Na een lange zoektocht in zowel het Oosten als in de westerse wetenschap, is Marnix van Rossum, psycholoog en meditatiebegeleider, tot de conclusie gekomen dat het vooral (geloofs)overtuigingen en dogma’s zijn die ons belemmeren om vrij te leven en te doen wat goed voor ons is. Hij noemt dit boxen.
Van Rossum: ‘Al tijden erger ik me wat aan een te eenzijdige benadering van het boeddhistisch onderwijs en heb ik zo het vermoeden dat dit hetgeen is waardoor er weinig aansluiting is bij jonge mensen. Die zijn systeem en doctrine moe als je het mij vraagt. Pas geleden was ik weer op een retraite en het ging over de drie karakteristieken. Uitvoerige uitleg over vergankelijkheid, lief bedoeld, fijne sfeer, maar niets over dat dingen ook terug komen en hoe belangrijk het is dingen te creëren. Een heel verhaal over geen-zelf, maar niets over hoe te zorgen voor je ikje en hoe die niet af te keuren. Over compassie, maar niet over jezelf toestaan boos te zijn etc. Ik mis de nuance en merk dat deze benadering mensen niet zozeer wijs maakt, maar eerder volgers creëert. Het zoeken naar wat waar is, is echter juist waarom ik zoveel respect heb voor de dhamma.
Doordat ik ook psycholoog ben zie ik denk ik meer hoe boeddhisme als zijnde een leer met overtuigingen, of boxen, ook een negatief effect kan hebben op de psyche. Ik weet ook genoeg van het boeddhisme denk ik, dat ik kan concluderen dat de Boeddha het dit niet zo heeft bedoeld.’
Wat is een box?
Boxen zijn overtuigingen over wat goed is en wat niet, als het ware ingepakt in een doos. Dat kan zijn over hoe je moet zijn als boeddhist, maar ook als mens, werknemer, of ouder. Hier zijn we ons vaak niet eens van bewust. De werkelijkheid speelt zich echter niet af in een dergelijke begrensde omgeving, maar is voortdurend in beweging, met vele dimensies, grijstinten en ze blijft veranderen. We zijn meer dan een rechtlijnige box.
Boeddha stapte out of the box
De Boeddha, wat we van hem denken te weten, was iemand die niet bang was out of the box te stappen. Eerst door geen koning te willen worden. Hij ging daarin zelfs tegen de normen van zijn familie in. Als asceet die niet at en dronk besloot hij op een gegeven moment beter voor zichzelf te gaan zorgen. Dat was zo buitengewoon op dat moment dat zijn vrienden hem verstootten.
Hij accepteerde ook geen box van anderen. Zelfs toen hij leraar mocht worden binnen een meditatiesysteem en een hele stoot discipelen in zijn schoot geworpen zou krijgen, bedankte hij daarvoor. Uiteindelijk nam hij geen enkele vorm meer aan en bevrijdde hij zich zelfs uit de dwingende omgeving van zijn eigen identiteit, of de identiteit die anderen hem gaven.
Hij besteedde zijn leven, niet om een dogma, of leer uit te dragen, maar vooral om anderen te helpen hun vaste overtuigingen los te laten. Dat kon verschillen per persoon: soms door een vraag te stellen, soms door hen iets te laten doen, of op verschillende onderwerpen te laten mediteren.
Boeddhisme wordt een box
Verlichte geesten krijgen volgers. Zo’n organisatie wordt gebaat bij het in stand houden van een systeem, of een vorm, waardoor een kritische analyse van kernovertuigingen, regels en principes gemakkelijk te wensen zal overlaten. De Boeddha wilde niet dat er een box van zijn leer werd gemaakt. Hij wees bewust geen opvolger aan. Hij noemde de dhamma, een ander woord voor de waarheid die door hem is blootgelegd, de opvolger. Hij wilde dat wij zelf checken wat voor ons werkt. Hij zei ook: mijn leer is als een boot die je over de rivier brengt. Een kist of boxje waarin je kan zitten, die je helpt oversteken, maar die je natuurlijk na het bereiken van die overkant niet blijft meeslepen. En hij zei: mijn lessen zijn als een vinger die naar de maan wijst. Als je de maan wilt zien, blijf dan niet naar mijn vinger staren. Ga af op waar mijn vinger naar wijst. Met andere woorden, neem mijn teksten niet te letterlijk.
