Stel je voor dat je weer eens zit te mediteren en dat het allemaal deze keer erg goed gaat. Je aandacht blijft redelijk bij de ademhaling hangen en wordt alleen af en toe afgeleid door voorbijgaande marginale gedachten. Opeens realiseer je je dat de ademhaling helemaal vanzelf gaat en dat de gedachten zich van niemand en niets iets aantrekken. Het is niet jouw ademhaling, het is gewoon ademhaling, het zijn niet jouw gedachten, het zijn gedachten. Je bent er niet, maar dat hoeft ook helemaal niet. Je begrijpt opeens wat de Boeddha bedoelde met zijn uitspraak dat de werkelijkheid zonder zelf is, anātman. Als de meditatie voorbij is, ga je naar je werk en daar zegt iemand dat zij geprobeerd heeft om je te bellen, maar dat je telefoon uitstond. Je verontschuldigt je met de woorden: “dat klopt, ik zat te mediteren”. Wie houd je nu voor de gek, jezelf of je collega? Wie mediteert er nu eigenlijk als er tijdens de meditatie geen zelf is?
Untangling Selfhood
Andrew Olendzki, ervaren boeddhist en boeddholoog, heeft in zijn boek “Untangling Self” geprobeerd de raadsels van het zelf te ontrafelen. Eigenlijk doet hij dit voornamelijk in de inleiding en in het laatste hoofdstuk, maar in de andere hoofdstukken komen er zaken aan de orde die er veel mee te maken hebben. Het zeer lezenswaardige boek bestrijkt meerdere boeddhistische onderwerpen, omdat het een compilatie is van een aantal artikelen die de schrijver daarvoor al in verschillende tijdschriften had gepubliceerd.
“De Boeddha lijkt het probleem van het zelf vanuit een radicaal fenomenologisch perspectief te hebben benaderd”, schrijft Olendzki op bladzijde 117. Daarmee geeft hij aan dat het zelf in elk geval geen ding is. Al in het begin komt in het boek de ongrijpbaarheid van het zelf aan de orde. Olendzki vergelijkt het zelf met een regenbui. Een regenbui ontstaat door het samenkomen van een aantal factoren, zoals de luchtvochtigheid, de temperatuur enzovoort. De regen bestaat echt, want je kunt er erg nat van worden. Als er echter iets verandert aan de factoren, dan stopt de regen. De regen gaat niet ergens anders naartoe. Als het proces van het vallen van waterdruppels zich soms lijkt te verplaatsen, dan is dit eigenlijk niet het geval. De samenstellende factoren houden alleen op de ene plaats op en ontstaan ernaast opnieuw.
Volgens Olendzki hebben we dit in het Westen lange tijd niet begrepen. Hij noemt als voorbeeld de bekende filosoof René Descartes, die bekend geworden is door zijn uitspraak: “ik denk dus ik ben”. Olendzki vindt dat Descartes in zijn overpeinzing niet ver genoeg is gegaan. De Boeddha ging namelijk nog twee stappen verder, door na het “ik denk” te constateren “er is denken” en vervolgens “er is besef van denken” (bladzijde 45). Deze werkwijze noemen we tegenwoordig fenomenologie, het steeds nauwkeuriger analyseren van je eigen ervaringen om de werkelijkheid te onderzoeken. Descartes schoot tekort met de woorden “dus ik ben”, hiermee schakelde hij over naar een redenering. Dit is echter niet het hele verhaal. Olendzki heeft wel degelijk een punt als hij constateert dat Descartes te gauw tevreden was, maar hij vergeet dat Descartes eigenlijk op zoek was naar een logisch bewijs voor het bestaan van de ziel. Hij was een overtuigd christen en kon zich niet voorstellen dat er geen ziel zou zijn. De ziel is nu nog steeds heel erg populair, daardoor worden de mensen die het bestaan ervan afwijzen, zowel in de hedendaagse fenomenologie als in de antieke oudheid, over het algemeen genegeerd.
