Bhikkhu Analayo (1962) wijdt zijn studie Rebirth in Early Buddhism and Current Research aan wedergeboorte. Hij bestudeerde de vroege toespraken van de Boeddha uit de Pali Nikaya’s en de Chinese Agama’s over wedergeboorte, onderzocht historische debatten over het onderwerp en bekeek onderzoeken over onder andere bijna-dood ervaringen. Zelf staat wetenschapper en bhikkhu Analayo sympathiek tegenover het verschijnsel wedergeboorte, maar: ‘voor mij persoonlijk is het geen cruciaal onderwerp.’ Hieronder een indruk van de inhoud van deze belangwekkende studie.
In het eerste hoofdstuk bespreekt de bhikkhu de vroeg boeddhistische leer over wedergeboorte. Hij begint zijn uitleg met de filosofie van afhankelijk ontstaan (P. pattica samuppada). Deze filosofie beschrijft het voorwaardelijk verband tussen aan de ene kant bewustzijn en mentale activiteiten (‘naam’) en aan de andere kant de ervaring met materie (‘vorm’). Dit verband verklaart de continuïteit tijdens een enkel leven en de continuïteit van het ene naar het andere leven. Dit echter zonder het opvoeren van een onveranderlijke permanent bestaande entiteit die blijft voortleven of wordt herboren, dit wil zeggen de leer van anatta (geen ziel, geen ‘ware ik’). Ook gaat de vroeg boeddhistische leer niet uit van de scheiding tussen geest en lichaam. De conceptie wordt gezien als het neerdalen van bewustzijn, met voortzetting van overgebleven herinneringen, maar niet van het totaal van alle mentale processen van de overledene.
‘Bewustzijn’ is in de vroeg boeddhistische leer het vermogen van de geest om zich bewust te zijn van iets. Het woord ‘bewustzijn’ wekt de indruk dat het een permanent verschijnsel is, maar in de vroeg boeddhistische opvatting is het een proces, namelijk: ‘bewust zijn’. ‘Naam’ staat voor de factoren: gevoel, waarneming, intentie, contact en aandacht. ‘Vorm’ omvat het materiële aspect van ervaringen.
Karma
Door intensieve meditatietraining kunnen herinneringen uit een vorig leven bewust worden, is de veronderstelling. Dit betreft bijvoorbeeld de herinnering aan iemands naam, aan zijn levensomstandigheden en aan zijn dood tijdens een eerdere vorm van bestaan. De vorm van wedergeboorte wordt gezien als het gevolg van de wet van karma, dat ‘actie’ betekent. Het resultaat ervan is ‘vipaka’. De ethische kwaliteit van iemands wilsdaden (volitional deeds) en preciezer de gevolgen van hunkering door de wildgroei van onwetendheid, hebben een effect op dit leven en een volgende. Een dergelijk effect heeft echter niet één oorzaak. Naast karma kan een hele reeks andere voorwaarden de kwaliteit en de omstandigheden van iemands huidige leven en volgende beïnvloeden. Karma in het vroege boeddhisme is dan ook niet alles bepalend.
De resultaten van karma hebben niet meteen gevolgen. Zelfs na lange tijd kunnen ze tot rijping komen als de omstandigheden daarvoor geschikt zijn. Daarom is het onmogelijk om aan te tonen of te ontkennen dat de leer van karma gaat over een enkel leven of de overgang van het ene leven naar de volgende. Bijzonder belangrijk voor de rijping van karma is het laatste moment van iemands leven, vooral als hij juist inzicht/juist begrip (P. samma ditthi) hooghoudt op dat cruciale moment. Bhikkhu Analayo vat samen: ‘Karma is predominantly about taking the right “action” now.’
Juist inzicht
Juist inzicht is de voorloper van het vroeg boeddhistische pad, aldus de onderzoeker. Voor juist inzicht is het niet noodzakelijk om in wedergeboorte te geloven, te meer niet omdat er verschillende alternatieve vormen van juist inzicht bestaan. Hoewel de Vier edele waarheden zijn gebaseerd op het begrip wedergeboorte kunnen ze worden toegepast, zonder het bestaan wedergeboorte te erkennen. Het is echter wel nodig om een open houding te hebben ten opzichte van wat het eigen beoordelingsvermogen te boven gaat.
