‘Beste vrienden,
Hoewel ik niet dezelfde huidskleur heb als jullie, heb ik jullie altijd beschouwd als mijn broeders. De natuur heeft jullie gevormd met dezelfde geest, hetzelfde verstand en dezelfde deugden als blanken. Ik spreek hier over die van Europa want als het gaat om de blanken in de koloniën wil ik jullie niet beledigen door jullie met hen te vergelijken. Ik weet hoe vaak jullie trouw, jullie eerlijkheid en jullie moed het schaamrood op de kaken van jullie meesters heeft gebracht.’ … aldus De Condorcet (1743-1794), Frans filosoof en wiskundige in een tekst: ‘Overdenkingen over de slavernij van negers’, geschreven in 1781. Er zijn sindsdien bijna 240 jaren verstreken en nog steeds is er op dit punt weinig veranderd, waarom niet? Heeft het boeddhisme hierbij steun te bieden?
Slavernij
Laten we eerst proberen wat meer te begrijpen over de achtergronden van het probleem. Een belangrijke oorzaak van het probleem van het racisme bestaat uit de slavernij. Er staat een uitstekend artikel over de geschiedenis van de slavernij op Wikipedia. Daaruit blijkt dat slavernij al te vinden was in de oudste beschavingen die we kennen. Ze bestond al in Mesopotamië 3.500 jaar voor het begin van onze jaartelling en ze komt voor in alle culturen. Ze kwam voort uit stammenoorlogen, die in het begin leidden tot het uitroeien van de overwonnenen, totdat iemand ontdekte dat het handiger was om het leven van de overwonnenen te sparen en ze voor je te laten werken.
De antieke Griekse en later de Romeinse beschaving waren zonder slavernij niet mogelijk geweest. Het was in die tijd echter mogelijk voor een slaaf om zichzelf vrij te kopen of vrijgekocht worden. De beroemde Griekse filosoof Diogenes van Sinop is volgens overlevering gevangen genomen, als slaaf verkocht en later weer vrijgekocht. Epictetus, een andere beroemde filosoof uit het oude Rome, heeft zichzelf vrijgekocht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste teksten die pleitten voor afschaffing van de slavernij afkomstig zijn uit de filosofische traditie van deze beide filosofen, die van de cynici en stoïcijnen.
Ook in India en China kwam slavernij veel voor, zeker in de tijd dat de Boeddha leefde. Een weerklank vinden we nog terug in de relatie tussen goeroe en leerling in het hindoeïsme en in de verhalen over extreme devotie in het Tibetaanse boeddhisme. In beide gevallen moet de ondergeschikte zichzelf volledig wegcijferen en is hij praktisch het eigendom van de meester. Dat deze verhalen vaak zo lovend zijn betekent alleen maar dat in die tijd en nu nog steeds veel mensen hiermee geen probleem hadden of hebben, ook boeddhisten niet. Boeddhistische kloosters hebben bovendien altijd gebruik gemaakt van slaven en het boeddhistische land Bhutan heeft de slavernij pas in 1962 officieel afgeschaft.
De Boeddha zelf had echter weinig sympathie voor de slavernij, hij onderwees de mensen een weg naar de bevrijding van hun eigen zelf. Dat schiet niet op als iemand dan ook nog eens de gevangene wordt van een ander zelf. De Boeddha heeft zich verder weinig uitgelaten over maatschappelijke problemen, omdat hij ervan overtuigd was dat de oplossing daarvan bestaat uit het bereiken van het nirvāṇa door zoveel mogelijk mensen. Zonder dat is het dweilen met de kraan open. Het beste wat je kunt doen in de maatschappij is proberen zoveel mogelijk goede eigenschappen, paramītā’s, te ontwikkelen. De Boeddha heeft wel kritiek geuit op het toen nog vrij eenvoudige kastensysteem, zoals hij ook weinig op had met al die dikdoenerige brahmanen met hun pompeuze rituelen.
