saṃbuddhānām anutpāde śrāvakāṇāṃ punaḥ kṣaye
jñānaṃ pratyekabuddhānām asaṃsargāt pravartate
Wanneer de geheel ontwaakte boeddha‘s niet ontstaan en hun toehoorders zijn verdwenen,
Verschijnt de wijsheid van de zelfstandig verlichte boeddha’s zonder contacten. (bladzijde 139)
Sinds kort is er een nieuwe vertaling uit van de Mūlamadhyamakakārikā, getiteld “De Basisverzen van het middenpad’. Michel Leezenberg heeft zijn best gedaan om er een betrouwbare vertaling van te maken. Dit is niet gemakkelijk, want het is een moeilijk tekst, de Basisverzen zijn geschreven in een strikt metrum van twee keer acht lettergrepen per regel en twee regels per vers. Het is vaak moeilijk te zien of een bepaald woord nu bewust gekozen is of vanwege het metrum. Natuurlijk is het niet mogelijk om deze structuur in een Nederlandse vertaling te reconstrueren. De Basisverzen zijn gecomponeerd om uit het hoofd te worden geleerd, als een geheugensteun. De uitleg werd er mondeling bijgegeven. Het was dus niet zo erg als er af en toe cryptische woorden werden gebruikt, want je wist wat de bedoeling was. Het is bij een mondeling doorgegeven tekst ook heel gemakkelijk om er een stukje in te voegen of weg te laten zonder dat iemand het merkt. Een vertaling schrijven voor lezers die er geen uitleg bij krijgen is dus een heel andere tak van sport.
Er zijn echter sinds de eerste Nederlandse vertaling van Erik Hoogcarspel in 2005 heel wat nieuwe vertalingen en commentaren in andere talen verschenen. Daarom is het misschien goed dat er een nieuwe versie van deze belangrijke boeddhistische tekst in het Nederlands beschikbaar is. Wie deze vertalingen in andere talen wil raadplegen kan ze opzoeken in de literatuurlijst op bladzijde 48 van het boek. Ik mis alleen de vertaling van Guy Bugault: Nāgārjuna, Stances du milieu par excellence, Gallimard, Paris 2002.
Wie was Nāgārjuna?
Iedereen is het er wel over eens dat hij een historische figuur was die ergens in de tweede helft van de tweede eeuw in Zuid-India heeft geleefd. In de loop van de tijd zijn er heel wat teksten aan hem toegeschreven die echter niet allemaal op elkaar lijken. De teksten waardoor hij beroemd is geworden maken de kachel aan met de meest gangbare begrippen over het bestaan en het functioneren van de dingen. Hij doet dit echter zo dat er geen speld tussen te krijgen is. Dit heeft aanleiding gegeven tot heel wat mystieke speculaties over de leegte. In de andere teksten ontbreekt dit onderwerp volledig. Dan is er ook nog een tekst met de titel “Parelsnoer”, Ratnāvāli, waarin naast allerlei gemengde adviezen ook een stukje over de leegte is opgenomen. Leezenberg vertaalt de titel overigens als “Kostbare Krans” en wijkt daarbij af van de woordenboeken. Deze tekst wordt pas sinds de vierde eeuw traditioneel aan Nagarjuna toegeschreven. Nu is de naam “Nagarjuna” niet bepaald uniek, zodat men over het algemeen aanneemt dat er verschillende auteurs met die naam hebben geleefd, soms met vele eeuwen ertussen. De Tibetaanse traditie gaat hier niet vanuit en moet daarom aannemen dat Nagarjuna 600 jaar oud is geworden.
Een van de problemen van deze logische teksten, waarvan de Basisverzen van het middenpad de beroemdste is, is vast te stellen wat nu precies de bedoeling is geweest. Was het alleen maar om een bepaalde stroming in het boeddhisme, de zogenaamde Abhidharmaschool of de Sarvāstivāda de mond te snoeren? Was het de bedoeling om een lans te breken voor het mahāyānaboeddhisme? Als dat zo is, waarom wordt er dan nergens verwezen naar klassieke Prajñāpāramitāteksten die toen al geschreven waren? Nagarjuna verwijst alleen naar uitspraken van de Boeddha zelf. Was Nagarjuna een tekstgeleerde die het net als de huidige boeddhologen gewoon leuk vond om dingen uit te pluizen en daarover te schrijven? Was hij een geleerde of een abt van een klooster? De Tibetaanse traditie maakt hem rector van de boeddhistische Nalanda-universiteit, maar die bestond tijdens zijn leven nog niet. Ging het hem om de kunst van het debatteren, of om het ontwikkelen van verlossend inzicht? Dit laatste valt op te maken uit sommige bijna terloopse opmerkingen aan het einde van sommige hoofdstukken. De teneur van de tekst lijkt echter op het eerste gezicht strikt logisch. Ten slotte is er nog de raadselachtige bewering in de Vigrahavyāvartanī (Weerlegging van de kritiek) waarin Nagarjuna verklaart dat hij nooit ongelijk kan hebben omdat hij geen standpunt inneemt, maar alleen bestaande standpunten onderuithaalt.
