Meer kun je niet doen, je wilt toch prettig leven, de kinderen moeten er niet onder lijden. Je kunt ze niet in een hutje op te hei gaan wonen, zo zit de wereld nu eenmaal niet in elkaar. De dingen gaan zoals ze gaan. We moeten gewoon doorgaan. Doorgaan, doorgaan, doorgaan. Het positief bekijken, kom op! Actie ondernemen, wat doen. Geen woorden, maar daden. We laten ons niet kisten. Van afzonderen en bij de pakken neerzitten is nog nooit iemand beter geworden. Misschien valt het wel mee. De soep wordt niet zo heet gegeten, en ze bedenken er vast wel wat op.
Stront aan de knikker
Wouter Kusters is een Nederlands filosoof, taalkundige en publicist. Hij werd vooral bekend door boeken waarin hij zijn ervaringen met psychoses en verblijf in de psychiatrische inrichtingen filosofisch heeft beschreven. In 2014 drong het met een schok opeens tot hem door hoe dicht we voor de afgrond staan van een klimaatcatastrofe. Hij ontdekte dat hij niet de enige was en besloot om erover te schrijven. Het resultaat is een boek van meer dan 360 pagina’s en het ligt nu voor me. Dat velen de zorgen van Kusters delen, blijkt uit de toenemende aanhang van Extinction Rebellion. Vooralsnog wordt deze verzetsbeweging in naam van de mensheid nog steeds als een klein groepje extremisten gezien door de gezapige burgerij, aangevoerd door een barbecueënde minister-president. De symptomen van een naderende ondergang worden echter bij elk weerbericht duidelijker en steeds moeilijker te negeren.
Kusters beschrijft hoe opeens de betekenis en de ernst van de dreiging van de klimaatcatastrofe ten volle tot hem doordrong. Door de schok van de schrik manifesteert zich iets angstaanjagend en oogverblindend, waar je door overspoeld kan raken, omvergeworpen, verbijsterd (bladzijde 50). Het ontzagwekkende van de dreiging van een totale vernietiging van de natuur en de menselijke beschaving geeft ook een ervaring van het sublieme, het verhevene. Het is iets wat je voorstellingsvermogen te boven gaat, iets waarbij je gedachten stilvallen en waarbij je iets gewaar wordt van de natuur, een werkelijkheid die het menselijk bestaan verre te boven gaat. Het kondigt voor de mens ook hun nieuwe taak aan: het gaat er niet langer om zijn bestaan zeker te stellen in een vijandige natuur, maar zijn bestaan zeker te stellen tegenover een vijandig zelf. Twee jaar lang durfde Kusters hier niet over te schrijven, het was te verbijsterend.
De ervaring van inzicht die hem overkwam beschrijft Kusters als een echte bekering. Opeens scheurt de vanzelfsprekendheid van het alledaagse open en hierachter bleek een andere werkelijkheid schuil te gaan die een stuk minder comfortabel is. Nieuws en feiten die eerst onbetekenend leken, vormden opeens het weefsel van een nieuwe werkelijkheid: de werkelijkheid waarin de mens met de voet op het gaspedaal, al feestvierende op de afgrond af rijdt. Dit is geen leuk beeld, daarom doen veel mensen nu hun best om hun geweten te sussen. Ze douchen een minuutje minder, eten een dag in de week geen vlees en betalen €10 extra bij het kopen van een vliegticket voor het extra planten van bomen. Zo leeft men opgewekt verder, op weg naar de afgrond. De waarheid is natuurlijk dat je de afgrond alleen kunt vermijden als je van richting verandert, maar dat is voor de bezittende klasse onaanvaardbaar.
Het klimaattrauma
In tegenstelling tot een gewoon trauma komt het klimaattrauma altijd te vroeg, want de catastrofe, de oorzaak ervan, is nog op handen. Bovendien wordt het meestal ontkend. Het lijkt ook ver weg omdat het niet een bepaalde plaats of periode betreft, maar ons allemaal aangaat, terwijl we er allemaal min of meer schuld aan hebben.
