Mirjam Hartkamp deed in de periode 2016 – 2020 onderzoek naar de neurocognitieve effecten van vipassana-meditatie voor haar PhD voor de La Sapienza Universiteit van Rome. Ze onderzocht de cognitieve flexibiliteit van deelnemers aan een 6-daagse retraite, door hen opdrachtjes uit te laten voeren waarbij onder andere hun concentratievermogen en reactiesnelheid werden gemeten. Bij een andere retraite werd het eeg van proefpersonen voor en na de retraite gemeten, waarbij werd gekeken of deelnemers na een retraite makkelijker tussen hun narratieve modus en ervaringsmodus konden switchen dan ervoor. Een derde onderdeel van haar onderzoek was een literatuurstudie.
Hoe kwam je in het wetenschappelijk onderzoek naar meditatie terecht?
Ik kwam in de Simsara een vacature voor secretaris tegen en zo kwam ik in het bestuur van de SIM. Op een gegeven moment vroeg Hans Gijsen mij of ik leraar wilde worden. Toen vroeg ik Henk Barendregt als mentor en via hem werd ik geïntroduceerd in het onderzoek.
In die tijd vroegen mijn cliënten ook of ik ze niet kon leren mediteren. Ik dacht ‘dat kan ik wel doen, maar het is waardevoller als er bewijs komt op basis waarvan beleid gemaakt kan worden in de gezondheidszorg!’ Ik kreeg een kans op een promotieaanstelling aan de universiteit van Rome. Daar heb ik gedurende vier jaar wetenschappelijk onderzoek gedaan naar cognitieve flexibiliteit, en hoe verschillende mindstates zichtbaar worden in hersenactiviteit, steeds met een link naar meditatie en emotioneel welbevinden.
De wetenschapper Norman Farb zegt dat er 2 modi van zelf zijn, een narrative self en een experiential self. Het narratieve zelf is vergelijkbaar met wat wij het ego noemen. Het is niet per se slecht en we hebben het nodig in het bestaan. Het is je identiteit, het is wie je denkt dat je bent, je overtuigingen, je beeld van je verleden en je toekomst. Het experiential self daarentegen is het ervaringszelf. Het is mindful awareness in het hier en nu. Farb zag dat er verschil was in de hersenactiviteit tussen die twee modi en dat hoe meer meditatie-ervaring iemand had, hoe duidelijker het onderscheid in hersenactiviteit tussen die twee modi is. In de tweede helft van mijn promotieonderzoek ben ik hier op verder gegaan. De hersenactiviteit die hoort bij het narratieve zelf vertoont gelijkenissen met de hersenactiviteit die self referential processing wordt genoemd. Dat betekent dat je hersenen de signalen die binnenkomen coderen alsof ze op jezelf betrekking hebben.
Waar vindt dat proces plaats in mijn hersenen?
We zijn afgestapt van het idee van functionele lokaliteit, oftewel het idee dat alle functies van je hersenen een vast plekje hebben in je hoofd. Deels klopt het wel; je hebt je visuele cortex, je auditieve cortex, de amygdala voor emoties en zo, maar de meeste functies zitten in netwerken en hebben niet een vast plekje in de hersenen. Die netwerken ontstaan op het moment dat ze gebruikt worden en dan verdwijnen ze weer. Kijk, op deze foto (Mirjam laat afbeelding zien).
Haha ik zie een heleboel lijntjes, alsof ik naar een aardbevingsgrafiek zit te kijken
Hier krijgt de meditator de opdracht om van zijn narratief naar zijn ervaringszijn te gaan. Je ziet in een seconde de hersenenactiviteit veranderen. Er is een heel duidelijke scheiding.