Daarbij adviseerde de Verhevene zijn leerlingen dat zij hun tijd niet moeten verdoen met speculaties over wat zij in een vorig leven waren, of wat zij in de toekomst zullen zijn. Het probleem is niet het idee dat men iemand anders was in een vorige leven, maar het bezig zijn met theoretische speculaties. Hij moedigt zijn leerlingen aan om aandacht te besteden aan het cultiveren van hun meditatieve inzichten en voortuitgang te maken als ‘iemand die de stroom is ingetreden’.
De leer van wedergeboorte is een integraal en wezenlijk onderdeel van het vroege boeddhisme en verbonden met de verschillende fases van ontwaken. Volgens de traditie was het de Boeddha zelf die het mechanisme van wedergeboorte heeft geverifieerd tijdens de nacht waarop hij ontwaakte. In de loop van de geschiedenis verdedigden boeddhisten tijdens debatten de centrale rol van wedergeboorte.
Gifpijl
De auteur wijdt het tweede hoofdstuk van zijn studie Rebirth in Early Buddhism and Current Research aan debatten over wedergeboorte. Al in de tijd van de Verhevene was de boeddhistische leer over wedergeboorte een onderwerp van discussie en dit is zo gebleven. In zijn tijd was het onderwerp wedergeboorte allerminst algemeen geaccepteerd en de Boeddha moest dikwijls zijn standpunt uitleggen.
Vroeg boeddhistische teksten geven echter aan dat discussies omwille van het discussiëren niet relevant zijn. De Boeddha trok de vergelijking met iemand die geraakt is door een gifpijl. In plaats van de pijl meteen te verwijderen om te voorkomen dat het gif zich niet verspreid in het lichaam, wil het slachtoffer eerst antwoorden krijgen op een serie irrelevante vragen over de omstandigheden van het schot met de gifpijl. Op bladzijde 41 tot en met 44 van zijn studie gaat bhikkhu Analayo in op de vragen die de Ontwaakte voorgelegd kreeg.
Een discussiepunt is dat de continuïteit van de geest na de dood moet worden afgewezen als dit niet waarneembaar of niet meetbaar is. Als iets niet waarneembaar is en niet meetbaar, dan bestaat het blijkbaar niet. Al in de vroege toespraken wordt melding gemaakt van drastische proeven met criminelen, die op verschillende manieren werden geëxecuteerd, aldus de bhikkhu. De bedoeling daarvan was om te kunnen bepalen of de een of andere onstoffelijke substantie of ziel uit het lichaam ontsnapt op het moment van het overlijden. Zo zou bijvoorbeeld het lichaam van de dode meetbaar lichter moeten zijn na het vertrek van het bewustzijn, maar uit het bewuste experiment bleek dit niet het geval.
Nasagena
In het oude India werd onder andere tijdens debatten over materialistische aannames in verband met wedergeboorte gebruik gemaakt van vergelijkingen. De Milindapanha rapporteert dat de boeddhistische monnik Nasagena tijdens zijn debat met de Bactrisch Griekse koning (2de eeuw v. C.) de vergelijking met de lamp gebruikt om wedergeboorte te verduidelijken. Nasagena noemt het voorbeeld van het aansteken van een lamp met een andere brandende lamp: ‘If for exemple with the wick in a lamp one lights another on, the burning of the original wick continues on the new wick.’
Bhikkhu Analayo verwijst in zijn studie Rebirth niet naar het volgende citaat, maar de bedoeling van Nasagena’s vergelijking met een niet gedoofd kampvuur is dezelfde.
“What is it, Nagasena, that is reborn?”
“Mind and matter.”
“Is it this very mind and matter that is reborn?”
“No, it is not, but by this mind and matter deeds are done and because of those deeds another mind and matter is reborn; but that mind and matter is not thereby released from the results of its previous deeds.”
“Give me an illustration.”
“It is like a fire that a man might kindle and, having warmed himself, he might leave it burning and go away.
Then, if that fire were to set light to another man’s field and the owner were to seize him and accuse him before the king, and he were to say, ‘Your majesty, I did not set this man’s field on fire. The fire that I left burning was different to that which burnt his field. I am not guilty’. Would he deserve punishment?”
“Indeed, yes, because whatever he might say the latter fire resulted from the former one.”
“Just so, O king, by this mind and matter deeds are done and because of those deeds another mind and matter is reborn; but that mind and matter is not thereby released from the results of its previous deeds.”
