Op 7 september 2015 overleed Bieke Vandekerckhove , 46 jaar oud. Ze behoorde tot de sangha van Ton Lathouwers en ontving van hem transmissie. Ze leed ruim 25 jaar aan ALS, een ziekte die bij haar een wonderlijke verloop kende en haar werk als auteur kleurde. Voor De smaak van stilte ontving ze de prijs voor het beste spirituele boek van 2010.
Het is 1989, Bieke Vandekerckhove is 19 jaar oud als doctoren ALS bij haar constateren. Ze krijgt te horen dat ze nog maar een paar jaar heeft te leven. Maar geheel tegen de statistieken in houdt de ziekte halt en geeft haar respijt. Wat volgt is een leven van afhankelijkheid. Haar armen doen het niet meer, dus aankleden, eten, gat afvegen – dat alles moet gebeuren met behulp van assistenten en later van haar man.
Dankzij een bijzondere techniek kan ze gelukkig wel typen. Ze schrijft graag en goed, hetgeen zal resulteren in een boek waarmee ze de prijs voor het beste spirituele boek van 2010 wint: De smaak van stilte. Hoe ik bij mezelf leerde wonen. Met die ondertitel verwijst ze naar het habitare secum, een gezegde van Benedictijner monniken bedoeld als meditatieve vingerwijzing: habitare is Latijn voor ‘wonen’, se voor ‘zich’, cum voor ‘met’.
Vrij vertaald: proberen het met jezelf uit te houden. Vlucht niet, houd vol. Vandekerckhove heeft dat proberen te doen, vele jaren achtereen, thuis en in de kloosters die ze graag bezoekt sinds ze op haar 21ste bij toeval in de abdij van Westvleteren belandt, ver in de Vlaamse Westhoek. Daar gaat een wereld voor haar open, zo vertelt ze in Stilvallen, een korte documentaire te zien op internet (zie kader). De getijden, het zingen van de psalmen, het langdurig zitten in stilte: het was allemaal vreemd voor haar. Toch komt ze na drie dagen lachend thuis. Haar situatie is even hopeloos als daarvoor; maar er is iets veranderd.
Het bezoek blijkt het begin van een spirituele weg die tien jaar later een nieuwe wending krijgt wanneer ze het zenboeddhisme leert kennen. Sindsdien, zo verklaart ze, zijn het christendom en het boeddhisme ‘de twee longen waarmee ik adem’. Een schrander beeld, je kunt immers niemand toewensen met slechts één long te ademen.
Ik zie Vandekerckhove als een nieuwe Etty Hillesum. Beiden zijn auteur van één beslissend boek (bij Hillesum is dat Het verstoorde leven) en beiden hebben de gave van de beslissende formulering: ze kunnen het in één keer zeggen, met die Wesenschau die hen alle twee tot spiritueel leraar maakt. Het lijkt alsof ze de woorden altijd dichtbij hebben, ook daar waar het voor anderen lastig wordt, bij het uitdrukken van de kleinste bewegingen en nuances van het eigen gemoed.
En ze hebben nog iets gemeen: hun vroegrijpheid. Hillesum is 27 als ze aan haar dagboeken begint; Vandekerckhove is 36 wanneer ze professioneel gaat schrijven maar pas 21 als ze uit Westvleteren terugkeert en in de maanden daarna Het verstoorde leven leest. Ze staat nog helemaal aan het begin van haar weg en kijkt enorm tegen Hillesum op. Vandekerckhove is typisch een hoofdmens, vindt ze zelf, als student psychologie in Leuven heeft ze een sterk intellectuele ambitie. ‘Mijn streefdoel was: de dingen in hun context situeren en een denkkader uitbouwen dat naar mijn gevoel recht deed aan de complexiteit van mens en wereld. Ik was trots op mijn duidelijke maar genuanceerde visie.’ Die drang naar weten en begrijpen blijft onverminderd sterk als ze ziek wordt en zich suf leest op zoek naar houvast.
Tot ze bij Hillesum op een passage stuit met een visie op rationaliteit die haar schokt. Hillesum constateert dat niemand zich ooit uit moeilijke gemoedsgesteldheden ‘heraus’ kan denken. ‘Dan moet er iets anders gebeuren,’ schrijft Hillesum. ‘Dan moet je je passief maken en luisteren. Weer contact vinden met een klein stukje eeuwigheid.’
