Doormiddel van onze geest kunnen we alles bedenken. We kunnen zaken krom praten die recht zijn en net andersom, zoiets wordt dan filosofie genoemd of politiek. Op die manier is het denken het grootste kwaad in deze wereld. We bedenken onszelf tot Rus (nationalistisch) of Nederlander, of Palestijn of Afrikaan, en dergelijke. En wat nu in is, dat je beweert als biologische man dat je vrouw bent of net andersom. Hoe we denken over onszelf is thans van groot belang, onze mening telt meer dan ooit te voren.…
De wereld, samenleving, lijkt steeds meer op een groot dwaas toneelstuk. We kiezen partij tegen- of voor iets, zonder daarbij ons werkelijk af te vragen of onze keuze niet tot nog meer onrust leidt in deze wereld, die reeds als zo verdeeld is. Ben ik, bijvoorbeeld, een Rus of Palestijn? Of juist op de eerste plaats mens?
Moet ik weten dat iemand homo is of niet of zich vrouw voelt (als geboren man) of niet? Of mag ik gewoon een mens voor me zien? Als mens hebben we allemaal, waar dan ook ter wereld, dezelfde – noodzakelijke – behoeftes, zoals: onderdak, eten en drinken, medische zorg, kleding, rust.
De bril die we dragen is niet langer glashelder maar gekleurd. We weigeren simpelweg te kijken naar de feiten, zoals ze voor ons liggen. Zei de Boeddha niet: doe het goede, laat het kwade en zuiver de geest?
Meditatie wordt vaak gezien als het ideale middel om onze geest te zuiveren. Maar wat verstaan we onder meditatie? Want je hebt vele vormen. Binnen het boeddhisme, zover ik begrepen heb, gaat het om zichzelf observeren en daarbij vooral de ademhaling. Of wordt de gehele boeddhistische leer, dharma, samengevat met: wees alert.
Maar er zit een valkuil in het zichzelf observeren en/of zich concentreren op de ademhaling. Want wie of wat doet dat, wie observeert? Je kunt in mijn ogen met meditatie juist het innerlijke conflict, innerlijke gespletenheid, versterken: ik-en-mezelf. En het kan ook een vorm zijn om de wereld, samenleving, te ontvluchten. Meditatie als een vlucht. Heerlijk opgaan in het zitten. Op die manier bouw je alleen maar aan je ivoren toren tussen je oren.
Ik ben daarom een groot voorstander van: voelen wat je voelt, horen wat je hoort, zien wat je ziet, ruiken wat je ruikt en proeven wat je proeft. Simpelweg wat hier en nu het allereerste tot je komt, ongeacht waar je bent. De denkgeest wordt hierdoor direct overstegen, zonder deze geest eerst te analyseren of te beoordelen. Je verlegt hier en nu je aandacht naar het lichaam.
Maar als ik als een soort god mezelf ga observeren en daarbij diverse wegen bewandel, is het de vraag of ik wel werkelijk ontvankelijk ben voor het moment zelf. En daar ligt juist de grootste verandering, gevoelig zijn voor wat is. Kijken naar jezelf en anderen.
Zolang als we in een toestand verkeren van ik-en-mezelf, blijven we ook zo kijken naar onze omgeving, ik-en-de ander. Ware meditatie gaat niet over een bepaalde truc maar juist over alert zijn, bewust van de zoveelste conditionering vanuit en door onze geest.
Het lichaam is er al. Maar onze geest kan vastzitten in het verleden en de toekomst. Het lichaam dat altijd hier en nu is vormt op die manier, een rots in de branding. Verleg je aandacht simpelweg direct naar het lichaam. Anders blijft de geest zijn eigen staart najagen: denken aan wat het niet heeft en wil hebben en wat het heeft en niet wil hebben.
De Boeddha bereikte zijn innerlijke vrede zittende in de natuur, onder een boom aan een stromende rivier.