Op de opiniepagina van de Washington Post verscheen twee dagen geleden een artikel met schokkende beelden over repressie van de vrijheid van religie door de Chinese overheid.
Mijn lieve sangha, die van het Kanzeon Zen Centrum in Amsterdam, stuurde mij onlangs een digitaal bestand met opnames van de Hartsutra en de Kanzeonsutra. Ik had een van de sanghaleden hierom tijdens de zomerstop van het zencentrum gevraagd. Nu kan ik met een koptelefoon op, via bluetooth gelinkt aan mijn smartphone, de sutra’s na het mediteren meereciteren.
Een sangha is eigenlijk onmisbaar voor iedere boeddhist. Meedoen in de communiteit houdt de focus en de discipline scherp, terwijl het geheim van het onzegbare gedeeld tussen je collega-boeddhisten in hangt. Meedoen zorgt ervoor dat je participeert in het volle repertoire en ritueel. Meedoen onderscheidt boeddhistische meditatie ook van seculiere mindfulness, beoefend in yogalokaaltjes en gymnastiekzalen. Bij mindfulness die niet is ingebed in een boeddhistische context, verloopt de discipline gemakkelijk en verschuift de focus te vaak van anatman naar atman, van het geheim van het spel van vorm en leegte naar het persoonlijke verhaal van het individu dat zich naderhand zo graag wil uiten over de ongemakken die met het leven gepaard gaan.
Maar soms is er een valide reden waarom meedoen in een sangha niet mogelijk is. Mijn eerste leraar, Nico Tydeman, heeft mij met groot vertrouwen en een profetische wijsheid altijd voorgehouden dat als een boeddhist niet naar de zendo kan komen, de zendo maar naar de boeddhist moet gaan. Daarmee doelde hij niet op digitale bestanden van dharmalessen en sutra’s. Hij wilde ermee zeggen dat jijzelf de sangha bént, waar je je ook bevindt. Dit geldt voor ieder sanghalid dat de lekengeloften ontvangt; “ik ben de Boeddha, ik ben de Dharma, ik ben de Sangha” spreken wij tijdens de bijbehorende ceremonie uit, een zin die je ter vermijding van misverstanden in de context van juist inzicht moet verstaan.
“Wees je eigen zendo,” is een verstandige raad. En ik interpreteer deze graag met de vrijheid die behoort tot het geheim van het onzegbare. Ik voel mij verwant met mijn dharmanaamgenoot, Ryokan Taigu, de zwervende monnik en Japanse zendichter. Ook in poëzie hangt het geheim vaak tussen de woorden in, zoals Ryokan zich realiseerde. In het spel van vorm en leegte kun je het onzegbare op talloze manieren omcirkelen en doorkruisen, ook door de nembutsu tot je mantra te maken. Doe je dit, dan kun je overal en altijd mediteren, ook wanneer je ziek en aan je bed gekluisterd bent. Zen, poëzie en de nembutsu, zie daar mijn leven.
Het grote geheim is in goede handen bij Nico Tydeman die, inmiddels zevenenzeventig jaar jong, er zijn levenswerk van heeft gemaakt. De associatie van zen met mystiek heb ik niet altijd als een gelukkige ervaren, zoals mijn vaste lezers weten, omdat mensen hier snel iets exclusiefs van maken, dat wil zeggen: zen is gelijk aan mystiek en daarmee basta. Het gevaar dreigt dan dat zenbeoefening een bezigheid wordt van kleine elitaire groepjes met een hang naar mystiek, die op het kussen zitten tot ze een ons wegen en de zendo niet toekeren naar de samenleving. Deze zorg heb ik binnen de sangha ook wel eens geuit. Maar een belangrijk deel van deze zorg is weggenomen nu Nico Tydeman zijn kimono heeft geopend in de vorm van een website, getiteld MystiekNetwerk.nl. Dit is goeie stuff, zeer goeie, en inspirerend voor wie het grondplan wil ervaren van waaruit zen tot in alle hoeken en gaten kan uitwaaieren.
Zo blij als ik ben met ‘mijn’ Hartsutra, zo bedroefd ben ik om een artikel dat ik twee dagen geleden aantrof op de opiniepagina van de Washington Post. Laten wij ons realiseren dat er ook vijanden zijn van het geheim van het onzegbare, zoals de Chinese overheid die in haar islamitische achterland in hoog tempo gebedshuizen platwalst en verandert in parkeerterreinen. Er staan schokkende beelden bij het artikel. In China geldt: er is maar één waarheid en dat is die van vadertje Xi; concurrentie wordt niet getolereerd.
De islam is een religie van vrede, het boeddhisme is een religie van vrede, het christendom is een religie van vrede. Het artikel over de onderdrukking van de vrijheid van religieuze belijdenis heet, uit het Engels vertaald: ‘In China is het iedere dag Kristallnacht’. Dit is een verwijzing naar de pogroms in Duitsland in november 1938, die het heersende antisemitisme deden escaleren naar regelrechte terreur. Als historicus laat ik de vergelijking graag inzinken bij de lezer, die zelf mag beoordelen of deze van toepassing is op de behandeling die Oeigoeren thans in China ten deel valt. Ik denk er het mijne van en het maakt me bedroefd.
Het onderstreept nog eens dat “Wees je eigen zendo” iets betekent wat we niet vaak horen, dat boeddhisten in de wereld van nu behalve de wijsheid voorbij alle wijsheid, ook die vóór de opperste wijsheid hard nodig hebben. Anders worden zij te gemakkelijk als de boeddhisten in China, die zich muisstil achter hun muren verschuilen en als boeddhisten vóór Beijing graag lippendienst bewijzen aan Big Brother. Het ‘Belt & Road Initiative’, het Chinese economische programma om aan- en afvoersnelwegen te creëren, kent ook een geestelijk-spirituele dimensie.
Als puntje bij paaltje komt heb ik liever een e-mailaccount bij Google dan bij Baidu, liever een smartphone waarvan ik zelf de proxyservers kan instellen dan een Chinese mobiele telefoon, waarin de proxyservers onveranderbaar zijn voorgeprogrammeerd. De vrijheid die wij in vele opzichten genieten is ook de vrijheid om het geheim onzegbaar te houden en te beoefenen waar en zoals wij het willen. Wij moeten die vrijheid niet laten verslonzen, maar verdedigen. “Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen; dan dooft het licht,” dichtte Henk van Randwijk al. Als er geen licht meer is, hoe verloopt dan de transmissie van het lampje?
Namu Amida Butsu,
Taigu