Het zelf als gemeenschappelijke inspanning
De socioloog George Herbert Mead (1863-1931) ontkende bijvoorbeeld het bestaan van een ziel en kwam met de stelling dat het ik het product is van sociale interactie. Het ik is dus een soort sociale regenbui. Het is volgens hem het zelfbeeld dat ontstaat door het omgaan met anderen. Je denkt onwillekeurig na over hoe en waarom anderen op je reageren en zo kom je tot een proces van zelfbespiegeling. Daardoor bouw je een zelfbeeld op, een imago. Je wordt als het ware een ding-voor-jezelf. Hier heb je wel taal voor nodig, want je gebruikt het oordeel van anderen. De taal is er dus eerder dan het denken. Mead zag dit zelfs gebeuren in twee stappen: eerst neem je het oordeel over jezelf over van een paar belangrijke anderen en later ga je af op het oordeel van de groep waarbinnen je je bevindt. Volgens een andere filosoof, Emile Dürckheim (1858-1917), wordt deze groep uiteindelijk voorgesteld als God, de ander in het algemeen. De illusie van een ziel komt dus inderdaad van God.
We kunnen nu in elk geval beter begrijpen waardoor iemand gedurende zijn leven kan veranderen en toch een beetje dezelfde blijven. In tegenstelling tot een paar Nederlandse politici kunnen de meeste mensen zich namelijk wel degelijk herinneren wie ze waren in het verleden, toen hun zelfbeeld werd bepaald door andere groepen waarvan ze deel uitmaakten, ook al verschilt dit van het huidige zelfbeeld.
Toch een ziel?
Een hedendaagse filosoof, Dan Zahavi, is het niet met Mead eens. Volgens Zahavi bestaat er wel degelijk een puur innerlijke zelfervaring. Dit is geen illusie maar wel degelijk een ervaring van ons diepste zelf. Zahavi voert aan dat er altijd een soort zelfbewustzijn is wanneer we iets waarnemen, we weten immers dat wij het zijn die de tafel zien? Volgens hem betekent iets kennen, je ermee identificeren en daarvoor heb je zelfbewustzijn nodig.
Of dit echt zo is, valt nog te bezien. Ten eerste zou je ook kunnen zeggen dat je je zelfbewustzijn opgeeft als je je ergens mee identificeert. Ten tweede kennen de meeste mensen de Stelling van Pythagoras zonder zich met deze stelling of met Pythagoras te identificeren. Sartre ontkent dit dan ook. Volgens hem komt het zelfbewustzijn vaak pas achteraf, bijvoorbeeld als iemand vraagt: “wat ben je aan het doen?” Je zegt dan zoiets als: “ik ben naar de tafel aan het kijken”. Je was je niet bewust van jezelf of van wat je aan het doen was voordat je de vraag hoorde. Dit kan zelfs na verloop van tijd, als je het over het verleden hebt, bijvoorbeeld “ik zag haar gisteren niet binnenkomen, want ik was naar de tafel aan het kijken”. Is dit nu een onbewust bewustzijn van iets of een herinnering? Geheugenspecialisten hebben inmiddels aangetoond dat herinneringen altijd reconstructies zijn. Daarom herinneren mensen dezelfde gebeurtenis zich elk op een eigen manier.
Niettemin is er iets in een ervaring dat puur subjectief lijkt, als ik koffie drink bijvoorbeeld, ben ik de enige die koffie proeft. Als ik zelfloosheid tijdens een meditatie ervaar, is dit niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Zahavi denkt daarom dat vele filosofen het met hem eens zijn, namelijk dat er een kern-zelf bestaat waarvan het sociale zelf een soort uitbouw is. Dit betekent natuurlijk nog niet dat hij gelijk heeft, de waarheid wordt nu eenmaal niet blootgelegd door een opiniepeiling.
