Zonder erbij stil te staan, gaan we ervan uit dat onze zintuigen de wereld objectief aan ons doorgeven. De ogen functioneren in deze gedachte als een camera. We zijn echter geen passieve camera. Onze hersenen creëren onze kijk op de werkelijkheid. De wereld ontstaat in een soort dans, een co-creatie.
De één ziet op zijn wandeling prachtige natuur, met vredig grazende koeien in de weilanden, de ander ziet op dezelfde wandeling een productieterrein, waar geen echte natuur meer te bekennen valt en waar koeien omgevormd zijn tot melkproductie-units, die zodra hun productie inzakt naar de slacht gaan. De één ziet technisch hoogstaande en schone Tesla’s rondrijden, een ander vraagt zich af waarom rijke mensen subsidie krijgen om een dergelijk statussymbool te kunnen aanschaffen, welke er misschien wel voor zorgt dat de lucht hier schoner wordt, maar waardoor kinderen in de democratische republiek Congo in giftige kobaltmijnen hun arbeid moeten verrichten.
Mensen verschillen in de mate waarin ze zich realiseren dat ze de wereld co-creëren. Voor sommigen is de wereld zoals ze die beleven een gegeven. Ze hebben niet het idee dat hun eigen geheugen, veronderstellingen, denken invloed hebben op wat ze waarnemen. Daardoor kunnen ze zich eigenlijk niet voorstellen dat hun idee slechts een idee is, niet meer en niet minder. Mensen die wel snappen dat ze hun wereldperceptie relatief is, staan daardoor opener voor andere meningen.
Bij de projectie van onze binnenwereld naar onze buitenwereld zijn een drietal stappen te onderscheiden. In de eerste plaats wordt wat we kunnen waarnemen van de buitenwereld bepaald door de eigenschappen van onze zintuigen. Er is geen directe waarneming van het fenomeen dat zich aan ons voordoet. Van alle elektromagnetische straling bijvoorbeeld kunnen we maar een klein gedeelte waarnemen met onze ogen en dat gedeelte noemen we daarom ‘licht’. In de tweede plaats nemen we vooral waar met behulp van concepten. Deze concepten zijn door de mens bedacht en vallen per definitie nooit samen met de werkelijkheid. In de derde plaats geven we over het algemeen een waardeoordeel aan hetgeen we menen waar te nemen. Dit waardeoordeel is een voortvloeisel van ons geloofssysteem over onszelf en de wereld, zoals we vermoedden dat deze in elkaar zitten.
We hebben de neiging om deze stappen en zeker de eerste twee als feitelijk te hanteren, alsof het een waarheid is. Er is wel degelijk een buitenwereld, maar je zou kunnen zeggen dat in interactie met de buitenwereld wij onszelf ontmoeten. Hanteren we onze perceptie als feitelijk, dan komt de dialoog met de ander buiten ons bereik. We staan dan niet open voor anderen en we gaan ons als extremisten gedragen, die verbondenheid als ondergeschikt fenomeen zien.
Wat is nou mogelijk bewustzijn? Eigenlijk heeft de wetenschap hier nog geen idee van. Misschien is het concept ‘bewustzijn’ zelf slechts een verzonnen verhaal waar we in zijn gaan geloven. Wellicht refereert het niet naar een fenomeen in de feitelijke wereld en bestaat bewustzijn slechts in onze eigen verhalen.
Aan te nemen is dat een baby geen bewustzijn heeft in de zin dat het zich ergens van bewust is. Het is en ervaart zich in een monadische wereld. Er is geen tijdsbeleving, er is nog geen besef van ik en niet ik. Het heeft nog geen verhouding ontwikkeld tot interne waarnemingen zoals fysieke, emotionele waarnemingen en een eigen wil. Het heeft nog geen concepten en is enkel ervaren.
Gaandeweg maken we een verhaal met behulp van onze gedachtes, fantasie en creativiteit over onze wereldbeleving en onszelf in die wereld. Dit verhaal valt per definitie niet samen met de realiteit, het is een verhaal over de realiteit. Hier treedt een verdubbeling op. Er is een realiteit en we hebben een verhaal over de realiteit. We creëren hiermee een verhouding tot de realiteit. Er ontstaat hierdoor een -ik- die de realiteit beschouwt en vervolgens verleid is te gaan geloven niet meer deel uit te maken van de realiteit, er los van te staan.
Terug naar ons concept bewustzijn; dit concept kon wel eens een gevolg zijn van onze eigenschap een verhaal te maken over de realiteit en niets meer dan dat. We zijn als mens instaat om verhalen te maken over onze wereld, met als gevolg een zich ontwikkelend bewustzijn.
Mogelijk dat verlichte mensen zich voldoende hebben kunnen de-identificeren van hun verhalen en schoon van verhalen waar kunnen nemen en hun monadische wereldbeleving hebben terug gevonden. Maar in tegenstelling tot de baby heeft de verlichte persoon er weet van en kan er over vertellen.
Rob de Klerk zegt
Dag Luuk en Rob.
De laatste zin uit jullie stuk: Maar in tegenstelling tot de baby heeft de verlichte persoon er weet van en kan er over vertellen.
Kan dan dus ook weer een verhaal zijn. En het begrip ‘verlicht’ eveneens. Hoe nu verder?
Rob