Hoe moeten we ermee om gaan? Sommige mensen ontkennen het trauma, maar dat maakt juist dat ze er meer onder lijden. Anderen laten het toe in hun leven, zonder er echt een oplossing voor te vinden. Bij een traumatherapie leer je de oorzaak van het trauma aanvaarden, zodat je deze kunt achterlaten in het verleden. Dit is echter bij het klimaattrauma niet de bedoeling, maar ook niet mogelijk. Het enige dat er volgen Kusters op lijkt te zitten is het trauma te doorleven, het ongemak ervan te ervaren in de hoop aan de andere kant de ruimte te vinden om er constructief mee om te gaan.
In januari 2018 sprak Greta Thunberg met wereldleiders in de Davos. Ze zei: Volwassenen blijven zeggen dat we de jongeren hoop moeten geven. Maar ik wil jullie hoop niet. Ik wil niet dat je hoopvol bent. Ik wil dat je in paniek raakt. Ik wil dat je de angst voelt die ik elke dag voel. Ik wil dat je handelt. Ik wil dat je handelt zoals in een crisis. Ik wil dat je doet alsof het huis in brand staat, want dat staat het ook. Het klimaattrauma uit zich onder andere door angst, een angst die zich niet laten wegredeneren. Deze angst heeft drie aspecten: paniek, ongerustheid en existentiële angst. Paniek is het gevoel dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren en dat we niets kunnen doen om het tegen te houden. Het enige wat je dan kunt doen, is vluchten. Ongerustheid is een knagend gevoel van onveiligheid dat je het gevoel geeft dat je iets zou moeten doen, maar je weet niet wat. Dit leidt ertoe dat je allerhande dingen gaat verzinnen en ook doen om het gevaar af te wenden. Het is ook het moment waarop je jezelf of je eigen gemeenschap probeert te helpen, zodat de vreemdeling een bedreiging gaat vormen. Daar ben je dan zo druk mee bezig dat je het derde aspect even bent vergeten. Dit is de existentiële angst. We kijken in een afgrond zonder te weten wat ons van die afgrond scheidt. Het is een angst die we allemaal delen, de angst waar we elkaar weer tegenkomen. Dit kan volgens Kusters leiden tot een nieuw besef van saamhorigheid en hiermee tot een nieuwe moraal en nieuwe waarden.
De depressie
Het is niet erg gebruikelijk om eerlijk te zijn over je depressies. De meeste mensen vinden dit een beetje zielig. Liever noemt men zichzelf ‘optimist’, hoe onrealistisch dit ook is. Je zou haast vermoeden dat dit een restje christendom is, een soort vertrouwen dat er een God is die wel zal zorgen dat het allemaal goed afloopt. In het buitenland wordt klimaatangst echter steeds meer als een gezonde reactie gezien en niet als een ziekte (bladzijde 137). Er is ook sprake van een soort klimaatneerslachtigheid, die aan een eigenlijke depressie voorafgaat. Men noemt dit solastalgie. Het probleem is dat veel mensen hierin blijven steken. Als je echter je neerslachtigheid erkent en bereid bent deze toe te laten, ontstaat er volgens Kusters een gelegenheid tot rouwverwerking. De neerslachtigheid wordt een depressie, maar een waar je bewust mee om kunt gaan. Hij citeert op bladzijde 151 Jem Bendell: … Op deze manier biedt onze klimaatproblematiek de mensheid een wereldwijde bijna-doodervaring… Tijdens deze reis heb ik ontdekt dat de boeddhistische filosofie en praktijk mij behulpzaam zijn.
Vaak lees je ook de gevleugelde uitspraak die Voltaire schreef aan het einde van zijn ‘Candide’: Il faut cultiver son jardin (je moet je tuin verzorgen). Als de klimaatcatastrofe onafwendbaar is, kun je je maar het beste bezighouden met datgene wat je het meest na staat.
De kristallen bol
Kusters vraagt zich herhaaldelijk af of hij er wel goed aan heeft gedaan dit boek te schrijven, het leidt immers ook tot CO2-uitstoot. Dit lijkt me niet terecht, want zonder bewustwording van onze huidige situatie is er helemaal geen redden meer aan. Het is niet uitgesloten om de ramp iets te verzachten en elke poging is welkom. Elk leven stoot nu eenmaal CO2 uit, je moet het alleen niet te veel doen. Een ander bezwaar van hem is dat elke filosofische bezinning geworteld is in zijn tijd, maar als dat zo is zou je ook niet meer over de Renaissance kunnen schrijven, of over Plato. Bovendien bijt deze redenering volgens mij in zijn eigen staart, want als je werkelijk niet boven je situatie uit zou kunnen stijgen, zou je dit nooit kunnen weten. Anderen vinden de klimaatcatastrofe weer te onbegrijpelijk om er iets over te kunnen schrijven. Dat lijkt mij een zwaktebod, of misschien is het alleen een poging om meer indruk te maken op je lezers. Kusters is in elk geval ook niet onder de indruk van deze bezwaren.