Een therapeutische tekst
Volgens Leezenberg moeten we de tekst zien als soort verzameling koans, therapeutisch middelen om onze vastgeroeste denkgewoontes te doorbreken. Wat dit betreft ziet hij een gelijkenis met de teksten van Wittgenstein, maar ook met de antieke sceptici (bladzijde 29). Het probleem is alleen dat dit voor de meeste mensen niet echt een licht doet opgaan. Bovendien zegt de vertaling vaak meer over de vertaler dan over de auteur. Veel Engelse vertalers, zoals bijvoorbeeld Mark Siderits en Jan Westerhoff zien Nagarjuna als een soort taalfilosoof. Anderen baseren zich niet op het originele Sanskriet maar op de Chinese vertaling Kumārajīva uit de vierde eeuw of op de Tibetaanse uitleg van Tsongkapa. In Tibet bestaat hier trouwens nog steeds een discussie tussen de aanhangers van de Gelugpa-orde en die van de Karmapa-orde. Leezenberg lijkt zich met zijn therapeutische lezing verre van deze discussies te houden, maar hij verwijst wel erg vaak naar de interpretatie van David Kapulahana die het hele boeddhisme, Nagarjuna incluis, wil terugbrengen tot een vorm van empirisme.
De tekst zelf
Nagarjuna behandelt de vraag naar het bestaan van een groot aantal zaken, zowel uit het alledaagse leven als uit de boeddhistische leer. Hij begint met de vraag of oorzaak en gevolg op zich wel bestaan. Dit lijkt absurd, want we zien toch dat alles oorzaken heeft? Laat ik een voorbeeld geven. Je ziet dat het begint te regenen en dat daardoor de straten nat worden. Ook in de Westerse filosofie heeft men echter al opgemerkt dat er niet zoiets is vast te stellen als een oorzakelijke werking. Nagarjuna laat zien dat je oorzaak en gevolg niet los van elkaar kunt denken en dat ze daarom in hun bestaan van elkaar afhankelijk zijn. Wie ziet dat de straat nat is, concludeert dat dit door de regen komt, de straat zelf heeft er niets mee te maken. Wie ziet dat het regent, verwacht dat de straat nat wordt, de regen zelf vertelt er niets over. Oorzaak en gevolg komen voort uit de manier waarop we gewend zijn over regen en straten te spreken. Ze zijn van elkaar afhankelijk en hebben dus geen svabhāva, geen zelfbestaan, zoals Leezenberg met een goedgekozen term vertaalt. Nagarjuna laat dit in de volgende hoofdstukken zien dat dit ook het geval is met vele andere onderwerpen. Interessant is het hoofdstuk over de Boeddha, waarvan Nagarjuna laat zien dat je hem niet kunt zien als persoon. Ook hij heeft geen zelfbestaan. In hoofdstuk 24 legt Nagarjuna uit dat leegte een voorlopige benaming is voor het ontstaan in afhankelijkheid, dus het ontstaan zoals hierboven is uitgelegd aan de hand van oorzaak en gevolg. Beide bestaan alleen in hun onderlinge afhankelijkheid, of in filosofische termen correlatief of interdependent.
Als toegift geeft Leezenberg aan het einde van het boek nog een vertaling van de Kaccayanagottasutta en van de Hartsoetra. Bij de laatstgenoemde vertaling laat hij echter een hele versregel weg, waardoor de betekenis wordt verdraaid. De eerstgenoemde wordt door Nagarjuna zelf aangehaald als bewijs dat hij niets nieuws verkondigt, maar alleen iets duidelijk maakt wat door de Boeddha ook al is onderwezen. Het belang van de Hartsoetra hier is minder duidelijk. Hoewel Nagarjuna waarschijnlijk wel is beïnvloed door de Prajñāpāramitāsoetra’s, met name die in 8000 strofen en de Diamantsoetra, verwijst hij er nooit naar. De Hartsoetra is een Chinees uittreksel uit de Prajñāpāramitāsoetra in 28.000 strofen dat in de zevende eeuw in het Sanskriet is vertaald. Het is dus een veel latere tekst.