Dat narratieve bewustzijn levert een veel vlakkere lijn op dan het ervaringsbewustzijn
Ja, het ziet eruit alsof de ervaringsmodus veel actiever is, maar zo moet je dat niet zien. Een eeg -grafiek is een letterlijke weergave van de elektrische activiteit die op dat moment in de hersenen aanwezig is. Een frequentie met een grotere amplitude ziet er ‘actiever’ uit, maar dat zegt niets over de mate van rust die iemand ervaart. Verschillende mindstates hebben verschillende frequenties. Even terug naar de narratieve modus. Wat daarin op neurobiologisch niveau plaatsvindt noemen we self-referential processing. Op psychologisch niveau noemen we dat self-focused attention, dus dat je alles op jezelf betrekt.
In de praktijk betekent dat wanneer bijvoorbeeld iemand iets zegt, dat je dat op jezelf betrekt, en dat er misschien emoties bij komen
Ja, precies. En het interessante is dat je in de DSM 5 (handboek voor mentale stoornissen, red.) ziet dat er bij álle psychologische stoornissen sprake is van een verhoogde mate van self-referential processing, of self-focused attention, afhankelijk van hoe je het meet.
Is self-referential processing de oorzaak van een mentale stoornis of een gevolg? Of allebei, versterken ze elkaar?
Dat handboek geeft een beschrijving van psychologische verschijnselen en doet geen uitspraken over oorzaken. Maar vanuit het boeddhisme kan je natuurlijk zeggen dat het feit dat je alles op jezelf betrekt de oorzaak van het leed is. Het is mooi dat dit erkend wordt in de westerse psychologie, maar vervolgens maakt die niet de tweede stap van het kijken naar wat het boeddhisme zegt over het ego.
Wanneer je dat ‘op jezelf betrekken’ door de pathologische bril bekijkt wordt het nog extremer. Als je een sociale angststoornis hebt, dan kan het zijn dat iemand uit de bus stapt en dat je denkt dat dat vanwege jou is, omdat je stinkt of zo. Of bij schizofrenie, dat je een radioprogramma hoort en jij denkt dat het een speciale boodschap uitzendt die alleen jij kunt horen. Of dat mensen op straat jou achtervolgen. Dat zijn de extremen.
In het Westen wordt het als normaal gezien dat je een behoorlijk stevig en absoluut narratief hebt en dat je dat heel serieus neemt. Het boeddhisme zegt dat het narratief relatief is en niet bestaat zoals we denken. Het bestaat wel, maar het is iets wat steeds verandert.
Het is iets wat ieder moment weer opgebouwd wordt
Ja! En het mooie van de meditatiebeoefening is dat je kunt zien dat het verschil tussen het narratief en de ervaringsmodus is, dat het narratief tijd nodig heeft als currency. Het is een beeld dat zich in de tijd moet opbouwen. Als je geen tijd hebt, kan dat narratief nergens landen. Wanneer je in de ervaringsmodus zit, als je echt intiem bent met het moment, dan valt tijd weg als dimensie in je ervaring. Dan bestaat het narratief niet meer en is er dus een moment van bevrijding.
Veel boeddhistische beoefenaars ervaren tijd als een illusie. Tijd zelf is eigenlijk een narratief
Juist! Tijd gaat hand in hand met het narratief. Het zijn twee buddy’s! Maar het gaat om de winst voor de psychologische gezondheid, namelijk dat wanneer je vaker in de ervaringsmodus bent, bijvoorbeeld door meditatie, dat je daardoor afstand neemt tot je narratief. En daarmee relativeer je alles wat in het narratief plaatsvindt, dus ook al het leed en de problemen. Die zijn er nog wel en die hebben nog waarde en betekenis, alleen niet in absolute zin. Een ander winstpunt is dat je door meditatie leert om in de ervaringsmodus te zijn en te blijven en het narratief alleen aan te zetten als je het nodig hebt. Hierdoor hou je meer mentale energie over om te kiezen, om te handelen vanuit liefde, wijsheid en compassie. Je krijgt dus een grotere vrijheid in waar jouw systeem zich mee bezighoudt en welke richting het op gaat.
Wat waren voor jou de belangrijkste uitkomsten van je onderzoek?
