland in de jaren 1920. De nazi’s ontwikkelden deze propaganda, vergeleken bij andere antisemitische groepen, tot een superieure methode, maar de inhoud daarvan was niet nieuw, stelt de auteur. Het gaat niet alleen terug tot de Dreyfus-affaire, maar veel verder in de geschiedenis. ‘Overtrokken voorstellingen van de Joodse wereldmacht’ zijn er vanaf het einde van de 18de eeuw. De Jood als incarnatie van het kwaad wijt men meestal aan ‘overblijfsels en bijgelovige herinneringen uit de middeleeuwen,’ aldus Arendt. Volgens haar houdt de voorstelling echter nauw verband met de rol van de Joden sinds hun emancipatie in de Europese samenleving.
Op bladzijde 146 schrijft ze onder andere dat voor de nazipropaganda antisemitisme niet langer een zaak was van meningen over mensen die anders zijn dan de meerderheid. Het betrof elk individu. ‘Niemand kon lid worden als zijn ‘familiestamboom’ niet in orde was, en hoe hoger de rang in de nazihiërarchie, des te verder de familiestamboom moest nagetrokken worden.’
Vervalsing
De nazi’s gebruikten volgens Arendt de Protocollen van de wijzen van Zion ‘als een model voor de toekomstige organisatie van de Duitse massa’s met het oog op een ‘wereldrijk’.’ Deze protocollen werden na de eerste wereldoorlog oorlog bij honderdduizenden exemplaren verspreid en het gebruik in de politiek was volgens haar niet nieuw. Deze vervalsing werd vooral gebruikt om uit te halen naar de Joden en het gepeupel rijp te maken voor de gevaren van een Joodse heerschappij.
Het artikel Encyclopedie: Protocollen van de wijzen van Zion vermeldt dat de protocollen de ‘beruchtste vervalsing aller tijden’ zijn. Ze zijn een verzinsel van de Ochrana, de beruchte geheime politie van het late Russische rijk, die was opgericht om politiek terrorisme en linkse revolutionaire activiteiten te bestrijden. De protocollen zijn een zogenaamd verslag van de vergadering van de Internationale Joodse Samenzwering. Een citaat uit het artikel: ‘Hoewel de Protocollen zowel kort na hun productie door de tsaar werden afgewezen als vervalsing en ook ontmaskerd werden kort nadat ze in het westen bekend raakten (ca. 1920), worden ze telkens maar opnieuw geciteerd en herdrukt.’
De massa’s hadden niet zozeer belangstelling voor de protocollen, omdat ze bang waren voor een Joodse wereldoverheersing,‘ dan wel in de vraag hoe men zoiets voor elkaar zou krijgen.’ De belangstelling ging eerder uit van bewondering en leergierigheid dan haat, zie bladzijde 148. Verder op bladzijden 149 en 150: ‘De begoocheling van een reeds bestaande Joodse wereldheerschappij lag aan de basis van de illusie van een toekomstige Duitse wereldheerschappij. Dat was wat Himmler voor de geest stond toen hij stelde dat ‘wij de wijze van regeren aan de Joden te danken hebben’. Met name aan de Protocollen die ‘de Führer van buiten [had] geleerd.’ De protocollen geven aan dat de verovering van de wereld praktisch kansrijk was en dat niemand de Duitse zege in de weg stond, behalve het kleine Joodse volk. ‘Een makkelijke tegenstander dus, zodra zijn geheim onthuld was en zijn methode op een grotere schaal overtroffen,’ concludeert Arendt.
Als een totalitair regime verslagen wordt, blijkt echter de zwakheid van de totalitaire propaganda. ‘Zonder de kracht van de beweging, houden de leden opeens op te geloven in het dogma, waarvoor ze gisteren nog bereid waren hun leven te geven,’ staat op bladzijde 153. De beschutting van een fictieve wereld die de beweging aan de massa’s biedt, valt weg als de beweging instort. De massa’s keren vervolgens terug ‘naar hun oude status van geïsoleerde individuen, die in een veranderende wereld ofwel blij een nieuwe functie aanvaarden, of terugzinken in hun oude, wanhopige overbodigheid.’ De leden van de totalitaire beweging die tijdens het bestaan ervan nog hun leven ervoor wilden opofferen, zullen geen martelaarsdood sterven. Ze geven eerder in stilte de beweging op als een ‘slechte weddenschap’ en kijken uit naar een ‘andere beloftevolle fictie.’ Of ‘wachten tot de voormalige fictie opnieuw sterk geworden is om een andere massabeweging op te richten,’ aldus Hannah Arendt op bladzijde 154.
