Medewerkers van het zencentrum Suiren-Ji zijn in een ruime schuur in Bemmel bij Nijmegen druk bezig met de bouw van een hondo (schrijnruimte) en een zendo (meditatieruimte). De organisatie hoopt die ruimtes binnenkort in gebruik te nemen. Het gebouw is zo ruim dat er ook slaapruimtes gemaakt kunnen worden, zodat er meerdaagse retraites gehouden kunnen worden. Naar verwachting zal de tempel Suiren-Ji in de tweede helft van 2015 officieel worden geopend.
In november 2011 sloot de oude tempel van Suiren-Ji in Leiden tijdelijk haar deuren, in afwachting van een nieuwe leraar en een locatie. De boeddhistische monnik en oprichter van Suiren-Ji, Zeshin van der Plas, besloot zich om fysieke redenen na achttien jaar terug te trekken als leraar en zich toe te leggen op de verzorging van zijn hoogbejaarde moeder. De flamboyante Van der Plas beoefent sinds 1978 het zenboeddhisme. Na de sluiting van de tempel aan de Hogewoerd huurde een aantal leden in Leiden een ruimte, zodat elke woensdagavond mensen met zit-ervaring kunnen mediteren volgens de Soto zentraditie. Maar nog steeds is er geen opvolger gevonden voor zeshin. Vanaf 2012 tot nu vonden op kleine schaal wel activiteiten plaats binnen de stichting Suiren-Ji.
Mix van zenstromingen
Zeshin van der Plas werd in 1986 als leerling van de abt Tangen Harada Roshi opgenomen in het klooster Bukkoku-Ji in Japan. In 1988 ontving hij zijn boeddhistische wijding en in 1992 werd hij monnik. Hij is de grondlegger van de Nederlandse stichting Soto-Zencentrum ‘Suiren-Ji’. Zijn leraar Harada Tangen Roshi is een Japanse Zenmeester die het klooster Bukkoku-Ji in het dorpje Obama bestiert. Obama is een klein kustplaatsje ten noorden van Kyoto, aan de Japanse zee, en qua grootte vergelijkbaar met Katwijk aan Zee.
Harada Tangen Roshi deed rond zijn twintigste, op het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn intrede in het klooster Hosshin-Ji, dat vijfhonderd meter van zijn huidige klooster ligt. In die tijd werd Hosshin-Ji geleid door Daiun Sogaku Harada Daiosho, die voor Japanse begrippen een nogal revolutionaire abt was. Hij maakte namelijk een mix van de twee bekendste zenstromingen: Rinzai en Soto. En ten tweede behoorde hij tot de kleine groep zenmeesters die buitenlanders (onder anderen in 1953 Philip Kapleau Roshi) in hun kloosters toelieten.
Nadat op twaalf december 1961 Daiun Sogaku Harada Daiosho overleed, liet Tangen Harada Roshi het klooster Hosshin-Ji voor wat het was, en vestigde zich in een tempeltje naast Hosshin-Ji. Het was waarschijnlijk zijn bedoeling om daar als priester zijn dagen te slijten. Dit was hem echter niet gegund.
Een paar maanden later stond (de latere) Hogen Daido Osho bij hem op de stoep en vroeg om onderricht. Hogen bleef ongeveer tien jaar onder de hoede van Harada Tangen Roshi. Hogen Daido Osho leidde verschillende keren sesshins in Nederland. Harada Tangen Roshi heeft de traditie van zijn leermeester voortgezet door ook buitenlanders voor langere tijd in zijn klooster toe te laten.