De boeddhistische moraalfilosofie ontstond in de Moderne Tijd als een apart onderdeel van de boeddhistische filosofie. Volgens Charles Goodman zijn er echter tal van antieke Indiase boeddhistische teksten die interessante zaken melden over strafrecht en straffen. Hij is hoogleraar filosofie aan de New Yorkse Bingham University en schreef Consequences of compassion, an interpretation & defense of buddhist ethics (2009).
Goodman wijdt hoofdstuk 9 Punishment van zijn boek aan de Nāgārjuna van Nāgārjuna (2de eeuw). Deze boeddhistische filosoof is de grondlegger van de Madhyamika (middenweg) school. Zijn Garland bevat een uiteenzetting over de Boeddhadharma aan de koning van het Shātavāhana volken en bevat talrijke adviezen. Nāgārjuna bespreekt bijvoorbeeld het belang van onderwijs en van compassievolle zorg voor alle levende wezens. Hij beveelt aan de doodstraf niet toe te passen, maar misdadigers te hervormen en voor daklozen te zorgen. Dit artikel put vooral uit Goodmans boek en begint met zijn uiteenzetting over westerse filosofie, strafrecht en straffen. Daarna komen Nāgārjuna’s adviezen aan bod. De citaten van Nāgārjuna komen uit Nāgārjuna’s Precious Garland.
2 O King, I will explain practices solely virtuous
To generate in you the doctrine,
For the practices will be established
In a vessel of the excellent doctrine.
Mahāsammata
Westerse filosofen die zich bezig hielden met strafrecht en straffen hadden eerst en vooral belangstelling voor antwoorden op twee vragen. Straffen veroorzaakt bij de gestrafte vaak lijden, ook als kan worden aangetoond dat dit terecht is. Wat rechtvaardigt dit? Wie mag vervolgens de straf uitvoeren en waarom?
Boeddhistische schrijvers geven geen direct antwoord op de vraag over het recht van straffen. Goodman schrijft op bladzijde 216: ‘Premodern Buddhist ethics has no concept of rights. It does have quite a bit to say about the areas of ethical concern that are often discussed in connection with the idea of rights.’ Ook brengen zij een relevante politieke theorie naar voren, die terug gaat op de Pāli Canon.
De originele bron van koninklijke macht is de instemming van de onderdanen. Mahāsammata was volgens de boeddhistische traditie de eerste (mythische) vorst van de wereld en de stichter van de Shakya dynastie, waartoe ook de Boeddha behoorde. De vorst was door het volk gekozen om de velden te beschermen. De huidige koningen, hoewel niet letterlijk gekozen door hun volk, zouden volgens boeddhisten moreel nog steeds de werknemers van hun onderdanen moeten zijn en belastingen ontvangen als hun inkomen. Over de rechtvaardiging van straffen hebben boeddhisten meer te melden. Als eerste komt Goodman’s betoog over westerse filosofie en de rechtvaardiging van straffen aan bod.
Westerse filosofen
De hoogleraar begint hoofdstuk 9 met de mening van westerse filosofen. De meest voor de hand liggende rechtvaardiging voor straf is uitschakeling (Eng. incapacitation) dat wil zeggen het verhinderen van de gestrafte crimineel om opnieuw misdrijven te plegen. Gevangen gestraften kunnen over het algemeen geen misdrijven meer plegen tegen de bevolking. De doodstraf is de effectiefste manier om een gestrafte te verhinderen opnieuw een misdrijf te begaan.
De tweede en belangrijkste rechtvaardiging voor een straf is afschrikking. Gestraften zullen uit angst voor verdere straf zich bedenken om opnieuw een misdrijf te plegen. Zij die nog geen misdrijf hebben gepleegd zullen aan de gevolgen denken wanneer zij een misdrijf willen plegen.
Een straf kan ook worden gerechtvaardigd als een manier om gestraften te rehabiliteren. Het negatieve gedrag dat aanleiding gaf tot misdaden wordt vervangen door meer sociaal acceptabele trekken.
Deze drie rechtvaardigingen gaan uit van de veronderstelde gevolgen van de straffen.
