Sinds ik alles kwijtraakte wat me dierbaar was en geestelijk en lichamelijk serieus beperkt raakte, ging de kwaliteit van mijn leven met sprongen vooruit. Dat lijkt paradoxaler dan het is. Omdat de mens zijn werkelijkheid alleen subjectief kan beleven, is het voor mij helemaal niet moeilijk om gelukkig te zijn, ook al zit ik permanent in een rolstoel, heb ik een ongeneeslijke vaatziekte en ben ik volgens sommige psychiaters levenslang gaga.
Hoe ik er objectief aan toe ben, is niet vast te stellen. Wie ik ben, is onkenbaar (de onleesbare Emanuel Kant schreef erover). Misschien vinden sommige mensen mij een meelijwekkend wrak, maar ook dat is een subjectief oordeel. In Zen en de kunst van het motoronderhoud neemt schrijver Robert M. Pirsig afscheid van subjectiviteit en objectiviteit. Hij stelt daar kwaliteit tegenover. Als je bijvoorbeeld helemaal opgaat in het onderhoud van een motor, is dat kwaliteit. Pirsig speelt hier leentjebuur bij de zenboeddhisten, die geloven dat het verschil tussen object en subject kan worden opgeheven door aandachtige meditatie. Zo bezien zou je, aldus Pirsig, motoronderhoud kunnen definiëren als een vorm van meditatie. Een interessante gedachte, al werd ik zelf vooral psychotisch van al dat gemediteer.
Ik wil hier verder niet te diep ingaan op de metafysica van Robert M. Pirsig. Lees het boek. Het is de moeite waard. Daarbij wil ik aantekenen dat ik Zen and the art of motorcycle maintenance ook na 2 keer herlezen niet helemaal begreep. Het manuscript werd 60 keer afgewezen door uitgevers, en Pirsig was hoogbegaafd, dus dat verklaart één en ander.
De kwaliteit van mijn leven is zo vooruitgegaan, omdat een vaatziekte mijn levensverwachting aanzienlijk kan bekorten. Omdat ik de 80 vermoedelijk niet haal, ben ik veel aandachtiger gaan leven. De dingen die ik nog kan doen, doe ik geconcentreerder dan vroeger. En dus met meer kwaliteit. Mijn aandacht wordt bovendien niet meer afgeleid door veel materieel bezit. Woonde ik tot 4 jaar geleden in een groot huis met een nog grotere auto ervoor; nu heb ik alleen een bed, een tafeltje en een kast. Ik vind het veel, want het is genoeg.
Soms denk ik te begrijpen waarom er zoveel cholerisch ongenoegen is dit land. Nederland is één van de beste en welvarendste oorden om te wonen, en toch spat het nationale chagrijn van de krantenpagina’s af. Eerlijk gezegd denk ik dat Nederlanders verwend zijn, en als dreinende kleuters nog meer eisen.
Ik heb niks meer, behalve schulden en een aftakelend lichaam, en toch heb ik me nog nooit zo goed gevoeld. Dat komt, vermoed ik, omdat ik me om materieel bezit niet druk meer hoef te maken. Het is er sinds mijn scheiding simpelweg niet meer, en ik mis het niet. Ook dat is kwaliteit van leven: genoegen nemen met wat je hebt, en je niet afvragen wat je niet hebt. En daarbij doe ik niet aan jaloezie of competitie buiten het sportveld.
Dat ik geen televisie heb, draagt daar mogelijk aan bij. Ik hoef nooit naar reclames te kijken die goederen aanprijzen die ik niet wil hebben. Zo wordt mijn consumerende gedrag niet afgeleid van wat ik echt nodig heb om blij te zijn: vrijwel niets.
Als ik zin heb om in de lach te schieten, zap ik in de gezamenlijke woonkamer van mijn beschermde woonvorm soms in een minuut tijd langs 20 zenders. Ik zie voornamelijk hysterisch lachende, applaudisserende of huilende mensen, naast te snel pratende presentatoren. Ik heb er verder geen mening over. Mensen moeten het lekker zelf weten als ze 15 uur per week televisie willen kijken (het Nederlands gemiddelde). Zolang ik het maar niet hoef te doen. De televisie bij het oud vuil zetten, verhoogde de kwaliteit van mijn leven aanzienlijk. Ik hou veel tijd over voor belangrijkere dingen, zoals mateloos aandachtig dagdromen.