Nogmaals: Hillesum schrijft dit op haar 27ste, Vandekerckhove leest deze woorden op haar 21ste. Leeftijd zegt hier iets: in het begin van hun twintiger jaren doen uitzonderlijke wetenschappers en creatievelingen hun grote ontdekkingen. Zo ook Vandekerkhove; zij doet een grote spirituele ontdekking. Die doet ze zo’n beetje gelijktijdig met de iets oudere Sarah Maitland (1950), auteur van het boek A Book of Silence (2008), vertaald als Stilte als antwoord (2010).
Maitland benadert de stilte op een nuchter-wetenschappelijke manier en komt met opmerkelijke constatering als ze zich verdiept in de verslagen van bergbeklimmers en solozeilers. Allemaal mensen die langdurig in stilte verkeren en daarbij een reeks verschijnselen rapporteren die onderling sterk overeenkomen, zoals het besef bloot te staan aan grote risico’s (lang in stilte zijn is gewoon gevaarlijk), last hebben van gehoorhallucinaties (vooral het horen van stemmen), overvallen kunnen worden door gevoelens van verbondenheid en dankbaarheid, maar ook van onuitsprekelijkheid en gelukzaligheid.
Nu zijn de verschijnselen die Maitland inventariseert heel goed bekend, namelijk uit de biografieën van heiligen en mystici. Maar door Maitlands boek wordt duidelijk dat je geen heilige of mysticus hoeft te zijn om daarmee ervaring op te doen. Iedereen kan kennis maken met de ervaringen die Maitland inventariseert, ze zijn een effect van de stilte zelf.
Dat is een breuk in het denken over stilte. Nog niet zo lang geleden was het idee dat stilte nodig was om God te ontmoeten of verlichting te bereiken, stilte had dus een instrumentele betekenis: je had haar nodig om iets te ervaren voorbij de stilte, voor als stilte zogezegd haar taak had vervuld. Maar, concludeert Maitland, overigens belijdend lid van de Anglicaanse kerk, het heil schuilt in de stilte zelf. Dat is een fundamentele verandering in het denken over stilte, die duidelijk maakt dat er ook op het gebied van spiritualiteit voortschrijdend inzicht mogelijk is.
Vandekerckhove is een geestverwant van Maitland, ze kende haar boek en was er enthousiast over. De twee vrouwen doen hun ontdekking min of meer in dezelfde periode, Maitland blijkens haar essay vanaf het jaar 2000, Vandekerckhove vanaf 1990/91. Nu is er één passage in De smaak van stilte waarbij je als lezer die ontdekking meebeleeft en getuige bent van een historisch moment.
Dat is een alinea waar Vandekerckhove ronduit profetisch klinkt, een alinea die begint met een fel protest tegen populair-psychologische benaderingen van chronische ziekte en lichamelijk lijden. Ze kan de gedachte niet verdragen dat dergelijk lijden een bedoeling heeft, dat zoiets op je pad komt om er iets van te leren en er beter mens van te worden, omdat God iets met je voorheeft of omdat het een gevolg is van je karma. Ze verzet zich tegen dergelijk causaliteitsdenken.
‘Er wordt heel wat afgedebatteerd over de zin van het lijden. Ook ik heb er mijn kop op gebroken. Het zegt mij niets meer. Hoe je het ook wendt of keert, er is geen enkel antwoord op deze vraag mogelijk. Het is iets waar ik absoluut geen heil in zie. Integendeel, ik heb ervaren dat nadenken op dit vlak alleen maar tot verbittering leidt. Ik wil een pleidooi houden voor een totaal ander spoor. Ik heb een andere mogelijkheid ontdekt. Op het eerste gezicht een onzinnige onderneming… In plaats van ons te verzetten tegen het duister van het niet-weten, moeten we er ons juist helemaal door laten overweldigen. Ik heb ontdekt dat het de kunst is in het donker te wachten. Dat we het moeten durven uithouden in wat aanvankelijk alleen maar leegte lijkt. Er is een wereld doorschoten van talloze wonderen, die wacht op hen die zichzelf bevrijd hebben van de beperkingen van het redeneren.’
Dit zijn woorden van een profete én een pionier. Vandekerckhove houdt een pleidooi voor een ander spoor, en dat in bewoordingen die verraden dat ze zélf iets op het spoor is – iets nieuws. Natuurlijk hebben zij en even na haar Sara Maitland heel wat voorlopers, de twee kennen hun kerkvaders, hun Meister Eckharts en Etty Hillesum.