Het belangrijkste is dat we het verschil tussen het narratief en de ervaringsmodus aantoonden. Maar voor mij was ook een belangrijke uitkomst dat het heel moeilijk is om de veranderingen door meditatie objectief vast te leggen. Dat was in het onderzoek naar cognitieve flexibiliteit best wel frustrerend. Dat onderzoek was groot opgezet, met relatief veel deelnemers. Het was goed doordacht met allerlei taakjes die ze moesten doen in relatie tot cognitieve flexibiliteit. Dat was tijdens een retraite in Italië, in het klooster van Fara Sabina. Tegelijk was ik daar ook als leraar aanwezig en dan zie je in gesprekken dat mensen dingen kunnen loslaten die ze al lang bij zich dragen, je ziet ze veranderen je ziet ze lichter worden. Er gebeurt gewoon iets, dat valt niet te ontkennen en dan zie je dat niet terug in de meetapparatuur. Dan kan je je afvragen: met welke meetapparatuur kun je die fenomenologische veranderingen op een objectieve manier vastleggen?
Wat voor toepassingen zou jouw werk kunnen hebben op het gebied van mentale gezondheid?
Vooral dat de begrippen ervaringsmodus en narratieve modus het makkelijker maken om de effecten van meditatie uit te leggen aan een breder publiek. Eigenlijk is het upaya, het lesgeven. Uitleg over de skandha’s bijvoorbeeld kan het voor een meditator begrijpelijker maken wat er gebeurt tijdens het mediteren. Maar als beginner zijn dat soort begrippen niet verhelderend. Als je dan gewoon kan zeggen ‘hé dat is mijn narratief, ik ga nu weer terug naar de ervaring’, dat is zo helder. Alles wat niet het hier en nu is, is het narratief. We kunnen dan het narratief framen als iets wat we nodig hebben in het leven en wat niet weggemediteerd hoeft te worden. Het gaat om ‘hoe liggen de machtsverhoudingen tussen het narratief en de ervaringsmodus?’ Ik gebruik wel eens het beeld van een motor met zijspan. Als je geen meditatiebeoefenaar bent dan zit het narratief achter de stuur en de directe ervaring in het zijspan. Door beoefening kan je dat omdraaien, kom je ‘in’ de ervaring. En als je het narratief toch nodig hebt, dan zet je hem in. Waarvoor het ook helpt is dat mensen het niet meer zo vervelend vinden wanneer ze niet opmerkzaam zijn omdat ze begrijpen waar het narratief mee bezig is. Zo voorkom je de opbouw van aversie tijdens het mediteren.
Niet opmerkzaam zijn voelt vaak als falen…
Precies, ook al zeg je als begeleider 100x dat het er echt bij hoort. Het gaat erom dat je vaker in die ervaringsmodus komt. Die weg daarnaartoe is een soort geitenpaadje. De eerste keer dat je naar die modus gaat is heel lastig, je moet die weg nog helemaal maken. Maar hoe vaker je hem bewandelt, hoe meer uitgesleten het pad raakt en hoe makkelijker je het kunt volgen. Daarom zeggen we ook dat elke keer dat je opmerkzaam bent kusala is!
Maar zie je ook toepassingen in de klinische psychologie?
Ik denk dat als je in de klinische psychologie dit soort terminologie gebruikt, in combinatie met meditatie, dan je dan wel echt werkt aan het relativeren van psychische problematiek. En dat daarin een ruimte ontstaat waarin je kan leren of kan kiezen om je anders tot je eigen narratief te verhouden. En daarin zit de heling. Wat gebeurd is, is gebeurd, maar hoe verhoud je je daartoe? Om een keuze te hebben in hoe je je tot iets verhoudt, daar heb je ruimte voor nodig. Vervolgens creëer je door de ruimte ook binnen het narratief verandermogelijkheden, juist omdat het nu gerelativeerd is. En hoe minder je je geïdentificeerd hebt met je narratief hoe meer ruimte je hebt. Dat gebeurt ook wel in therapeutische trajecten, alleen het wordt niet als zodanig benoemd. Het zou wel verhelderend zijn.