Vrije wil
Alle drie hiervoor genoemde consequentialistische rechtvaardigingen van straffen blikken vooruit, aldus Goodman. Zij beroepen zich op de positieve gevolgen die een straf heeft op toekomstig gedrag. ‘Gevolgenethiek of consequentialisme is een ethisch-filosofische stroming waarbij het ethisch juist handelen gekenmerkt wordt door een goed resultaat van ons handelen (Wikipedia)’ Echter, vervolgt de hoogleraar, wil een straf passend zijn dan moet de gestrafte deze ‘verdienen’ door zijn gedrag in het verleden en daar is terugblikken voor nodig.
De opvatting die stelt dat terugblikken op het misdrijf nodig is om de straf te rechtvaardigen hoort bij ‘retributive justice’ (‘vergeldende gerechtigheid’). Dit is ‘een theorie van straf die erop neerkomt dat wanneer een dader de wet overtreedt, de gerechtigheid vereist dat hij daarvoor lijdt en dat de reactie op een misdaad evenredig is met het strafbare feit. (Wikipedia)’ Goodman haalt op bladzijde 168 de Britse utilitarische filosoof Henry Sidgwick (1838-1900) aan: ‘If we scrutinze closely the common moral notion of Retributive Justice, it appears, strictly taken, the metaphysical doctrine of Free Will.’
Wikipedia: ‘Het utilitarisme (van Latijn utilitas: nut) is een ethische stroming die de morele waarde van een handeling afmeet aan de bijdrage die deze handeling levert aan het algemeen nut, waarbij onder algemeen nut het welzijn en geluk van alle mensen wordt verstaan.’ Utilitarisme is een vorm van consequentialisme.
Precious Garland
De namen van drie andere grote boeddhistische filosofen die zich onder andere bezig hielden met moraalfilosofie zijn Asaṅga (4de eeuw), Buddhagosha (5de eeuw) en Śāntideva (late 7de eeuw-midden 8ste eeuw).
Het boeddhisme kent het begrip vrije wil niet. Een passend citaat komt uit het artikel Buddhism and the freedom of the will: ‘Moral freedom lies in the ability of agents to form desires that are consonant with their needs and personal circumstances. In terms of the contemporary free-will debate, the Buddhists believe in “free action” but have no conception of “free-will,” as a self-determining power that moral agents somehow possess.’ Zie de link bij The Buddha and free will.
In zijn Precious Garland erkent Nāgārjuna dat straffen noodzakelijk zijn, maar ze zijn een noodzakelijk kwaad. Ze moeten gematigd zijn als dit mogelijk is. Hij doet een beroep op de koning om te handelen met compassie en met een houding van altruïsme, ook als het misdadigers betreft. De Indiase filosoof wijst woede en vergelding af als rechtvaardiging voor straf. Goodman citeert hierbij Pāli-vertaler bhikkhu Ñānamoli (1905-1960): ‘Er bestaat geen gerechtvaardigde woede in de leer van de Boeddha.’
Nāgārjuna is eveneens van mening dat compassie ‘vraagt van de koning dat hij het gevangenen aangenaam maakt en het niet onnodig martelt.’ Onderzoeker Goodman noemt dit weinig ambitieus, maar ‘in de materieel veel armere samenleving van het antieke India, gingen de aanbevelingen waarschijnlijk veel verder dan wat feitelijk het geval was in gevangenissen.’ De Indiase filosoof pleit er bovendien voor dat de zwakke gezondheid van een gestrafte een reden is om te overwegen hem eerder vrij te laten. In Nāgārjuna’s tijd werden bij geweldmisdrijven vaak wapens gebruikt zoals het zwaard en pijl en boog. Hierbij is een bepaalde lichaamskracht nodig en een gestrafte met een zwakke gezondheid vormt een beperkte bedreiging voor de samenleving.