Het kastenstelsel
Louis Dumont (1911 – 1998) heeft in zijn boek ‘Homo Hiërarchicus’ (1966) beschreven wat het kastenstelsel eigenlijk inhoudt. Het begon met de indeling van de samenleving in vier groepen op religieuze gronden: de boeren en arbeiders, de middenstanders, de soldaten en generaals en de priesters. Deze indeling was in het oude Griekenland ook al gebruikelijk maar kreeg daar niet zoals in India de betekenis van verschillende graden van religieuze reinheid. Vervolgens werd het behoren tot één van deze groepen erfelijk en de relaties tussen deze groepen werden vastgelegd in diensten en plichten die ment ten opzichte van elkaar had. Zo voerde de brahmaan de rituelen uit voor de kapper en deze knipte op zijn beurt het haar van de brahmaan. Dit systeem was een soort garantie voor de stabiliteit van de samenleving. Als in de Mahābhārata (300 v.j. – 300 n.j.) wordt gesproken over de teloorgang van de hindoecultuur, dan noemt men als toppunt van chaos de vermenging van kasten.
Het kastensysteem is hiërarchisch op grond van rituele zuiverheid en status. De priesters staan aan de top, zij zijn ritueel volledig zuiver en moeten een bepaalde levenswijze en een dieet volgen. De Boeddha was een asceet en ritueel onrein. Als je hem liet mee-eten, moest je het servies dat hij had gebruikt weggooien. De macht van elke kaste is vastgelegd in regels en plichten. De drie hoogste kasten mogen de veda’s lezen. De uitwisseling van diensten maakt dat geld geen grote rol speelt. Het is niet de bedoeling geweest dat leden van de lagere kasten worden uitgebuit, al is dit nu zeker wel het geval. Het ging in principe om rituele status, niet om macht en rijkdom; een enkele keer was een dobi, een wasbaas, rijker dan de brahmanen. Het belangrijkste voordeel van het systeem is stabiliteit en veiligheid. Er kon niets veranderen, maar dat hoefde ook niet. Niets blijft echter en het gevolg was dat er een ingewikkeld systeem ontstond van heel veel kasten en wrede onderlinge uitbuiting. Er waren bovendien daarnaast nog de kastelozen, de dalits, die totaal rechteloos waren. Zij kregen het slechts betaald voor het slechtste werk en mochten vaak geen tempels bezoeken.
De acceptatie van het kastenstelsel heeft veel te maken met het feit dat het wereldbeeld van het hindoeïsme hiërarchisch is. Verschillen in rang en status zijn voor een hindoe vanzelfsprekend. Dit is nog te zien aan het stelsel van hemelen en hellen dat het boeddhisme is binnengesmokkeld. Ongelijkheid tussen de mensen werd met andere woorden als rechtvaardig ervaren, vooral toen het systeem gekoppeld werd aan de theorie van karma en wedergeboorte. In China was ongelijkheid net zo vanzelfsprekend. Confucius merkte op dat als alles vlak zou zijn, de vissen in de zee en de adelaars in de lucht niet zouden kunnen leven. Hij achtte dus een egalitaire samenleving zonder dienaren en meesters onmogelijk. Ook in het Europa van de middeleeuwen en renaissance werden de sociale verschillen gezien als rechtvaardig en noodzakelijk.
Dit veranderde met het aanbreken van de moderne tijd in de 16e eeuw. Met Giordano Bruno (1548 – 1600) deed de universele gelijkheid zijn intrede. De ruimte was nu oneindig en overal hetzelfde, ze was gevuld met één soort atomen, er was geen centrum en de mensen waren in wezen allemaal gelijk. Verschillen waren dus toevallig en konden worden opgeheven. Ze werden gaandeweg ervaren als onnatuurlijk en onrechtvaardig. Had God niet iedereen als gelijk geschapen? De macht van de koning werd daarom aan regels gebonden. Uiteindelijk bedacht Rousseau de regels van de democratie: de macht berustte bij de burgers die vertegenwoordigers moesten kiezen die uit naam van ieder zouden regeren.
Een paar kleinere bewegingen zoals het boeddhisme in Azië en de Stoa in Europa hebben de ongelijkheid tussen mensen trouwens nooit geaccepteerd, omdat hier niet de gemeenschap maar het individu centraal staat. Omdat daar echter ook de gelijkheid niet ideologisch wordt beleden, lijken deze bewegingen voor de politieke stromingen weinig interessant. Als je ervan uitgaat dat geen elke maatschappij een hemel op aarde is, maar dat je het geluk in jezelf moet vinden, ben je nu eenmaal wat minder geneigd de barricades op te gaan.