Hoe dan wel? Het kernzelf heeft volgens sommigen te maken met het lichaam. Als het over het lichaam gaat, schieten Zahavi en zijn kornuiten echter schromelijk tekort. Ze zien het lichaam namelijk als een zelfstandig bestaand ding of organisme en dit is niet wat we zelf ervaren. Ons lichaam is dan misschien wel eenzaam, maar niet alleen. Het functioneert altijd samen met de dingen en de medemensen. Probeer maar eens naar een tafel te kijken zonder je lichaam te gebruiken. Probeer maar boos naar iemand te kijken of naar iemand te glimlachen als je zit te dutten. Dat lukt je nooit! Ik kan dan wel zelf mijn vingers zien, mijn voetzolen aanraken en mijn stem horen, maar zonder alle ervaringen met mijn medemensen zou ik me daar geen raad mee weten. Ons lichaam is in zijn bestaan dus nooit geïsoleerd, maar altijd verbonden met de mensen en dingen om ons heen. De filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) noemde het lichaam een deel van het “vlees” van de wereld.
Wat hebben we nu geleerd? Er is geen zelf zonder lichaam en geen lichaam zonder de wereld. Met de wereld wordt hier bedoeld alle dingen en alle medemensen, die met elkaar een soort samenhang vormen. Een oplettende lezer zou in de woorden “zonder dit niet dat” de bekende boeddhistische formule van het afhankelijk ont- of bestaan kunnen herkennen. Inderdaad, en dit komen we in de fenomenologie ook steeds meer tegen, men spreekt dan van correlatie of interdependentie. Met andere woorden: zelf, lichaam, wereld, dingen en mensen impliceren elkaar wederzijds. Het is niet zo dat het ene er eerst is en dat er dan iets anders uit ontstaat. Gewoonlijk sta je hier nooit bij stil, maar in de boeddhistische meditatie en in de fenomenologische overpeinzing komt dit duidelijk naar voren.
Zelfloosheid
Dit klinkt allemaal erg mooi en ontroerend, maar misschien is nog niet iedereen overtuigd. Stel je eens de volgende situatie voor: je komt bij iemand op bezoek, je krijgt een kopje koffie aangeboden en de gastheer zegt: “dit is een nieuw soort koffie, hoe smaakt hij?” Wordt hier niet een beroep gedaan op een ervaring die alleen van jou is?
De Boeddha zou hier het volgende op antwoorden. Als de smaak van de nieuwe koffie echt van jou zou zijn, dan zou je er toch iets over te zeggen moeten hebben? Dit blijkt echter helemaal niet zo te zijn. De koffie heb jij niet uitgevonden, de gastheer heeft jou uitgenodigd en de manier waarop je lichaam op dat moment op een slok koffie reageert kun je niet veranderen. Het is eerder zo dat al deze factoren niet vanuit jou voortkomen, maar dat ze omgekeerd jou juist maken tot wie je bent. In het algemeen gesproken: de wereld maakt jou tot een zelf. Je ervaart de wereld in je lichaam terwijl je je lichaam in de wereld ervaart. In je lichaam gaan het zelf en de wereld in elkaar over. Overal vinden we interdependentie, afhankelijk ontstaan.
Om deze afhankelijkheid beter te begrijpen, kunnen we proberen beide kanten van elkaar los te koppelen. Als je bijvoorbeeld een situatie bekijkt met behulp van een driedimensionale bril, dan ervaar je wel een soort samenhang tussen de mensen en dingen, maar je maakt er lijfelijk geen deel van uit. Je ervaart de situatie van buitenaf, wat je ziet zit niet in je lijf. Je kunt door de ruimte lopen, maar niet met je eigen voeten. De ruimte beweegt mee met je lichaam, je kunt je omdraaien je kunt je bukken, maar niet op de manier zoals je gewend bent. Je kunt misschien zelfs wel een soort handen zien, misschien met behulp van speciale handschoenen een muziekinstrument bespelen, maar je ervaart geen kou of weerstand en je weet dat het allemaal weg is als je je bril afzet. Soms voel je je misschien de ervaring wel echt lichamelijk en het is erg interessant om te merken hoe dit geloof ontstaat en weer weggaat.
