Tijdens de laatste zazen van het tiendaagse zomerkamp in de Franse soto-zentempel La Gendronnière, borrelt opnieuw de rebellie in me op. Waarom zo lang zitten? Waarom al die rituelen en buigingen? En na afloop van alles ook nog Samu (gemeenschapswerk) doen? Alle gemoedsrust die ik na dagen “zitten” dacht te hebben opgebouwd, verdwijnt in een verzengende aanval van woede en verzet. Waarom doe ik dit mezelf aan?
Enige jaren geleden heb ik gekozen om verder te gaan in de Europese Soto-zen in de lijn van zenmeester Taisen Deshimaru. Hij kwam eind jaren zestig van de vorige eeuw naar Parijs en na 50 jaar is er een levendige sangha ontstaan van duizenden beoefenaars in Frankrijk, Duitsland, Italië, België, en Spanje. In Nederland is deze lijn vrijwel onbekend, omdat we in Nederland minder georiënteerd zijn op het Franse taalgebied.
Ik kwam in aanraking met deze klassieke soto-zen van Deshimaru via een workshop Japans Inktschilderen in Haarlem. De leraar, de Italiaanse zen-monnik Beppe Mokuza (http://www.sumi-e.it/nl/beppe-mokuza_new_nl/), zat langer in zazen dan ik gewend was, deed alleen een langzame kin-hin, gebruikte meer Japanse teksten en ik hoorde veel meer geluiden (geklop op hout, en meer slagen op de bel) voor en na de zazen. De regels in de dojo waren erg gedetailleerd. Voor hem was de dojo een plaats waar we in harmonie kunnen komen met de kosmische orde en kunnen we onszelf bestuderen en onze eigen boeddhanatuur leren zien. De regels zijn als suggesties om je hierbij behulpzaam te zijn.
De eerste keer dat ik op deze manier mediteerde, voelde ik me zowel verward als diep geraakt. Verward omdat ik me m’n hele leven altijd had verzet tegen welke vaste regel dan ook. Vrijheid betekende voor mij, dat ik altijd zelf kon beslissen wat ik wou doen en wanneer. No Way dat ik me aan dit strenge zen regiem zou onderwerpen.
Aan de andere kant was er de stem van de leraar, die tijdens het tweede deel van de zazen sprak over de spirit of awakening, over het voelen van een wezenlijk gemis in het gewone leven, over de vergankelijkheid van alle verschijnselen en over de diepere boeddhanatuur die in ons allen aanwezig is, maar waar we geen verbinding mee kunnen maken. Meer nog dan door de woorden zelf, was het vooral de klank van zijn stem die iets liet mee resoneren. Die stem leek vanuit een bron te komen die ik herkende als iets heel intiems in mezelf maar in m’n eentje niet kon bereiken. Ik had de stem van de leraar nodig.
Ooit was ik met zen begonnen omdat ik me niet langer wilde laten regeren door de wensen en angsten van m’n beperkte ego. Ergens was er een notie in me dat ik niet samenviel met m’n gedachten en emoties, dat er vanuit een diepere laag geleefd kon worden, waaruit een open verbinding met alles om me heen mogelijk was. Met minder separatie, isolatie en lijden. Maar ik had een gids nodig die zelf leefde vanuit die diepere bron.
Ik besloot de stem van de leraar te volgen.
Hij legde uit dat in zijn dojo iedereen dezelfde regels volgt, dat er in de beoefening geen expressie meer is van de eigen persoonlijkheid. De leraar geeft al zijn energie in het beschikbaar stellen van deze regels aan de beoefenaars.
In de eerste maanden bleek ik op vele manieren toch die eigen persoonlijkheid te etaleren: door het niet precies uitvoeren van een buiging, het niet goed aanslaan van de bel, het verkeerd lopen in de dojo. In de dojo leerde ik uitsluitend te handelen vanuit de eigen verantwoordelijkheid of taak die ik kreeg toegewezen. En die voor 100% aandachtig uit te voeren. En je daarbij niet te laten leiden door gedachten, wensen of angsten.
Het moeilijkste waren de correcties. Als de leraar zag dat ik een gebaar toevoegde, of een taak in de dojo te haastig of slordig had uitgevoerd, werd dat ten overstaan van alle anderen meteen gecorrigeerd. In niet mis te verstane bewoordingen, of door te eisen dan de handeling herhaald werd tot het wel goed was. “Let zen disturb you,” zei m’n leraar meer dan eens.
Vaak voelde ik me na afloop enorm gekrenkt, borrelde er golven verdriet en boosheid op. Maar ik leerde daarin het aloude verzet van m’n ego te herkennen. Ik begreep steeds meer hoe ik mijn eigen lijden vergrootte door me vast te klampen aan dit verzet. Dat het slechts een hele kleine stap is om dit verzet los te laten – levend vanuit het vertrouwen dat de leraar me wil tonen wanneer de persoonlijkheid de directe ervaring in de weg staat.
Na elke confrontatie ontstond er meer innerlijke ruimte, een diepere adem, meer verbinding, minder pijn in de benen tijdens het zitten.
Het opzien tegen zazen veranderde in het langzaam aan verlangen naar zazen.
Maar het hier-en-nu blijft me soms nog steeds verrassen.
Zoals tijdens het zomerkamp in La Gendronnière na tien dagen intensieve zazen-beoefening.
Ik hoor mezelf na de laatste bel van de sesshin woede uiten, hoor mezelf klagen, veroordelen hoe het georganiseerd is, voel hoe de emoties en gedachten m’n leven weer overnemen, mijn geest verduisteren als wolken voor de zon.
Maar ik zie het helder gebeuren, zie me eraan toegeven.
Ik ben me ervan bewust dat ik slechts mijn gehechtheid aan die woede lekker vertrouwd) los hoef te laten. Daar blijkt eigenlijk helemaal niets voor nodig: alleen maar het ene moment achter me te laten en het nieuwe moment aan te gaan.
Zonder emoties, zonder gedachten, zonder verwachtingen.
Het loslaten voelt als een bevrijding.
Steeds opnieuw.