De bron van ongelijkheid: het oordeel van de ander
Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) heeft een interessante analyse gemaakt van hoe we meestal naar elkaar kijken. Je merkt het als je tegenover iemand zit in de trein of bus. Je kijkt elkaar even aan, na een seconde voelt het ongemakkelijk en dan moet er één als eerste de ogen neerslaan. Wie het eerste de ogen neerslaat laat zich bekijken, de ander wordt daarmee degene die kijkt en beoordeelt. Degene die kijkt beleeft zichzelf als een ik dat ongehinderd kan denken en zijn wat zij wil, als een zelfbesef dat vrij is. Degene die bekeken wordt beleeft zichzelf als een ik dat in een relatie met een ander gedwongen is te zijn wat de ander van hem vindt. Sartre zegt dat je jezelf dan voelt als iemand die in wezen vrij is, maar door een ander wordt gereduceerd tot een ding. Dat is ongemakkelijk, maar je kunt er iets tegen doen. Je kunt je ding-zijn accepteren en de ander verleiden om over jou te denken zoals jij wilt. Zo kun je je lichaamshouding veranderen, je dure mobieltje tevoorschijn halen of een boek met een indrukwekkende titel op de kaft. Het oordeel van de ander is daarmee onschadelijk geworden, want zij denkt zoals jij dat wilt. Een andere strategie is te weigeren een ding zijn, dus terug te kijken en de ander observeren als een ding. Wie denkt zij wel dat ze is om je te beoordelen, raar mens! Het oordeel van de ander wordt daarmee teruggebracht tot iets dat nu eenmaal gebeurt in deze wereld, net zoals het weer. Je hoeft je er dus niets van aan te trekken. Hoe dan ook, de spanning blijft, ook al negeer je de ander en ga je bijvoorbeeld appen op je mobieltje. Hoe je het ook went of keert, je blijft gevangen in een tweestrijd, een dialectiek van meester en knecht (zou Hegel zeggen, 1776 – 1831), waarbij beide partijen elkaar in stand houden en nodig hebben.
Later heeft Michel Foucault (1926 – 1984) het vaak gehad over het effect van je bekeken voelen door anderen en hoe dit in bijvoorbeeld gevangenissen en scholen wordt toegepast. Op deze manier worden mensen uitgesloten en ingesloten. Het is nu erg actueel vanwege alle camera’s en gegevens die anderen over ons verzamelen. Het recht op privacy is niets anders dan het recht om je niet bekeken te voelen. Het is hierbij belangrijk op te merken dat het zich bekeken voelen tussen je oren zit. Als iemand naar je kijkt zonder dat je het weet, heb je er geen last van. We zijn echter allemaal afhankelijk van elkaars oordeel, totdat we een bepaald stadium bereiken in onze ontwikkeling naar het nirvāṇa, waarin we vrij zijn van de behoefte aan erkenning.
Racisme
‘Alle witte mensen zijn racistisch’, zegt zenlerares Angel Kyodo Williams uitdagend.’ (zie het artikel in dit blad van 3 juni jl.) Zij is volgens het internet tijdschrift ‘On Being’: ‘one of the wisest voices on social evolution and the spiritual aspect of social healing’, maar hier gaat ze toch goed de fout in. In het land der blinden is blijkbaar nog steeds eenoog koning. Dit soort antiracisme racisme is bepaald niet wijs te noemen. Zo’n bewering is met geen mogelijkheid te bewijzen. Je kunt iets zeggen over de meeste witte mensen, of over een percentage, maar je kunt nooit weten wat alle witte mensen denken. Bovendien is er geen enkele aanwijzing dat niet-witte mensen minder racistisch zijn dan witte. Racisme komt overal op de wereld voor, ook in China, India (het oudste woord voor kaste in het Sanskriet is ‘varna’, kleur) en Afrika. Door het over alle witte mensen te hebben, is Williams zelf een raciste en is het moeilijk om te begrijpen wat zij haar publiek te verwijten heeft. Zij komt echter uit een land waar dominees niets anders doen dan hun publiek met wilde kreten bestoken, wat dan meestal met een enthousiast ‘halleluja’ wordt beantwoord.
Het lijkt bovendien onrechtvaardig, je doet sport met Ghanese vrienden en je hebt de grootste lol, je hebt een week vlinders in je buik als de Surinaamse kassière in de supermarkt naar je lacht, hoezo racisme? Je hebt jezelf nooit op een racistische gedachte kunnen betrappen en nu komt er een Angel die je met een brandend zwaard uit het paradijs der onschuld verdrijft omdat je van de appel der kennis van zwart en wit zou hebben gegeten. Je wordt veroordeeld tot onbewuste racisme! Als je het oordeel ontkent, bewijs je juist hoe waar dit is.
