Stel je voor dat achter je gewone ogen, die met hun starre blik de wereld in de gaten houden, zich een ander oog bevindt. Een groots stralend oog, dat de werkelijkheid ziet zoals zij is en dat al je overlevingsstrategieën en emotionele reacties doorziet. Ze niet veroordeelt of ontkent, maar alle belemmerende patronen vanuit een allesomhelzend waarnemen omvat. Stel je voor dat die kwaliteit van zien zich bevindt in je hart. Niet als een plek van sentimentele gevoelens of gepassioneerde verliefdheid, maar als een plek van oprecht mededogen met alle manieren waarop je jezelf in de weg zit, en vooral met de akelige of angstaanjagende omstandigheden die je hebt meegemaakt en die je genoodzaakt hebben je hart af te sluiten om te overleven, om de essentie van je eigen zijn te beschermen.
Dit zien vanuit je hart is geen vage omfloerste blik die ertoe dient alle negatieve en egoïstische patronen in jezelf te verbloemen of ze een gouden randje te geven. Want hoewel het allesomhelzende zien gekenmerkt wordt door mededogen, is het tegelijkertijd uiterst precies, scherp en nietsontziend. Alsof je ’s morgens vroeg opstaat en naar buiten loopt en de wereld bedekt is met een dun laagje witte rijp en alles zo superscherp verschijnt dat je er nauwelijks naar durft te kijken uit angst dat de beelden als messen door je ogen zullen snijden. Zo ragfijn en glashelder. Als je zo scherp – zonder oordeel en zonder er een verhaal van te maken – zou durven kijken naar de manier waarop je jezelf van moment tot moment neerzet, afsluit en verdedigt, en zo je wezenlijke helderheid verkwanselt, verschuift er iets. Iets opent zich, ver voorbij de gebruikelijke mogelijkheden om je te openen. Natuurlijk ken je de momenten waarop je hart zich opent. Maar dit is anders. Veel ingrijpender. Op een andere schaal. Van een andere dimensie. Van een aantal andere dimensies.
Wanneer je vanuit mededogen vlijmscherp durft te kijken naar de verschillende manieren waarop het ego zich neerzet en verkrampt, zonder enig commentaar – want dan kijk je niet meer puur en staat het oordelende denken er al weer tussen – worden er twee zaken duidelijk: ten eerste de belemmerende patronen die je steeds helderder waarneemt, en ten tweede het zien zelf. Net als bij een wetenschappelijk onderzoek. Wanneer je het gedrag van sluipwespen onderzoekt, wordt niet alleen hun gedrag steeds verbazingwekkender, maar wordt ook het zien zelf scherper en nauwkeuriger, waardoor je steeds meer details gaat zien.
Zo leef je je leven
Gewoonlijk ben je echter helemaal niet van plan om scherp naar jezelf te kijken. Je kijkt liever helemaal niet naar je eigen motieven en verborgen gevoelens, en als je toevallig iets daarvan ziet, dan ontken je gewoon wat je ziet. Je ontkent de neigingen om jezelf te bevestigen en de ander onderuit te halen. Je ontkent de dubbele boodschappen en tegenstrijdige emoties. Je ontkent je eigen negativiteit. En op die manier continueer je de belemmerende patronen van het ego en voel je je daar tegelijkertijd gefrustreerd over. Zo leef je je leven, totdat Tijd je inhaalt en je uiteindelijk ziek wordt en sterft.
In de tussentijd ben je zo gefixeerd op je eigen problemen en zit je zo dicht op de zelfgecreëerde werkelijkheid, dat je ook niets kunt zien. Als je iets té dicht bij je ogen houdt, zie je het niet meer. Dus, om werkelijk te gaan waarnemen en onderzoeken, is er wat ruimte nodig. Genoeg ruimte om überhaupt te kunnen beginnen met waarnemen. Zonder ruimte is waarnemen onmogelijk. Dan ben je te verweven met je eigen denkbeelden, zit je zo vastgeplakt aan wat je ervaart of ben je zo verstrengeld in het web van relaties, dat er niets anders mogelijk lijkt dan het volgen van de vertrouwde paden en te hopen dat de veranderingen van buitenaf worden aangeleverd.
De hoop dat het leven opeens zal openbreken waardoor het licht van het boeddhabewustzijn, of van het absolute je zal doorstralen en alle problemen zal oplossen, is een universele misvatting, en bij deze spirituele bushalte wemelt het van de mensen, zonder dat er ooit een bus verschijnt. Want behalve het vastgeplakt zitten aan je eigen lijden en het ontkennen van wat je ziet, is de hoop op de redding van buitenaf de beste voorwaarde om nooit in actie te komen. En bewustwording of bevrijding kan alleen maar beginnen vanuit actie.
Een verticaal staand biljart
Niet een gewone actie. Alles wat je gewoonlijk onderneemt komt voort uit het streven naar bevestiging of naar het bevredigen van je behoeftes. Dat is ook oké. Dat moet je vooral niet veranderen. Dat laat je gewoon zoals het is. Je blijft gewoon jezelf bevestigen en je begeertes achterna rennen. Je blijft jezelf voor de gek houden en je blijft jezelf of de ander onderuithalen. Of je blijft fanatiek je best doen en wanhopige pogingen ondernemen om verlicht te worden. Dat is allemaal oké. Want daar gaat het helemaal niet om. Wat dominees, wereldverbeteraars of boeddhistische leraren ook verkondigen is prima voor het algemeen welzijn, maar in het licht van je eigen ultieme bevrijding draait alles een kwartslag. Dan gaat het om een actie die daar haaks op staat. Alsof je speelt op een verticaal staand biljard. Dat is niet echt simpel.