Dat dagdromen wordt door sommige hulpverleners als een afwijking gezien. In de verslavingskliniek kreeg ik voortdurend op m’n kop omdat ik zat af te dwalen als ik de behandelsessies saai of zinloos vond. De psycholoogjes wilden per se dat ik aan mindfulness ging doen. Dat weigerde ik. Sommige mensen zullen best baat hebben bij mindfulness, maar ik moet niets hebben van al dat hier en nu-gedoe. Laat mij maar zweven, als ik niet met aandacht m’n dingen doe. Zweven is misschien wel de enige bezigheid waar ik echt talent voor heb, en de mens was ook al aandachtig voor het lelijke begrip mindfulness z’n intrede deed.
In mijn beschermde woonvorm wordt het inmiddels geaccepteerd, dat ik soms dagenlang op mijn kamer vertoef en niet of nauwelijks met de begeleiding communiceer. De privacy die ik diplomatiek afdwong, is een enorme kwaliteitsimpuls voor mijn leven. Ik ben iemand die zoveel mogelijk met rust gelaten wil worden. Al heeft dat er in mijn leven mede toe geleid dat ik herhaaldelijk voor asociaal ben uitgemaakt. Tot mijn heimelijke genoegen overigens, want ik heb een fout zwak voor luie denkers die te pas en te onpas met dat soort etiketten smijten.
Ik moet wel eens glimlachen als ik bedenk dat ik veel lijk op een monnik die in een doodstille kloostercel bidt en mediteert. En dan te bedenken dat ik diep van binnen een schranser ben en te lang zo leefde. Het kost me juist daarom weinig moeite me te verplaatsen in de drijfveren van de asceet die ik werd. Al zal mijn afkeer van monotheïstische religies voorkomen dat ik me daadwerkelijk ooit terugtrek in een kloostercel (en me bijvoorbeeld laat inmetselen, wat heremieten in de Middeleeuwen wel deden).
De kwaliteit van mijn leven draait momenteel dus vooral om rust, privacy en stilte. Dat had je me 10 jaar eens moeten zeggen, toen ik 40 was en de chaostheorie met groot enthousiasme uitdroeg. Ik was een eenpersoons afdeling Sturm und Drang. Eerlijk gezegd verbaast het me achteraf niet dat ik bipolaire verschijnselen kreeg en uiteindelijk met een half been over in een rolstoel belandde. Ik leefde lang voor 3, me te laat realiserend dat ik bezig was mezelf ten gronde te richten.
Van die zelfdestructieve neigingen ben ik af – als ik de sigaretten wegdenk. Ook dat verhoogde de kwaliteit van mijn leven aanzienlijk. Maar waar je wint verlies je. Mijn vertrouwen in de mensheid kelderde aanzienlijk door alles wat ik meemaakte, vooral in de GGZ en familiesfeer. Dat vind ik bijzonder jammer. Ik ben heel lang goed van vertrouwen geweest, en ging uit van het beste in de mens. Noem het naïviteit, maar ik vind het nog altijd te prijzen dat ik mensen zo onbevangen tegemoet trad.
Dat lukt me niet meer. Door mijn psychoses en hypersensitiviteit, die alleen maar toeneemt naarmate ik ouder word, heb ik misschien voorgoed afscheid moeten nemen van diverse mensen, onder wie boezemvrienden. Ze werden te bedreigend voor me, waarmee ik niet wil zeggen dat al hun intenties slecht waren.
Ook mensen uit je systeem verwijderen kan dus bijdragen aan kwaliteit van leven. En dat terwijl ik vroeger alles op alles zette om mensen te behouden. Een denkfout, zie ik nu. Zelfs verlies van dierbaren kan the next level zijn van levenskwaliteit.
Dat is dus mijn hoogstpersoonlijke metafysica: het wezen van mijn werkelijkheid is afzondering. Noem dat gerust asociaal; ik weet beter. Het is kwaliteit.
Geef een reactie