Het moge duidelijk zijn dat we hier ver van het boeddhisme zijn afgedwaald. Het racisme-debat staat vol christelijke vooroordelen en Sartriaanse manoeuvres. Met het oordeel dat je een onbewuste racist bent, pretendeert de ander dat zij niet alleen ziet wat je doet, maar zelfs weet wat je denkt, ook als je dat zelf niet weet. Dit is Sartre tot de tweede macht! Geen wonder dat het publiek van Williams zich er niet prettig bij voelde. Het is begrijpelijk dat Williams hier een strategie gebruikt van het van je afslaan van het oordeel van de ander door een tegenoordeel. De zwarte bevolking van de V.S. zit al eeuwen in het verdomhoekje, een situatie die totaal onvergelijkbaar is met die in Europa.
De oplossing van dit soort confrontaties is gemakkelijker dan het lijkt. De analyse van Sartre is correct, maar veronderstelt een soort absolutisme dat in de praktijk gelukkig niet altijd voorkomt. Wie wel eens met mensen van een ander ras of een andere cultuur in aanraking is gekomen, weet dat de ander vaak niet oordeelt, maar herkent. Je herkent elkaar als mensen, je lacht om iets grappigs en daardoor herken en erken je elkaar. Ik heb herinneringen aan dit soort situaties in verre landen die ik nooit zal vergeten en daarnaast heb ik in mijn werk als leraar NT2 veel ervaring in het omgaan met mensen van andere culturen. Je bent in dit soort situaties vaak het eerste directe en persoonlijke contact met de cultuur en het land waar ze hun toekomst willen opbouwen. Er ontstaat zo vaak spontaan wederzijds vertrouwen en betrokkenheid.
Het land van de gebroken beloftes
De geschiedenis van de slavernij in de V.S. is onverbrekelijk met racisme verbonden en dat weer met het kapitalisme. De slaven die uit Afrika werden aangevoerd, moesten vooral op de katoenplantages werken die bedoeld waren om zo snel mogelijk zoveel mogelijk winst te maken. Anders dan in andere culturen kreeg de slavernij hier het karakter van totale uitbuiting en uitsluiting. Anders dan in Griekenland konden de slaven zich niet vrijkopen, anders dan in India hadden ze niet hun eigen plaats in de samenleving. In de V.S. was je een individu, geen deel van een gemeenschap. Je moest in de sterk competitieve maatschappij je eigen broek ophouden en zelfs rijk te worden, ten koste van anderen. Anderzijds werd aan de slaven elk onderwijs en elke ontwikkelingskans ontzegd, zij waren rechteloos door geboorte. Er is nu een nieuw soort slaaf bij gekomen: de consument, of denkt u nog steeds dat de nieuwe slavenhandelaren, die van uw gegevens rijk worden, zoals Jeff Bezos of Mark Zuckerberg, u gelukkig en vrij willen maken?
Tegenover de extreme rijkdom van enkelen stond en staat de armoede van een steeds groter wordende massa van ‘losers’. Om deze armoede, die niet alleen materieel is, nog enigszins te kunnen uithouden, is de mythe van Amerika bedacht als land van ongekende vernieuwing en welvaart. Elke dag betonen Amerikaanse kinderen in hun scholen eerbied aan de Amerikaanse vlag van bloed en tranen. Daarbij moet je vooral voor jezelf leren opkomen, je moet ‘self esteem’ kweken, voornamelijk door een grote mond te leren opzetten. Bescheidenheid is voor ‘losers’, net zoals tevredenheid. Met het idee dat er geen zelf bestaat kun je daar dan natuurlijk helemaal niet aankomen! Het is geen wonder dat de uitgeslotenen daarom hun eigen tegencultuur opbouwen en hun eigen trots door zich af te zetten tegen hun grote vijand, de witte mensen. Bekering tot de islam leek voor velen daarbij een hulpmiddel om zich tegen de heersende cultuur af te zetten. Dit is ironisch, aangezien juist de Arabieren de drijvende kracht waren in de slavenhandel en de verovering van India door de moslims een massale toename van de slavernij tot gevolg had.
Dat verschillen in kansen gebaseerd zijn op huidskleur is gebaseerd op economische achterstand en dat heeft weer te maken met een kapitalisme dat een onderklasse nodig heeft, van welke huidskleur dan ook.