Een verschijnsel in de zijlijn van de discussie over wedergeboorte is de moderne opvatting dat de Boeddha helemaal geen wedergeboorte onderwees. Volgens anderen zou het een ‘vaardig middel’ van de Verhevene zijn, zonder dat hij zelf wedergeboorte accepteerde. Mogelijk komt deze mening voort uit de wens om de leringen van de Ontwaakte acceptabeler te maken voor het hedendaagse publiek. De bhikkhu geeft aan: ‘it (is) indubitely clear that teaching on rebirth are an integral part of the early Buddhist thought to which we have acces through the texts.’
Aan het einde van het tweede hoofdstuk wijst wetenschapper en boeddhistische monnik Analayo op het risico van ‘my-side bias’ van beide partijen in de discussie. Dit verschijnsel doet zich voor als gegevens bij voorbaat zo uitgelegd worden dat ze alleen maar de vooraf ingenomen mening van bijvoorbeeld de onderzoeker bevestigen. Echter, voor een wetenschappelijk benadering van het onderwerp wedergeboorte is een open geest een vereiste.
Bijna-dood ervaringen
Hoofdstuk drie bespreekt feitenmateriaal dat het bestaan van wedergeboorte zou ondersteunen. Analayo signaleert dat dit soort onderzoek een strijdtoneel is, waarbij zowel de voorstanders als de tegenstanders vatbaar zijn voor ‘my-bias’. De monnik wil in dit hoofdstuk een uitgebalanceerd overzicht geven van relevante bijdragen, maar hij vermeldt slechts korte samenvattingen, omdat er veel informatie beschikbaar is . Deze informatie betreft onder andere bijna-dood ervaringen en herinneringen van kinderen aan een vorig leven.
Bijna dood-ervaringsonderzoeken en onderzoeken van de verschillende vormen van herinneringen aan vorige levens hebben diepe wortels in oude religieuze opvattingen. Individuele gevallen van bijna-dood ervaringen zijn vatbaar voor verschillende interpretaties en zijn geen definitief bewijs voor het bestaan van wedergeboorte.
Onderzoek naar herinneringen aan vorige levens van kinderen kunnen niet eenvoudig terzijde geschoven worden als wensdenken van gelovers in wedergeboorte, aldus de monnik. De gegevens van onderzoeker Ian Stevenson en anderen ondersteunen de veronderstelling dat het om echte herinneringen uit het verleden gaat.
Hoofdstuk vier gaat over Pali xenoglossie of xenolalie. Dit is het verschijnsel dat iemand zich uit in een taal die hij niet heeft aangeleerd, maar die begrijpelijk is voor degenen die de taal beheersen. In dit geval betreft het Pali. Het hoofdstuk gaat in op de casus van de Sri Lankaanse Dhammaruwan (1968) die Pali teksten reciteert die hij niet geleerd heeft en niet heeft leren reciteren in zijn huidige leven. Op tweejarige leeftijd begon Dhammaruwan, die inmiddels de monnik Samadhikusala is, spontaan in de meditatiehouding te zitten en reciteerde Pali-teksten. Dit lijkt volgens de auteur een echt voorbeeld te zijn van xenoglossie.
Conclusie
In de conclusie van het boek schrijft de onderzoeker: ‘The present study can only collect information to enable one better to appreciate the early Buddhist teaching regarding rebirth and to evaluate for oneself how far the body of evidence presented here suffices for a belief in the possibility of some continuity beyond death.’ Voor hem is het van groot belang dat iemand leert de realiteit van de dood onder ogen te zien, zijn eigen dood en die van een ander. Dit in plaats van weg te kijken. Daarbij betwijfelt de monnik of dit onder ogen zien slaagt door toevlucht te nemen tot argumenten en tegenargumenten in het wedergeboortedebat.
Jan Toussaint zegt
Ik vroeg mij af dit eigentijdse commentaar veel afwijkt van wat er in het Tibetaanse dodenboek staat beschreven. Op zich kan ik heel erg waarderen dat het “strijden” om de waarheid achterwege kan blijven, maar ik kan maar moeilijk een essentie ontdekken in dit korte verslag (geen kritiek op de auteur van dit stuk overigens), en vroeg mij af of ik het Engelse verslag wel moet lezen om die essentie te vinden.
kees moerbeek zegt
Bhikkhu Analayo geeft in de eerste twee hoofdstukken van zijn studie kort aan dat de verschillende boeddhistische tradities en boeddhistische scholen hun (deels) eigen opvattingen hebben ontwikkeld over het onderwerp wedergeboorte.
De bhikkhu is juist teruggegaan naar de vroeg boeddhistische bronnen en heeft deze bestudeerd.