‘Banaliteit van het kwaad’
Obersturmbannführer Adolf Eichmann was verantwoordelijkheid voor de deportatie en vernietiging van de Europese joden. Ook nam hij persoonlijk de leiding van de vervolging van de Hongaarse joden. In 1960 ontvoerde de Israëlische geheime dienst hem uit Argentinië en werd hij in Jeruzalem berecht.
In haar boek Eichmann in Jerusalem, dat gebaseerd is op haar rapportage van het proces tegen dit nazi-kopstuk in 1961, zet Arendt hem niet neer als een duivel in mensengedaante, of als een monster. Als een instrument van het meest extreme kwaad, was hij volgens haar een oppervlakkige, ambitieuze bureaucraat, die de enormiteit niet inzag van zijn rol in de massale uitroeiing van joden. Zij omschrijft dit als de ‘banality of evil’. Haar mening leidde tot een felle controverse. De Groene Amsterdammer schrijft daarover in het artikel Israël volgens Hannah Arendt van augustus 2002: ‘Bij de publicatie van haar boek Eichmann in Jerusalem in 1963 werd zij definitief door de internationale joodse gemeenschap verstoten. Tot op de dag van vandaag. Pas in 2001 is de allereerste tekst van Arendt in het Hebreeuws vertaald.’
Thomas White beschrijft en becommentarieert de controverse in zijn artikel uit 2018: What did Hannah Arendt really mean by the banality of evil? In ‘The origins of totalitarianism’ schrijft Hannah Arendt dat het kwaad van de nazi’s absoluut en onmenselijk was, beslist niet oppervlakkig of onbegrijpelijk. Het was ‘de metaforische belichaming van de hel zelf.’
Volgens White zag ze in 1963 in Adolf Eichmann wel de bureaucraat, maar niet de ‘ideologically evil warrior’. De Duitse historicus Bettina Stagneth verwijst in haar boek Eichmann before Jerusalem (2014) naar de bandopnames van de voormalig SS-oorlogsverslaggever de Nederlander Willem Sassen. Deze bij verstek veroordeelde, maar nooit vervolgde SS’er was de ghostwriter van Eichmanns memoires en interviewde hem van 1956 tot 1960 in Buenos Aires Argentinië. Met de transcriptie van bandopnames leverde hij belangrijke bewijzen voor Eichmanns veroordeling door een Israëlische rechtbank en zijn executie ophanging in 1962. Eichmann toonde zichzelf in de bandopnames als een ‘radicaal slechte functionaris van het Derde Rijk die leefde in het bedrieglijk normale omhulsel van een saaie bureaucraat.’ Arendt zag destijds deze ‘radicaal slechte kant’ niet, aldus White.
Nooit heeft Hannah Arendt de wandaden van Eichmann gebagatelliseerd, of hem afgeschilderd als ‘meeloper’. Ze heeft hem juist meermalen afgeschilderd als oorlogsmisdadiger en zijn doodvonnis was volgens haar terecht. White concludeert aan het slot van zijn artikel: ‘Though Eichmann’s motives were, for her, obscure and thought-defying, his genocidal acts were not. In the final analysis, Arendt did see the true horror of Eichmann’s evil.’
Actualiteit
De vertalers geven in hun Actualiteit van Arendts studie op bladzijde 23 tot en met 29 aan dat elementen die Arendt signaleerde in de pre-totalitaire tijd werkzaam waren en bijdroegen aan het totalitarisme, nog steeds werkzaam zijn in de post-totalitaire wereld.
De vertalers noemen de ‘alomaanwezige almachtswaan’ die wordt gevoed door de hedendaagse wetenschap en techniek en die doen geloven dat alles maakbaar, stuurbaar en controleerbaar is. Dit maakt het mensen moeilijk om de eindigheid en onvolkomenheid van het bestaan en de samenleving te accepteren.
De ‘overbodigheid van dingen en mensen’, vormt het handelsmerk van de consumptiemaatschappij. Onze economie is een verspillingseconomie, gespecialiseerd in de overproductie van overbodige dingen, waarbij onafgebroken roofbouw wordt gepleegd op de natuur. Ook springt volgens de vertalers deze economie kwistig om met mensen, omdat het aan de lopende band structurele werkeloosheid produceert, ‘in naam van een rationaliteit die geen rekening houdt met de inzet, bekwaamheid en ‘commitment’ van de af te vloeien werknemers.’ Arendt schrijft in haar boek The human condition dat de mens herleid wordt tot een wezen dat klem zit in een eindeloze cyclus van arbeiden en consumeren. Waarachtig leven wordt consumeren. Een zinvol leven wordt verward met ‘een gezond en comfortabel leven, geluk met succes, kicks en fun,’ bladzijde 25.De politiek neemt het marktmodel over en laat zich leiden door vraag en aanbod, zie bladzijde 26. De vertalers wijden hier enkele bladzijden aan. De lezer lijkt mij bekend met de realiteit ervan.