Voorstanders van vergelding hebben echter bezwaren tegen straffen gebaseerd op de omvang van het gevaar van een gestrafte voor de samenleving. De straf hoort volgens hen veeleer gebaseerd te zijn op de ernst van het begane misdrijf of de mate van schuld van de misdadiger hieraan. Wat zou Nāgārjuna vinden van het regime in de Bangkok Hilton Prison in Thailand? Zie het you tube filmpje.
332 Especially generate compassion
For those whose ill deeds are horrible, the murderers.
Those of fallen nature are receptacles
Of compassion from those whose nature is magnanimous.
Compassie is ook op zijn plaats voor gestraften die vreselijke daden hebben begaan. De Indiase filosoof geeft toe dat niet iedere misdadiger gecorrigeerd kan worden. Hij adviseert de vorst de gestrafte permanent te verbannen, zonder hem te martelen of zelfs te doden. Nāgārjuna blijkt geen voorstander van de doodstraf. Met permanente verbanning wordt een ander land opgescheept met de gevangenen. In een land met primitieve manieren van vervoer en van communicatie en een sterke persoonlijke band met de omgeving heeft verbanning een grote afschrikkende werking.
337 Once you have analyzed and thoroughly
recognized
The angry murderes,
Have them banished
Without killing of tormenting them.
Boeddhisten pleiten voor het strenger bestraffen van geweldmisdrijven in vergelijking met niet-geweldmisdrijven, aldus Goodman op bladzijde 178. De voor de hand liggende reden is dat gewelddadige overtredingen personen meer schade toebrengen. Vanuit het standpunt van de potentiële slachtoffers is het dan ook belangrijker om daders af te schrikken en gevangen te zetten. Boeddhisten claimen dat bij geweld zwaardere straffen te rechtvaardigen zijn, ook als een gewelddadig misdrijf dezelfde schade toebrengt als een niet-gewelddadig misdrijf. Hierbij geldt bovendien dat handelingen uit woede karmisch schadelijker zijn dan uit hebzucht. Omdat misdrijven met geweld vaker plaatsvinden uit haat, zouden ze zwaarder moeten worden bestraft. Als een crimineel door de straf stopt met het plegen van misdrijven levert hem dat voordeel op, omdat hij niet de karmische gevolgen hoeft te dragen van een nieuw misdrijf.
In zijn algemeenheid pleit Nāgārjuna ervoor dat de vorst goed nadenkt over de bejegening van gevangenen en dat hij probeert hen te begrijpen. Boeddhistische geschriften adviseren vaak om een situatie te bekijken vanuit de gezichtspunten van de anderen die mogelijk problemen kunnen veroorzaken, merkt Goodman op. Hierdoor kan de woede over de maatregelen verminderen en te strenge straffen worden vermeden.
Geweldloosheid?
Volgens een strikte interpretatie staat het eerste voorschrift ‘Panatipata veramani sikkhapadam samadiyami’ (‘Ik houd mij aan het voorschrift om af te zien van het doden van levende wezens’) niet toe om misdadigers met geweld te straffen. Goodman verwijst naar professor Steven Collins (1951-2018) die onderzoek deed naar straffen en geweldloosheid in Theravādaboeddhistische teksten.
Collins citeert het verhaal van Sri Sangha Bodhi, een Sri Lankaanse koning, die helemaal stopte met het uitvoeren van straffen. In het geheim bevrijdde hij de gevangenen en gaf ze geld mee. In het openbaar liet hij in plaats van hen andere lichamen verbranden. Zijn schatkistbeheerder Gothābaya verzamelde de misdadigers in een leger en bedreigde de koning, die zijn kroon afstond om oorlog te vermijden. Later zette de schatkistbewaker en nieuwe koning een prijs op zijn hoofd. Op een dag deelde een arme boer zijn maaltijd met Sri Sangha Bodhi. Hij had niets om als dank aan hem terug te geven en vertelde wie hij was. De ex-koning bood hem zijn hoofd aan en onthoofdde zichzelf. De bevolking was vervolgens overgeleverd aan een tiran, gesteund door een leger van misdadigers.
Uit dit verhaal wordt het mogelijke gevaar duidelijk van niet bestraffen, aldus auteur Goodman. ‘Als een staat faalt te straffen zal in het algemeen de misdaad toenemen tot aan het punt waarop de sociale orde compleet instort.’