Hij komt met een filosofie van de tijd en herontdekt de loensheid (diplopie) die de filosoof Merleau-Ponty al beschreef: we bekijken de werkelijkheid met een oog vanuit onze beleving en vanuit het andere oog vanuit het conventionele gemeenschappelijke wereldbeeld. Beide beelden zijn totaal verschillend, maar we proberen ze steeds over elkaar heen te leggen. Kusters probeert nu beide blikken te integreren door zich voor te stellen dat de ene op een dynamische manier in de andere tegenwoordig is. Hij stelt vast dat we in ons wereldbeeld een begrip van de oneindigheid hebben verzonnen waarin we niet meer kunnen bewegen. We zijn als een konijn dat in het licht van een koplamp kijkt. Merleau-Ponty schaft de oneindigheid af, maar Kusters wil haar in de persoonlijke beleving toelaten, waardoor ze transparant wordt. Kusters illustreert dit met de metafoor van de kristallen bol. Als we erin kijken, zien we een oneindig verleden, dat echter mee beweegt met onze blik en daardoor steeds verschillende toekomstperspectieven biedt.
Zo is er het ecomodernisme dat vooral zo door wil gaan. De vooruitgang zal wel een oplossing brengen, bijvoorbeeld door de grootschalige toepassing van kernenergie. Volgens Kusters is dit onhoudbaar en eigenlijk alleen maar een smoes om het huidige kapitalistische systeem niet te hoeven veranderen (bladzijde 217). In andere analyses komt het kapitalisme uit de bus als de belangrijkste oorzaak van de klimaatcatastrofe. Het introduceerde namelijk massaal de levenshouding van uitbuiting van mens en natuur.
Vechten tegen het monster
Kusters biedt geen oplossing, hij wil alleen maar laten zien hoe groot en urgent het probleem is. Het is wel veelzeggend dat hij in het laatste hoofdstuk over het christendom begint. De mens heeft door de wetenschap de macht van God overgenomen en kijk eens wat er gebeurt! Sommige auteurs zinspelen ook op nieuwe goden en hebben het over monsters. Kusters noemt hier de ervaring van het sublieme of verhevene en haalt Sloterdijk aan als deze het over het verheven karakter van de klimaatcatastrofe heeft.
Wat is dan de oorzaak? De cultuur in het algemeen zoals Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778) denkt? Het oude christelijke motief van de zondeval? Is het de overbevolking, zoals Thomas Robert Malthus (1766 – 1834) dacht? Anderen, de pronatalisten die Kusters niet noemt, vinden juist dat er meer mensen moeten komen (onder andere Elon Musk). Wat al deze literatuur gemeen heeft, is de veronderstelling van een enkele schuldige en de hoop dat het allemaal weer goed komt als we ons van die schuldige ontdoen.
Moeten we anders leren denken zoals bijvoorbeeld bij Felix Guattari (1930 – 1992) en Gilles Deleuze (1925 – 1994) voorstellen? Zij pleiten voor een nomadisch bestaan en een nomadische vorm van denken, dat zich afzet tegen het imperialistische agrarische denken. Het nomadische denken stelt grenzen ter discussie, onder andere ook tussen de verschillende geslachten. Of moeten we diep-ecologisch leren denken zoals Arne Naess (1913 – 2009) wil, waarbij de natuur als een waarde op zich wordt beschouwd (bladzijde 268). Als dit helpt bij voorkomen van de klimaatcatastrofe is dit natuurlijk prima, maar het is wel een doen alsof. Het begrip natuur is namelijk door mensen verzonnen en van de cultuur afhankelijk. Het probleem van een andere manier van denken is dat ze voorgesteld wordt op grond van de huidige manier van denken en dus dezelfde vooroordelen insluit. Als dit niet het geval is, kun je ze niet uitleggen of verdedigen
De techniek en het kapitalisme worden vaak een monster genoemd vanwege het desastreuze gevolg van het misbruik. Kusters schrijft op bladzijde 296: Wij zijn het monster, het monsterlijke zit in ons… vanwege buitensporige massaconsumptie van fossiele energie (bladzijde 297). Hierbij speelt ook de mythe van de vooruitgang een grote rol. Wie echter te hard vecht tegen het monster wordt erdoor opgeslokt.
