Het boeddhistische klooster Ruiying-tempel, gelegen in de Mongoolse Autonome Provincie in Fuxin, een stad in de noordoostelijke provincie Liaoning, is een religieus heiligdom dat de culturen van Han, Manchu, Mongool en Tibet belichaamt.
De tempel werd gebouwd in 1669 en loopt van zuid naar noord, met het middelste gedeelte als de belangrijkste constructie. Hij volgt tot op zekere hoogte de structuur van het Potala Paleis in Lhasa, Tibet, maar brengt een grotere variatie aan die de architectonische stijlen van verschillende etnische groepen combineert.
De Grote Zaal wordt omringd door vier zalen die op vier verschillende heuvels liggen en met elkaar verbonden zijn door een 6.000 meter lange weg, met aan elke kant honderden uit steen gehouwen Boeddhabeelden. In de hoogtijdagen van de tempel tijdens de Daoguang Regeerperiode (1821-1850), na een 180 jaar durend uitbreidingsproject, telde de tempel 97 zalen en 1.620 kamers, met een oppervlakte van 18 vierkante kilometer.
De Hal van de Levende Boeddha bestaat uit twee structuren in het oosten en het westen, met in totaal 999 kamers en zeven deuren. Elke kamer en elk raam is beplakt met groene en rode veelbelovende patronen. De rustige en ruime binnenplaatsen en de nette, goed georganiseerde straten geven het hele gebied een aura van sereniteit en heiligheid.
Elke generatie van de levende Boeddha werd zeer gerespecteerd door de keizers, en elk jaar reisden zij naar de hoofdstad om soetra’s te reciteren en vereringsceremonies te houden voor de koninklijke familie. Het naambord van de tempel was een persoonlijke inscriptie in de Han, Manchu, Mongoolse en Tibetaanse talen van keizer Kangxi (1654-1722), die een bezoek bracht in 1669, het jaar dat de tempel in gebruik werd genomen.
De levende Boeddha fungeerde in 1699 als bemiddelaar tussen de centrale regering en de opstandige troepen van koning Da’erhan, en hielp zo de opstandelingen tot bedaren te brengen. De tempel had een zeer strikte bestuursstructuur met de hoogste leider, de levende Boeddha en alle niveaus van managers en secretarissen voor zalen, bibliotheken en conferenties.
De tempel had ook zijn eigen erewacht. Telkens wanneer de monniken een optocht hielden rond de tempel, kwamen de plaatselijke Mongolen uit alle richtingen bijeen om feest te vieren, evenals zakenlieden, die handel kwamen drijven. Dit bevorderde niet alleen de economie, maar vergemakkelijkte ook het plaatselijke leven.
In 1823 schreven de tempelambtenaren een memorial aan de keizer om meer land te vragen, aangezien de tempel meer dan 3000 monniken telde en 800 gezinnen onderhield. De centrale regering keurde het beheersysteem ‘integratie van politiek en religie’ goed en bevestigde het. Zo werd de Ruiying-tempel een boeddhistisch cultureel centrum in het oostelijk Mongoolse gebied dat bij de bevolking bekend stond als ‘Oost-Tibet’.
Vandaag de dag is het een populaire toeristische bestemming, waar bezoekers niet alleen kunnen genieten van de exotische architectuur, maar ook van vele prachtige Mongoolse schilderijen, medicijnboeken en een oud astronomisch kalendersysteem.