Een ander voorbeeld dat Goodman vermeldt uit de Indiase boeddhistische traditie is het optreden van de Boeddha tegen het vrouwelijke demonisch wezen Hariti, die honderden nakomelingen had. Zij vermaakte zich met het ontvoeren en doden van mensenkinderen. Om dit gedrag te corrigeren ontvoerde de Boeddha een van haar kinderen. Vol haat probeerde Hariti hem te verslaan, maar zij slaagde daar niet in. ‘De Boeddha wees haar er toen op dat haar gevoelens van woede en wanhoop dezelfde gevoelens zijn als die van de moeders wier kinderen zij had gedood. Vervuld van spijt accepteerde Hariti het verzoek van de Boeddha om met haar slechte daden te stoppen en een heilige beschermster van de kinderen te worden.’ De Verhevene gebruikte in dit geval dwingend geweld om een boosdoener op zijn immorele gedrag te wijzen en biedt hem een uitweg. Dit is een straf die in het voordeel werkt van de gestrafte en de andere levende wezens.
De vraag hoe een boeddhist het kan verantwoorden geweld te gebruiken en in stand houden, is van meer theoretische aard. Goodman verwijst naar de uitleg van de boeddhistische filosoof Asaṅga over het breken van de boeddhistische voorschriften. Deze boeddhistische filosoof rechtvaardigt dat in bepaalde gevallen bodhisattva’s seksueel wangedrag vertonen, stelen en doden ‘als deze acties worden gemotiveerd door een compassievolle wens voor alle wezens. Wat dit betreft verschilt Asaṅga’s visie behoorlijk af van die in de meeste niet-Mahāyānaboeddhistische teksten.’ In hoofdstuk 4 Mahāyāna ethics before Śāntideva van zijn boek gaat de auteur dieper in op Asaṅga.
Overpeinzing
In zijn boek heeft Goodman geprobeerd om sommige aspecten van Indiaas en Tibetaans boeddhistische opvattingen over ethiek te verhelderen, maar er is nog veel ruimte voor onderzoek naar de boeddhistische ethiek, schrijft hij. ‘In dit boek heb ik gewezen op een aantal overeenkomsten tussen boeddhistische – in het bijzonder mahāyāna – ethische opvattingen en het klassieke utilitarisme,’ aldus Goodman. Er zijn volgens de auteur echter ook grote verschillen, want het klassieke utilitarisme ‘neemt geen standpunt in over welk streven, welke projecten of welke doelen het waard zijn om na te volgen, op een hoger niveau. Alles wat mensen gelukkig maakt is waardevol.’
Ten slotte schrijft hij op bladzijde 179 van zijn boek Consequences of compassion dat een rechter zich volgens boeddhisten in een moreel lastige situatie bevindt. ‘Zij die uitspraken doen uit haat jegens hen die zij straffen zullen hiervoor negatief karma ontvangen. Rechters hebben zelf enige wettelijke ruimte nodig voor genade en compassie om hun eigen psychologische en morele welzijn te kunnen bewaren.’
In de 2de eeuw schreef Nāgārjuna schreef in Precious Garland aan de koning:
334 For each one whom you do not think to free
You will lose [the layperson’s] vow.
Due to having lost the vow,
Faults will constanly be amassed.
Coornhert
Bij de bronnen is informatie toegevoegd over de Dirck Volkertsz. Coornhert (1522-1590). Misschien is dit een ander onderwerp, maar niettemin interessant in het licht van Nāgārjuna’s pleidooi. De dwarsligger en religieuze humanist Coornhert is bekend door zijn Boeventucht ofte middelen tot mindering der schadelijke ledighgangers (1587), waarin hij ideeën uiteenzette over een zinvolle wijze van strafoplegging en -uitvoering die voor zijn tijd vooruitstrevend waren. Hij was een van de eersten die zich afvroeg wat de oorzaken waren van de toenmalige criminaliteit en bepleitte dat gestraften voorbereid werden op terugkeer in de samenleving.
Bronnen