De enige werkelijk vrijmakende actie is dat je wat ruimte creëert tussen het deel van je bewustzijn dat alles ervaart (de waarnemer) en dat wat je ervaart. Dat is alles. Maar dat heeft uitsluitend zin wanneer je de rest van al je patronen intact laat, er geen millimeter aan verandert. Dat is de paradox. Het is alsof je in de tuin zit en op de tafel naast je strijkt als een donkere vlek een koolmeesje neer. Als je niet kijkt zie je hem niet echt, en op het moment dat je zelfs maar je ogen draait of anders ademt, is hij alweer weggevlogen. Zo nauw komt het. Je beweegt niet en je beweegt toch. Je neemt waar, maar zonder iets te veranderen. De beweging van het waarnemen is onzichtbaar en stil. Dat vereist een bepaalde gevoeligheid; innerlijk zo stil en ontspannen te zijn dat je vanuit je hart, vanuit je gevoel, kunt gaan waarnemen zonder dat het denken met zijn oordelen tussenbeide komt. Dat is de eerste moeilijkheid.
Bovendien moet je je zaakjes ergens ook op orde hebben. Vandaar dat het boeddhisme zich heeft uitgekristalliseerd in drie – later negen – stromingen die tegelijk de verschillende stadia zijn van de Bevrijding met een hoofdletter. Er is een redelijk stabiele psychologische basis nodig. Waarom? Omdat wanneer je ruimte creëert in je bewustzijn, ruimte om werkelijk waar te nemen, je ergens onvermijdelijk ook ruimte geeft aan alles wat je onderdrukt hebt. Niet alleen de schaduwkanten van jezelf, maar ook de onverwerkte agressie, begeerte, angst en paniek. Die kunnen omhoogkomen. Ze kunnen omhoogkomen omdat, als je ruimte schept, je aan alles ruimte geeft. Zo werkt dat. Dat is universeel. Maar wat omhoogkomt is persoonlijk, individueel. Dus. Om dat meer aan te kunnen gaan zonder in de crisisopvang terecht te komen, moet er een gezonde basis zijn.
Traditioneel begin je in het boeddhisme de weg naar bevrijding met het beoefenen van de hinayana* (het kleine voertuig), waarbij je leert verantwoordelijk te zijn voor je eigen daden. Het belangrijkste inzicht wordt weergegeven door de vier universele waarheden:
1.Het leven is onherroepelijk verweven met lijden, frustraties, ziekte, ouderdom en dood, maar het grootste deel van het lijden leg je daar bovenop door je daarmee te identificeren, en het één vast te grijpen en het ander weg te duwen.
2.De bevrijding zit niet in de wanhopige poging om dit te ontlopen, maar in het onderzoeken van de oorzaak van het deel van dit lijden dat je zelf veroorzaakt.
3.Je merkt dan in korte momenten dat de bevrijding een reële mogelijkheid is.
4.De rest is een kwestie van wel of niet in actie komen door het volgen van het achtvoudige pad: de praktische leefregels en aanwijzingen om zo te leven dat je niet nog meer frustraties en lijden veroorzaakt, en je uiteindelijk de bevrijding van mentale en emotionele verwarring verwezenlijkt. In feite leer je gewoon je eigen broek ophouden.
Vervolgens leer je in de mahayana (het grote voertuig) verantwoordelijk te zijn voor je relaties met anderen, en probeer je de ander te ondersteunen om zijn of haar bevrijding te verwezenlijken. Je leert wat minder gericht te zijn op jezelf, op de bevrediging van je eigen behoeftes en begeertes, waardoor het ego wat meer transparant wordt. Het ego hoeft niet opgeblazen te worden! Integendeel, het ego geeft je ook de kracht om je in de wereld staande te houden, maar het hoeft zich niet voortdurend op de voorgrond te plaatsen. En wanneer het ego wat doorschijnender wordt, wat ruimtelijker, ontwikkel je vanzelf meer positieve gevoelens zoals mededogen, liefde, gelijkwaardigheid en vreugde.
Naar binnen gekeerd
In de vajrayana (het diamanten voertuig) leer je vervolgens te werken met je eigen lichamelijke, energetische en emotionele blokkades. De beoefening is veel meer naar binnen gekeerd, meer innerlijk, waarbij ervan uit wordt gegaan dat je de twee voorgaande voertuigen wel verwezenlijkt hebt. De nadruk ligt minder op de teksten en meer op het beoefenen van de meditatie-, adem- en yogaoefeningen en op het ervaren zelf, omdat de wezenlijke bevrijding geen denkbeeld is, maar het herkennen van het heldere gewaarzijn in het huidige moment. Pas dan komen de inzichten waar dit boek over gaat, die grotendeels afkomstig zijn uit de ‘hoogste’ stroming uit de vajrayana, de zogeheten atiyoga (Skt. hoogste yoga) of dzokchen (Tib. de volkomen volmaaktheid). Vanuit dzokchen wordt niet geprobeerd om iets te veranderen of te transformeren. De enige concrete werkbasis is de werkelijkheid zoals zij is, innerlijk en uiterlijk. In wezen ontbreekt daaraan niets. Alles is al volmaakt aanwezig, alleen ben je gewoonlijk niet in staat om dit vanuit een puur en helder gewaarzijn waar te nemen.
Uit: Robert Hartzema, De Ruimte van Gewaarzijn . Uitgeverij Karnak