Filosofische paniek
Kusters citeert op bladzijde 338 Bruno Latour: Ecologie is een nieuwe waanzin en tegelijk gelijk een nieuwe manier om tegen oudere broer van waanzin te vechten. Als we onszelf zonder hoop op genezing willen behandelen, is er geen andere oplossing: we moeten tot de bodem gaan van de ontredderde toestand waarin we allemaal verkeren, welke nuances onze angsten ook aannemen. Met andere woorden als het gevaar het hoogst is, is de redding nabij. We leren hierdoor dat onze tijd beslissend is voor de toekomst. In plaats van hiervoor weg te lopen kunnen we dit accepteren door juist intensiever na te denken en te handelen.
Het feestje is voorbij
De filosoof Jean Baudrillard schreef al in 1990 op blafzijde 11 van zijn boek La Transparance du Mal: ‘Wat doen we als het orgie voorbij is?’ Nu is het zover, maar we weten het nog niet omdat de mensen met de grootste mond nog steeds fanatiek doordansen op de feestmuziek die allang is verstomd. Honderden reclameboodschappen worden er elke dag over ons uitgestort en die zeggen allemaal dat we bijna gelukkig zijn, als we nog maar even wat meer kopen en weggooien. We kopen echter een illusie en gooien onze toekomst en die van de mensheid weg. Ondanks dit monotone gedreun van het hedendaagse evangelie zijn velen al van hun geloof gevallen, maar gaan nog gebukt onder een vals schuldgevoel. Kusters is een van hen. Zijn boek is een indrukwekkende getuigenis van zijn worsteling om met de nieuwe onvermijdelijkheid om te gaan. Hij heeft zich uitgebreid ingelezen in de meeste hedendaagse auteurs die over het onderwerp hebben geschreven. Het boek bevat veel informatie en gaat diep in op de vele vraagstukken, maar het leest prettig en bevat een uitgebreide literatuurlijst en een trefwoordenlijst. Het is een mooie filosofische inleiding voor iedereen die zich verder in de klimaatproblematiek wil verdiepen.
G.J. Smeets zegt
Erik,
Als ik je recensie goed begrijp rept Kusters met geen woord over de energietransitie die met allerlei (inter)natiotionale verdragen en wetten is ingezet. Het lijkt erop dat hij als filosoof geen belangstelling heeft voor de de optie ‘vechten’ (i.t.t. vluchten of bevriezen). Talloze expert gremia (IPPC, Planbureau voor Leefomgeving, etc.) achten het mogelijk om schadelijke gevolgen van klimaatveranderinig binnen de perken houden. En dat is dus politiek/beleidmatig vechten. Niet dat ik daar veel van verwacht maar vluchten en bevriezen zet ook geen zoden aan de dijk. Laat ik het zò zeggen: handelen (in dit geval energietransitie) is de beste remedie tegen depressie. Het is Syssiphus-arbeid.
Wouter Kusters zegt
Dag, ik ben de auteur :-)
Het is niet vechten of bevriezen. Maar en-en. (plus een derde en, niet te vergeten: vluchten….).
De energietransitie bespreek ik op verschillende plaatsen in mijn boek, maar in een iets groter verband dan dat van Nederland en de NL plannen die ‘zoden aan de dijk’ zetten. Vooral in hoofdstuk 8. De energietransitie is maar klein onderdeel van het probleem, dat ik verder bespreek in het hoofdstuk over het monster, het superorganisme, en maak daar gebruik van o.a. de ecologische economie van o.a. Nathan Hagens.
PS…. Handelen geeft de illusie de leegte te vullen, maar kan de diepe wanhoop en melancholie (van de existentiele angst) niet ‘bevechten’.
G.J. Smeets zegt
Beste Wouter,
ik reageerde op de recensie van Erik en niet op jouw publikatie. Het lijkt me geen goed idee om daar hier op BD een punt van te maken. De redactie van BD heeft mijn co-ordinaten en wat mij betreft kun je me aanschrijven.