Het was aan de rand van de Rocky Mountains in de buurt van Medicine Hat dat er midden in de winter iets wonderlijks gebeurde. In een nest in een hoge boom had een vogel een ei gelegd. Op zich is dit al een wonder, maar wat nog wonderlijker was, de vogel broedde het ook uit. En zo kwam het dat er midden in de winter een klein vogeltje geboren werd. Zolang de moeder op het nest zat was er niets aan de hand, dan zat het kleine vogeltje veilig en warm onder haar vleugels. Maar als de moeder op zoek naar eten ging, dan kreeg het kleine vogeltje het zo koud. In het begin ging het nog wel, maar de vogelmoeder moest steeds verder weg vliegen om nog wat eten te vinden. Het kleine vogeltje zat te bibberen van de kou. Op een gegeven moment bibberde het kleine vogeltje zichzelf het nest uit. Pardoes viel het over de rand van het nest, plop in de zachte sneeuw.
Piep piep piep piep, piepte het vogeltje, want het had het koud, zo koud had hij het nog nooit gehad.
Nu liep er in die zelfde Rocky Mountains een grote roodbonte koe. De koe moet haast wel familie van de heilige koeien in India geweest zijn, want toen zij dat zielige gepiep hoorde liep zij bezorgd en vol compassie op het gepiep af. Bij het zien van dat bibberend hoopje vogel in de sneeuw dacht ze: ‘Die gaat dood, hier moet snel iets gebeuren.’ Ze draaide zich om, tilde haar staart op en flatch daar liet zij een dikke vette koeienvlaai op het vogeltje vallen. Nu had het vogeltje het niet meer koud, maar wat stonk die zooi, en na verloop van tijd vond hij het genoeg en begon weer te piepen. Piep piep piep, wat stinkt het hier.
Nu liep er in die zelfde Rocky Mountains een broodmagere, hongerige wolf. Die dacht: ‘Hoor ik daar mijn avondmaal piepen?’ De wolf liep op het gepiep af en wist zeker dat koeienvlaaien niet konden piepen. Voorzichtig roerde hij met zijn voorpoot in de koeienvlaai, en viste er even later het vogeltje uit. Het was niet veel maar als je honger hebt kun je niet kieskeurig zijn.
De wolf veegde het vogeltje zo goed en zo kwaad als het ging schoon, en hap weg was het vogeltje.
Dit was de teisho van het vogeltje. Maar het zou geen teisho zijn als er geen diepere betekenis in zat.
De moraal van deze teisho is: Als ze met stront naar je gooien is dat niet altijd met kwade bedoelingen. En als je in de stront zit houd dan in godsnaam je kop dicht.
Terence Hill.
G.J. Smeets zegt
:)
jisho zegt
een waarheid als een koe! :-)))))
Sjoerd zegt
☺
Tokai
Dharmapelgrim zegt
De parabel is mij in andere bewoordingen bekend: daar ging het over een vogeltje dat steeds hoger en hoger ging vliegen tot in de koudste luchtlagen, en daar door kou bevangen neerstorte…onder een koe terecht kwam, en door een kat weer uit de koeienvla werd gevist. De moraal was: hoogvliegers kunnen diep vallen; het zijn niet altijd je vijanden die je in de shit zetten, en het zijn niet altijd je vrienden die je uit de shit halen.