De wereld als illusie
Laat me nog even kort iets zeggen over het begrip “leegte”. De wereld waarin we leven is een illusie omdat de dingen zich voordoen alsof ze op zich bestaan en vanuit zichzelf bepaalde eigenschappen hebben. Daardoor gaan we ze belangrijk vinden en raken we aan dingen of situaties verknocht. We denken dat de dingen vanuit zichzelf belangrijk zijn en beseffen niet dat dit alleen maar komt doordat we ze belangrijk vinden. Als we dit begrijpen, wordt de betekenis van het begrip “leegte” misschien duidelijk. Het is geen afwezigheid, maar ook geen aanwezigheid, geen zijn en geen niet-zijn, het is het moment waarop “zijn” en “niet-zijn” totaal irrelevant zijn geworden.
Het bedrieglijke is wel dat dit soort vooroordelen in ons lijf vast gaan zitten. Wie bijvoorbeeld op dieet gaat, krijgt nog steeds water in de mond bij het zien van lekker eten. Het hongergevoel verdwijnt niet, al houdt deze persoon zich voor niet te veel te eten. Nu is het besef van niet te veel te moeten eten al heel wat en een goed begin. Op den duur overwinnen de meesten hierdoor wel de ingeroeste gewoonte om te schrokken.
Nagarjuna probeert bij zijn lezers een besef van leegte te kweken, maar wie dit niet uitwerkt door middel van meditatie kan de betekenis van zijn werk nooit helemaal begrijpen. Het is net zoals iemand die verslaafd is geweest achteraf pas beseft hoe erg zijn leven door zijn verslaving werd bepaald. We moeten dus volgens Nagarjuna af van onze verslaving aan zelfbestaan. Het probleem met veel academische vertalingen is dat dit existentiële aspect vaak onderbelicht blijft. Dit komt omdat de meeste academici uitgaan van het wetenschappelijke standpunt dat het onderzoeksobject, in dit geval de tekst, een op zich bestaand ding is dat een op zich bestaande betekenis bevat die door gedisciplineerd logisch en taalkundig gepuzzel uit de tekst moet worden getrokken.
De vertaling
Is deze vertaling nu een herhaling of een vooruitgang van de oudere vertaling? Om te beginnen staat de oudere vertaling vol met kleinere en grotere fouten of minder gelukkige keuzes. Een verschil in het algemeen is dat de vertaling van Hoogcarspel soms bijna een hertaling is en meer is gericht op een reconstructie van de stijl en de betekenis. De huidige vertaling van Leezenberg is meer letterlijk. Dit gezegd hebbende maakt Leezenberg soms wat eigengereide keuzes. Zo vertaalt hij bijvoorbeeld na vidyate als “is niet voorhanden”. De uitdrukking duidt echter op een praktische onmogelijkheid en Nagarjuna bedoelt het duidelijk in de zin van “bestaat niet”. Na yujyate duidt op een logische onmogelijkheid, dus zoiets als “klopt niet”, Hoogcarspel vertaalt dit nog sterker met “is onzin”, maar Leezenberg kiest voor “is niet aanvaardbaar”. Leezenberg, maar ook Siderits, lezen de tekst in het algemeen als een academisch logisch verslag, Hoogcarspel meer als een retorisch betoog.
Sommige verzen komen bij Leezenberg wat merkwaardig uit de verf, bijvoorbeeld 24.4:
Als voor jou de acht fysieke wezens niet bestaan,
bestaat er geen gemeenschap,
En door het niet-bestaan van de vier vruchten,
is ook de ware leer niet voorhanden .
Beide laatste woorden zijn de vertaling van na vidyate. Hoogcarspel vertaalt, in overeenstemming met Siderits:
Als de acht stadia van de persoon er niet zijn, is er geen gemeente.
Als de Vier Edele Waarheden niet bestaan, dan bestaat er ook geen Ware Leer.
Onder de acht stadia wordt verstaan: aspirant stroombetreder, stroombetreder, aspirant eenmaal terugkeerder, eenmaal terugkeerder, aspirant niet terugkeerder, niet terugkeerder, aspirant arhat en arhat. Leezenberg vermeldt dit niet, Hoogcarspel en Siderits wel.
Kortom, er zijn wel degelijk sterke kanten aan Leezenberg’s vertaling, al heeft hij soms wat minder gelukkige keuzes gemaakt. De vraag in welke vertaling Nagarjuna meer tot zijn recht komt heeft te maken met de vraag wat men van een vertaling in het algemeen mag verwachten. De vertaling van Leezenberg opent geen nieuwe inzichten, maar is wel meer letterlijk. Hopelijk vindt het een eigen publiek dat zich door Nagarjuna zal laten inspireren.
Antoon Burgers zegt
Misschien wel helderder als de schrijver van dit interessante artikel in het artikel benoemt dat hijzelf de auteur is van een van de werken die hij bespreekt.
Joop Ha Hoek zegt
Dat komt toch duidelijk tot uiting?