Een zekere kloof tussen politiek en burger is onvermijdelijk in een representatieve democratie. De vertalers constateren iets anders. Er is een onvermogen, of zelfs een weigering van de individualistisch ingestelde burger om zich in te zetten voor, om verantwoordelijkheid te nemen in een groter geheel en om deel uit te maken van welke gemeenschap dan ook.
Die weigering om deel uit te maken van een gemeenschap maakt voor deze burgers elk politiek ‘wij’ verdacht. ‘Is er nog een ander ‘wij’ dan de massa – een massa van verlaten en overbodige individuen, die het dagelijks brood van de wereldellende tot zich nemen?’
Arendt omschrijft bureaucratie als een niemandsbewind, aldus de vertalers. Ze verwijst hiermee naar het grootste gevaar dat niemand meer verantwoordelijk is voor de beslissingen, die worden genomen. Het is ook niet duidelijk wie verantwoordelijk kan worden gesteld. Ook wat dit betreft is de lezer op de hoogte van de actualiteit. Dit niemandsbewind kan leiden tot enorme uitwassen wat blijkt uit het geval van Eichmann, die voor Arendt de ‘banaliteit van het kwaad’ belichaamt.
De vertalers verwijzen in hun aanzet over de actualiteit van Arendts boek in 2014 niet expliciet naar het huidige gebruik van propaganda, onder andere in de vorm van nepnieuws, van bedreigingen, van pseudowetenschap en van samenzweringstheorieën. Wat dit laatste betreft schrijft de Vereniging tegen de kwakzalverij over de protocollen: ‘Ze worden onder meer aangehaald door de lobby tegen de vaccinatie en andere samenzweringsfantasten.’ Ondanks dat meermalen is bewezen dat de Protocollen van de wijzen van Zion ‘een pak leugens’ zijn en duidelijk is wat hun kwalijke rol was in de nazi-propaganda, zijn er sommigen die ze ook nu voor waar aannemen.
Op YouTube is een gelikte video te zien van Literature today over Hannah Arendt. De mevrouw voor de boekenkast lijkt een juiste weergave te geven van haar gedachtengoed. Ze stelt echter dat vergelijkbaar met de geschiedvervalsing van de nazi’s directeuren van musea onder druk meer aandacht zijn gaan besteden aan de positie van zwarten, maar daarmee wil ze niet zeggen dat ze nazi’s zijn. Het ‘nieuwe normaal’ moet kritisch, lees met wantrouwen, bekeken worden, omdat het een voorspelling is. De nazi’s deden ook voorspellingen, maar dit wil niet per se zeggen dat er iets kwaads in het spel is. De video is bij de bronnen te vinden.
Bert Dorrestijn zegt
Het boek “Totalitarisme” van Hannah Arendt legt bloot hoe de processen inelkaar zitten die leiden tot totalitaire staten. Zelf las ik dit werk kortgeleden en het zou eigenlijk verplichte kost moeten zijn op scholen in deze tijd waarin antisemitische uitwassen helaas nog steeds veelvuldig voorkomen. Het is onvoorstelbaar dat men symbolen uit één van de zwartste periodes uit de geschiedenis misbruikt om in deze tijd van de corona pandemie de zogenaamde “vrijheidsberoving” te bestrijden. Men weet echt niet waar men het over heeft en ik durf zelfs te beweren dat het extreem rechts in de kaart speelt. Als men zich wat meer verdiepte in dit soort zaken zouden politieke partijen met bedenkelijk gedachtengoed misschien eerder door de mand vallen in plaats van veel stemmen te trekken bij verkiezingen. Het bewustwordingsproces over dit soort zaken bij de jeugd laat ook veel te wensen over gezien het gemak waarmee symbolen van antisemitisme en onderdrukking gebruikt worden om ongenoegen te uiten. Hannah Arendt heeft het nazisme overleefd en deze waardevolle boeken kunnen schrijven. Haar vriendin Rosa Luxemburg was minder fortuinlijk. Het zou geen kwaad kunnen aan deze twee vrouwen eens wat meer aandacht te schenken in deze tijd. Fijn dat filosofe Hannah Arendt hier onder de aandacht wordt gebracht.
Een aanrader als inleiding naar het filosofische werk van Hannah Arendt is het boekje ” Het tij keren” van Joke J. Hermsen. Waarin de vriendschap tussen Hannah Arendt en Rosa Luxemburg beschreven wordt. Zou ook geschikt zijn om op scholen te behandelen.