Wie Dhamma in een vorm probeert te gieten, gaat aan de essentie voorbij. Vorm is immers leegte, leegte is vorm. Anders gezegd: vorm is vorm en niet méér dan dat: het is gewoon wat het is. Het staat volkomen los van onze ideeën, overtuigingen en interpretaties. Inzicht staat haaks op onze neiging om vorm, materie, bestendig—heilig, synoniem van ‘heel’—te verklaren. Structuren zijn Dhamma niet.
Overkoepelende structuren zijn zelfs helemaal Dhamma niet: dit zijn slechts structuren die onderliggende structuren in stand pogen te houden en naar hun hand proberen te zetten.
Een overkoepelende structuur is een zgn. ‘bovenbouw’, (cfr. Karl Marx), een superstructuur die wordt opgericht om standpunten in de markt te zetten (beïnvloeding, opiniëring, lobbying); om bestaande toestanden te rechtvaardigen en/of te verdedigen waardoor bepaalde systemen in stand (kunnen) gehouden worden of gefaciliteerd (machtsbasissen, benoemingen, subsidiëring). De hamvraag is of de belangen van de (super)structuren corresponderen met de basis. Op grote hoogte kan de lucht immers erg ijl worden. Onwezenlijk. Schraal.
Finaal is het de beoefenaar, die bepaalt wat hij/zij aanvaardbaar en toepasselijk vindt. Die zélf kijkt wat met de werkelijkheid strookt. Niet de (overkoepelende) structuren. Onderwerping of bevrijding is een persoonlijke keuze. Voor de Boeddha bestaat er geen twijfel: ‘Atta hi attano natho—Ieder is zijn eigen beschermer.’
Structuren bezitten de aberrante eigenschap om elkaars aanwezigheid op te zoeken. Om tegen elkaar aan te schurken. Zij herkennen elkaar. Zij onderstutten elkaar. Zij spreken immers dezelfde taal, ook als ze tegenstrijdige belangen te verdedigen hebben.
De vastheid, stelligheid, duurzaamheid, stabiliteit, bestendigheid die structuren willen uitstralen is echter niet de ‘ware aard van de dingen’. Is niet yatha-bhuta. Vastheid, stelligheid, duurzaamheid, stabiliteit… is geen kenmerk van de verschijnselen, van de dingen, van de fenomenen, van de dhamma’s. Hierdoor zijn structuren weinig meer dan geforceerde uitwassen. Of aanwassen. Kernhout zijn ze in ieder geval niet. Nooit.
Dhamma is de tegenpool. Dhamma is spontaan. Spontaan is het antoniem van vastgeroest. Het tegengestelde van geconditioneerd. Van gemanipuleerd.
Spontaan is ruimte: vormloos, naamloos, tijdloos, zonder dimensie, onbezoedeld. Zonder verleden, zonder toekomst, zonder begeerte, zonder afkeer, zonder hechting. De volheid van het heden. Van het hier-en-nu.
Het is de plotse diepe herkenning van wat zich in het heden manifesteert. Het is het sacrale van de vergankelijkheid in elk moment. Udayabbaya. Alles één in vergankelijkheid. In samenhang met al het andere. Alles met elkaar vervlochten. Holistisch. Waar het grote zich manifesteert binnen het kleine en het kleine binnen het grote. Dit ervaren is spiritueel wakker worden. Ontwaken. Wakker worden. Intiem zijn met alle dingen.
Spontaan is kijken als louter kijken. Horen als horen. Ruiken als ruiken. Proeven als proeven. Voelen als voelen. Het denken beschouwen als loutere, efemere gedachten.
Kijken, horen, ruiken, proeven, voelen en denken op zich – ‘an sich’ – is de echte werkelijkheid van het moment. Zintuiglijke ervaringen zonder inhoud. Zonder voorkeur. Zonder afkeer. Zonder oordeel. Zonder opinie. Zonder enig persoonlijk additief. Zonder woorden. Zonder concepten. Zonder structuren.
Zodat de letter van de Dhamma niet belangrijker wordt dan de geest ervan.
Geef een reactie