Dat gebeurt natuurlijk wel door sommige boeddhistische academici, of trouwe volgers. Boeken worden vol geschreven met ingewikkelde uitleggen over termen, principes en modellen, of het aanhalen van teksten/sutta’s, om duidelijk te maken waarom precies dit boeddhisme ons naar die maan kan laten kijken, of ingewikkelde discussies over waarom de een het wel heeft begrepen en een ander niet. Of over waarom het wel, of juist niet gecombineerd mag worden met andere vormen van healing, spiritualiteit, of therapie.
Het boeddhisme kan natuurlijk bij het verkrijgen van die inzichten wel veel betekenen, omdat het je bijvoorbeeld kan helpen uit de omgeving, jouw en onze boxen te stappen. Over hoe we denken over het leven, wie we zijn etc. Het geeft ons als het ware ietwat bevrijding, dichter bij het boxloze en onze intuïtieve wijsheid zou je kunnen zeggen, maar we moeten oppassen dat we niet in een nieuwe box stappen. Dat is namelijk erg verleidelijk omdat het houvast en richting geeft, in deze nogal complexe wereld.’
Henk van Kalken zegt
Zeer benieuwd. Ik ga niet zover dat ik me erger, maar ik vraag me wel vaak af wat mensen bezielt om de Stroom in te gaan, maar dat niet werkelijk blijken te doen omdat ze zich vastklampen met een bijbels aandoende vasthoudendheid aan de Sutra’s. Als ik niet oppas erger ik me aan ‘Het staat er, dus zo is het.’
En ik wacht op een nadere uitleg over het zorgen voor het ikje (bestáát dat dan?) en jezelf toe te staan om boos te worden.
robq zegt
Volgens mij is er zeker een ‘ikje’. Hoever je ook gaat in de deconstructie van je ego moet er nog steeds een basis-ego zijn om te vloeien door de maatschappij. Ego-dood is verkeerd denk ik want dat is een pathologie. Edel Maex heeft me dit vroeger als psychiater bevestigd. Evolutie heeft met redenen bewustzijn en ego ontworpen. Helaas is er een overdreven bewustzijn en vooral ego ontstaan in diverse maatschappijen. Dat is ieders vijand. Het is goed leven verlost van tirannie van het EGO. Maar helemaal zonder kan ook niet en is niet wenselijk. Dus voor mijn systeempje blijft er een ‘ikje’ voorradig. Te gebruiken bij noodzaak.
Marnix zegt
kan me hier wel in vinden. Ik vind het ook wat eenzijdig om te spreken over geen ik als de beste manier, zonder het goeie van de ik, of functie goed te begrijpen. En wat is het eigenlijk ik in de directe ervaring? Iets persoonlijks nemen? Geraakt worden? Een herinnering van pijn? Hoe kun je daar het beste mee omgaan dat lijkt me belangrijk. Het is niet zo simpel denk ik.
Henk van Kalken zegt
Bewustzijn is niet ontworpen. Evolutionair of anderszins. Bewustzijn dat denkt een ikje te bezitten wordt in het Tibetaans Sems genoemd, het gewone bewustzijn. Dat associeert en identificeert en hieruit ontstaat het lijden, samsara. Het ikje is een tijdelijk, vergankelijk, cognitief ontstaan en karma-veroorzakend in elkaar geflanst iets. Het is ontstaan om te overleven, en gekoppeld aan een fysieke existentie, de illusie van een persoonlijkheid oproepend.
Maar na het sterven valt dit volkomen uiteen en blijft er niets over van wat jij en ik ons hele leven als ‘ik’ gekend menen te hebben.
Het zuivere bewustzijn daarentegen wordt ontdekt door volledig aanwezig te zijn en is in feite de Oorspronkelijke Staat, die gerealiseerd is, ongeboren en onsterfelijk. In het mahayana is het ‘de inspanning om de bevrijding van anderen na te streven.’ Ego-dood is niet alleen pathologisch, het bestaat niet. Aan ego kun je voorbijgaan zonder iets te doden of levend te houden.