Boeddhanatuur
Het meest directe antwoord van het boeddhisme op elke vorm van discriminatie is natuurlijk het begrip ‘boeddhanatuur (tathāgathagarbha, letterlijk boeddha-embryo). Het begrip ontstond in de derde eeuw in kringen die weinig verschil zagen tussen de leer van de Boeddha en de leer van de oepanishaden. Het idee is dat ieder mens in zich het vermogen heeft om een boeddha te worden en dat dit de zuivere kern is van ieders geest. In deze betekenis lijkt het een beetje op het eeuwige ātman dat volgens de heilige uitspraken in de veda’s in wezen identiek is met het goddelijke, brahman. Je kunt het echter ook opvatten als een puur vermogen dat niet ergens in zit. Zo heb ik het vermogen om ijsjes te eten, maar dat is geen zuivere kern van mijn geest. In kringen van madhyamaka’s werd het opgevat als de staat van leegte die iedereen door meditatie en onderricht kan bereiken en die je dus niet van iemand anders hoeft te krijgen.
In elk geval is de boeddhanatuur niet wit of zwart. Het is dat wat alle mensen gemeenschappelijk hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het datgene is wat ons mens maakt. Het zit in ons lijf, het is aangeboren en we raken het nooit kwijt. Als dat waar is, dan is het boeddhistische antwoord op racisme niets meer of minder dan dat je de ander als mens moet her- en erkennen. Dit is prajñāpāramītā, het toppunt van wijsheid. Dit hebben de cynische en stoïcijnse filosofen trouwens ook altijd al verkondigt. Het is ook iets wat veel mensen al dagelijks doen, als ze tenminste niet misleid worden door religieuze of ideologische vooroordelen.
Dit is zo eenvoudig dat sommige mensen daar niet in willen geloven. Die willen allerhande omslachtige meditaties op compassie, of ze willen steeds weer nieuwe wetten, ze vernielen beelden en verbieden woorden en rituelen. Al deze handelingen zijn niets meer of minder dan een worsteling met je eigen schaduw. Ze maken deel uit van de magische eindeloze dialectiek van Sartre en Hegel, want na elke censuur komt er een volgende en de verdeeldheid en tegenstand groeit alleen maar. Beide tegenpartijen houden elkaar in stand. Je kunt dit alleen maar doorbreken door wijsheid, de erkenning van de universele natuurlijke behoefte aan liefde en solidariteit.
G.J. Smeets zegt
“Je kunt dit alleen maar doorbreken door wijsheid, de erkenning van de universele natuurlijke behoefte aan liefde en solidariteit.”
Erik, met alle respect maar dit is nogal filosofisch geneuzel. Er is zoiets als pathologie. Pathologie is de evolutionaire prijs van flexibiliteit. Konkreet: sommige mensen hebben helemaal geen behoefte aan liefde en solidariteit: dat zijn de sociopaten onder ons.
Antropologen zeggen dat er een heel dorp voor nodig is om een kind op te voeden. En ze zeggen ook dat een enkele sociopaat in het dorp volstaat om de opvoeding in het honderd te sturen.
Wat ik ermee wil zeggen, Erik, is dat wijsheid een waan is. En nogmaals, sociopaten zijn even werkelijk als *liefde en solidariteit*-minnende mensen als jij en ik.
Henk Molenaar zegt
Goed stuk! In de tegenwoordige tijd lijkt discriminatie alleen vanuit de ‘witte’ bevolking te komen maar niets is inderdaad minder waar. Zo wordt je vandaag de dag als blanke veelvuldig in het buitenland gediscrimineerd, meer dan dat men wil toegeven. Zo ben je bijvoorbeeld in India (1,35 miljard mensen) als blanke nog steeds ‘onrein’ t.o.v. de Arische (Aryan) bevolking, vandaar ook die swastika…Stop discriminatie, nu!