In jouw dissertatie zeg je dat mediteren en retraites ook nadelige effecten kunnen hebben
Ja, ik ga in tegen de gangbare theorie dat mindfulness werkt omdat het zou leiden tot een verbeterde emotieregulatie. Dat is nu het gangbare idee binnen de gezondheidszorg. Dat vormt ook meteen de verantwoording voor het toepassen van mindfulness in therapeutische trajecten. Maar mijn punt is dat meditatie op sommige momenten ook negatieve effecten heeft, dus die theorie klopt niet.
Niet, of niet altijd?
Nee, niet! (lacht) Door de negatieve bijeffecten die kunnen plaatsvinden is die theorie omvergeworpen. Je kan niet een verklarend model hebben en zeggen het alleen werkt in bepaalde omstandigheden. Maar als je kijkt naar waar we het net over hadden, over het ervaringszelf en het narratieve zelf, zie je dat mediteren vooral ingrijpt op de relatie die je hebt tot jezelf, tot het zelf. In lijn hiermee is onlangs door een aantal neurowetenschappers voorgesteld dat het zelf bestaat uit een bundel van automatische reactiepatronen, dat is een theorie die voortkomt uit Friston’s free energy principle (het principe waarin levende wezens het verschil tussen hun verwachting van een bepaalde ervaring en hun perceptie van de daadwerkelijke ervaring zelf proberen te minimaliseren, oftewel om hun vrije energie te minimaliseren, red).
Die theorie gaat ervan uit dat mediteren ingrijpt op de automatische processen in ons brein, op neurofysiologisch niveau maar ook op gedrag. Automatische processen verliezen hun vanzelfsprekendheid. Er kan ruimte ontstaan, keuzevrijheid. De vaste patronen worden losgelaten. Je kunt je voorstellen dat dit voor de één enorme vrijheid tot gevolg heeft, omdat opeens veel meer mogelijk is, maar dat dit voor een ander een overweldigende chaos betekent. Als je dit model gebruikt dan kun je verklaren waarom meditatie voor de één een ontzettend positieve ervaring is, maar voor de ander het loslaten van automatische processen soms te overweldigend kan zijn.
Die ruimte die ontstaat, wordt door sommigen als een bedreigende leegte ervaren
Ja zeker! Dit wordt ook allemaal beschreven in de 16 nana’s, dat je echt te maken kunt krijgen met een existentiële angst die niet per se ergens een object heeft, maar die gewoon angst zelf is. Of eigenlijk de fundamentele reactie van het ego op het ware zijn, namelijk de leegte.
Er zijn veel verschillende vormen van meditatie. Is er verschil in de meetbare effecten daarvan?
Daarin heb ik me niet verdiept, maar uit wat ik weet durf ik wel te zeggen dat de effecten van samatha-meditatie makkelijker te meten zijn. Zowel in de hersenen als op andere manieren. Het is makkelijker om te meten of je aandacht op één punt is gericht, dan om te meten of je daar mindful van bent. Je kan meten dat je iets ziet, maar het is lastiger om te meten dat je weet dat je iets ziet. En dat je weet dat je weet dat je het ziet. Maar gelukkig kun je dat zelf wel heel goed ervaren!
Mirjam Hartkamp heeft kunstzinnige therapie gestudeerd en een vervolgopleiding integratieve psychotherapie. ”Kunstzinnige therapie is antroposofisch en volgt de Goetheanistische fenomenologie die heel veel lijkt op vipassana.” Ze behaalde een master in cognitieve wetenschappen en een PhD in psychologie. Daarnaast volgde ze een jaar boeddhistische filosofie aan de VU en westerse filosofie aan de UvA. Sinds 2014 geeft ze meditatieonderwijs en boeddhistische psychologie bij het Comenius Instituut en (mede-) begeleidt ze meerdere retraites per jaar.