Het neemt niet weg dat deze twee vrouwen de eersten zijn in de geschiedenis van het christendom die zo krachtig oproepen de stilte om de stilte lief te hebben. Vandekerckhove doet als het ware het ‘stukje eeuwigheid’ van Etty Hillesum weg, ze snijdt de band tussen stilte en theologie door. Ze is zeer voorzichtig met het duiden van stilte, bij dat onderwerp wil ze grote woorden als God en Boeddha, eeuwigheid en verlichting liever weghouden. Die namen en begrippen zijn haar dierbaar, maar zodra het om stilte gaat, schuwt ze die: ze zijn haar eenvoudig te machtig. Filosofisch gezegd: te causalistisch en te finalistisch. Stilte vermag veel, maar doe niet alsof je snapt hoe en wanneer ze werkt.
En wat vermag stilte dan? Dat is misschien een vreemde manier van zeggen, voor Vandekerckhove is stilte immers nadrukkelijk verbonden met niet-weten, wat letterlijk genomen impliceert dat je niet kunt vooruitlopen op de effecten daarvan.
Maar voor wie regelmatig in stilte verkeert zijn die effecten er natuurlijk, al kun je ze niemand ten voorbeeld stellen of als norm stellen, want dan maak je een methode van iets wat geen methode moet worden, wat buiten de sfeer van maakbaarheid moet blijven. Vandekerckhove beschrijft alleen maar, ze schrijft niets voor. En wat ze beschrijft is verslag, reflectie achteraf, getuigenis. Dit overigens veelal aan de hand van getuigenissen van anderen en bij voorkeur in de vorm van romans, gedichten en autobiografisch proza, want Vandekerckhove is een hartstochtelijk lezeres.
Niet-weten heeft dus bij haar niets te maken met een hekel aan boeken of boekenkennis. Niet-weten is vooral bij haar een codewoord, een waarschuwing tegen al te naïeve pretenties en illusies van kennis, ook trouwens van religieuze en spirituele kennis.
Maar niet-weten is bij haar ook een positief codewoord en synoniem voor een houding van openheid, voor de wonderen van het bestaan maar net zo goed de absurditeit ervan. Waarmee ze niet alleen op haar ziekte doelt, maar veeleer op de vele vormen van misère en maatschappelijk onrecht waarvoor juist de stilte haar gevoelig maakt. Het is telkens weer verbazend te lezen hoezeer de stilte haar openbreekt, hoezeer ze lijdt met de lijdenden. Stilte heeft voor haar een ronduit confronterende kant, zoals blijkt uit deze uitspraak in de documentaire:
‘Voor meer dan de helft van de wereldbevolking is het leven uiteindelijk vaak een meedogenloze en uitzichtloze strijd, van de wieg tot het graf. Als je stilvalt en kijkt naar het leven zoals het is, dan komt het met een schok op je af en op dat moment helpt geen enkel medicijn, ook niet van zogenaamde zekerheden of geloofswaarheden. De absurditeit kan zich opdringen met een kracht die onverbiddelijk is en waar geen ontkomen aan is en die alles aantast, zelfs de goede dingen en de mooie dingen. De stilte voor mij is vaak die absurditeit uithouden.’
Vandekerckhoves visie op lijden is nuchter en scherp. Zij is iemand op wie Marx’ definitie van religie als roesmiddel pertinent niet van toepassing is. De stilte is voor haar juist de plek van juxtaposities, van het én-én, én de plek waar het lijden massief en onbeantwoordbaar op haar afkomt, én de plek waar geheel in tegenspraak daarmee momenten van verzachting en vrede kunnen optreden. Momenten van een innerlijk ‘kantelen’, zo beschrijft Vandekerckhove die. Of, met een andere metafoor, van innerlijk ‘gezalfd worden’.
In en met die onbegrijpelijke tegenspraak sterft ze op 7 september 2015, 46 jaar oud. Onverzoend met haar lot, treurend om wie ze moet achterlaten, met de intense woede die volgens de zenliteratuur behoort tot de beproevingen van het monnikschap. En tegelijk in de wetenschap dat ze die treurnis en woede niet moet verabsoluteren. Wat dat betreft sterft ze zoals ze leefde, vanuit haar én-én. ‘Ik kan mijn leven niet uithouden zonder [de] opening op een ongrijpbare overkant,’ schrijft ze rond haar 40ste in De smaak van stilte. ‘Maar open wil zeggen open. Ik verdraag niet dat die open ruimte wordt ingevuld. Ze moet leeg blijven, maar wel open…’
De documentaire Stilvallen van Pat van Boeckel is te vinden op www.patvanboeckel.nl, zie Documentaires 2006. De smaak van stilte is nog altijd via de boekhandel verkrijgbaar.