Hans van zanten zegt
Boeddhisme zou voor zoveel mensen en samenlevingen zo’n mooie uitkomst geven. Maar de schaduw is blijkbaar aantrekkelijker. Misschien is de dialectiek objectief beschrijven niet alleen die aan het licht brengen maar ook juist in stand houden. Oh, die pijn van het denken, dat menselijk tekort dat als een onuitroeibaar virus ons verslaafd maakt aan, ja, waaraan eigenlijk? Bedankt voor je uiteenzetting. Altijd weer stof voor reflectie
Max zegt
Slavernij-een kwestie van macht, niet van ras- is een toestand, waarin een mens eigendom is van een ander.Toen koning Mansa Musa van het koninkrijk Mali in de 14e eeuw op pelgrimage naar Mekka ging, had hij maar liefst 12.000 slaven in zijn gevolg.Bij slavernij wordt er meestal gedacht aan de kortstondige maar hevige transatlantische slavenhandel van het Westen. Minder bekend is dat slavenhandel in het Midden-Oosten, Afrika en Klein-Azië veel eerder begon en langer heeft geduurd. In sommige delen zelfs tot de dag van vandaag. De zwarte Afrikanen waren de grootste handelaren in zwarte (Afrikaanse) slaven.In Afrika werden de slaven aangeboden door lokale leiders die onder meer slaven maakten in verschillende oorlogen. In plaats van deze slaven zich dood te laten werken, ceremonieel te doden of aan Arabische handelaren te verkopen zoals voorheen, bleek het lucratiever om hen aan de Europeanen te verkopen…
Als je de trans-Sahara slavenhandelsroutes over land en de Oost-Afrikaanse handel over zee (met Zanzibar als handelscentrum) optelt,dan hebben de Arabieren/moslims zo’n 14 miljoen zwarte slaven uit Afrika gehaald.Vrijwel elk huishouden in de Ottomaanse wereld bezat een of meer ‘huisslaven’.Historici schatten dat zo omstreeks 1700 twintig procent van de bevolking van Istanbul slaaf was.Mohammed (570-632) zelf was een succesvol slavenhaler en -handelaar. De islamitische Tataren vielen regelmatig Noord-Oost Europa binnen om slaven te halen: 3 miljoen Russen, 3 miljoen Oekrainers en 1 miljoen Polen werden weggevoerd in slavernij.Daarnaast maakten islamitische legers talloze miljoenen slaven in Hindoegebieden tijdens hun genocides daar.Kortom, het beeld van een typische slavenhaler is een moslim, geen Europeaan. Europeanen zijn de drijvende kracht geweest achter de afschaffing van de slavernij en verdienen dus een pluimpje.In 1857 sloten de Britse en Ottomaanse autoriteiten een verdrag, waarin ook handel in slaven (‘black slaves’) werd verboden. In 1962 is de slavernij in Jemen afgeschaft. Een paar weken later gebeurde bij koninklijk besluit hetzelfde in Saudi-Arabië. Dat gebeurde allemaal onder druk van het Westen. Ja, linkse activisten: het Westen, de blanke man (en niet anderen, ook niet de zwarten) schaften slavernij af.En waarom hoor je daar niemand over?…
kees moerbeek zegt
‘Ja, linkse activisten: het Westen, de blanke man (en niet anderen, ook niet de zwarten) schaften slavernij af.En waarom hoor je daar niemand over?…’
Ik begrijp niet waarom je naar ‘links’ uithaalt, Max. Dat de ‘blanke man’ (wie is dat?) de slavernij afschafte lijkt me niet helemaal juist. Tenzij dat je stelt dat het een ‘blanke’ was die zijn handtekening zette onder een document.
Bij Wikipedia is het artikel Timeline of the abolition of slavery te vinden. Je zult zien dat Atheense Solon al in de zesde eeuw v.o.j. schuldslavernij in Athene afschafte. En zo gaat de lijst door.
In de 19de eeuw vervoerde de Underground Railroad 100.000 Amerikaanse slaven naar veilige gebieden. De ‘conducteurs’ van deze ondergrondse waren vrijgeboren zwarten, ex-slaven,blanke abolitionisten, kerkgenootschappen in de noordelijke staten e.d. Dit was niet zonder risico. Het is een bont en breed gezelschap met verschillende achtergronden waaronder ‘voortuitstrevenden’. Dit waren de ‘linkse activisten’ van de negentiende eeuw. The National Geographic Society schreef een artikel over The Underground Railroad. Het is te vinden op intranet.
Een paar namen van zwarte afschaffers Frederic Douglas, Sojourner Truth, Nat Turner, David Walker, Dred Scott….
Blijkbaar ben je ook de rol van zwarte slavenopstanden bij de afschaffing van slavernij vergeten. De slavernijopstand van 1804 in Haïti leidde zelfs tot onafhankelijkheid van het land van Frankrijk.