Als we nu kijken naar de tegenovergestelde situatie, bijvoorbeeld tijdens het dromen, dan zien we dat we wel weerstand kunnen ervaren als we iets doen, maar niet echt de gevolgen. Die zijn in een droom dan ook vaak absurd. Tijdens de droom verzinnen we ongemerkt onze eigen wereld, zonder dat we ons afvragen of deze al dan niet echt is. We beleven dus wel ons lijf, maar niet de wereld. Als we nu beide ervaringen weer samenvoegen, begrijpen we dat de wereld en het lichamelijk zelf, binnen en buiten, traploos in elkaar overgaan, net als een Möbiusband. Deze ontstaat als je een lint een halve slag draait en de uiteinden op elkaar plakt. Dit traploos overgaan van binnen en buiten en weer terug noemt de fenomenoloog Marc Richir (1943-2015) “de oorspronkelijke vervorming van de wereld”.
Zelfloosheid
Als uiterste kenmerk van ons zelf wordt vaak gezegd dat we toch allemaal uniek zijn. Dit klopt, maar het is in feite het gevolg van de oorspronkelijke vervorming. In de eerste plaats is het lichaam altijd uniek, maar dat is elk ding ook. Elk ding heeft zijn eigen geschiedenis en zijn eigen kenmerken, ook al vallen die op het eerste gezicht vaak niet op. Elk grassprietje is uniek. In het gebruik kunnen dingen wel inwisselbaar zijn, je kunt bijvoorbeeld andere schoenen aantrekken. Deze inwisselbaarheid is alleen identiteit vanuit een zekere beperkte blik. Personen zijn over het algemeen niet inwisselbaar, misschien wel in sommige arbeidsrelaties, maar nooit in een familierelatie. Iedereen is dus uniek maar die eigenschap is op zich wel algemeen. Wat ons uniek maakt is niet iets in onszelf, maar onze positie in het netwerk van perspectieven dat de wereld is. Een mooie voorstelling daarvan is het diamanten net van Indra uit de Āvataṃsaka Sūtra. Dit is een net van diamanten waarin elke diamant alle andere weerspiegelt en daarmee ook weer zichzelf. Elke diamant is tegelijk uniek en algemeen.
Het boeddhistische beeld van het zelf is niet alleen dat het op zich niet bestaat maar dat we ook van de illusie ervan verlost kunnen worden en dat we dit eigenlijk en onbewust allemaal graag willen. Olendzki beschrijft hoe het ik ontstaat door gehechtheid of dorst (tanha). Door dit ik lijden we aan ons bestaan (bladzijde 75), want het maakt dat we van alles willen en nodig hebben. Het gaat er daarbij niet om wat we willen, maar dat we iets willen. Door het willen komen onze ervaringen in vakjes van aangenaam en onaangenaam terecht en plakken we onszelf vast in een perspectief op de wereld. Ons werkelijkheidsbesef dat verschijnselen ongehinderd laat verschijnen, raakt vervormd. De vakjesstructuur is erg plakkerig en ze verstoort alle gelijkmoedigheid. Dit betekent volgens Olendzki niet dat emoties verkeerd zijn en dat we een soort robot moeten worden. Volgens hem is gelijkmoedigheid ook een emotie, maar ze is een genegenheid zonder zelf. Slecht emotioneel gedrag is gedrag dat lijden veroorzaakt, zowel bij jezelf als bij anderen. Het komt voort uit een lijdend ik (bladzijde 83) en vermenigvuldigt het leed alleen maar zonder iets op te lossen. Meditatie kan helpen om dit willen te verminderen. Uiteindelijk moeten we bij het mediteren proberen onafhankelijk te blijven zonder ons aan iets te hechten of iets te vermijden. Helaas, aldus Olendzki, wordt dit bij mindfulness-cursussen nogal eens vergeten.
Wie zit er nu te mediteren? Niemand? Nee, in het dagelijkse spraakgebruik en volgens de erbij horende ervaring is er geen twijfel aan dat er iemand heeft gemediteerd en wie dat is. De meditatie zelf zegt ons echter dat dit niet het laatste woord is. Het laatste woord gaat de taal te boven, het is de ervaring van het afhankelijk ontstaan van dagelijkse ervaring en meditatie-ervaring.