Deel 12 van een dwaalgesprek in 14 delen over niet-weten als sleutel zonder slot voor de poort zonder poort. (De delen kunnen los van elkaar gelezen worden.)
Sofie: Wat is verlichting voor jou?
Hans: Dat lijkt me wel duidelijk.
Sofie: Wat dan?
Hans: Geen idee.
Sofie: Ben jij verlicht?
Hans: Alleen als niet-weten verlichting is. Maar dan zal ik het nooit weten.
Sofie: Hoe kijk jij aan tegen het idee dat iedereen al verlicht is?
Hans: O God, het dogma van Dogen.
Sofie: Nou?
Hans: Als je onder verlichting niet-weten verstaat klopt het wel, tenminste voor mij. Ik wist al niet maar wist dat niet.
Sofie: Je hebt nooit iets geweten.
Hans: Niet echt, dat dacht ik alleen maar. Of denk ik dat ook alleen maar?
Sofie: Wat als je dat ook alleen maar denkt?
Hans: Dan weet ik het helemaal niet meer.
Sofie: Geen ontkomen aan.
Hans: Ik zou niet weten hoe.
Sofie: Is niet-weten onze natuurlijke staat?
Hans: Op een dag zag ik in dat ik sinds mijn conceptie geen donder was opgeschoten, al zat mijn kop inmiddels vol concepten. En dat het voor het dagelijks leven geen donder uitmaakte. In één klap werd mijn hemel helder en sindsdien ga ik heel wat lichter door het leven.
Sofie: Ben je toch wat opgeschoten.
Hans: Alleen al doordat ik niet meer hoef op te schieten.
Sofie: Dat dacht je alleen maar.
Hans: Of denk ik dat ook alleen maar?
Sofie: Ben je voor je gevoel teruggekeerd naar je natuurlijk staat?
Hans: Wat heet. Weten is ook natuurlijk. Willen weten ook. Je kop vol concepten ook. Ik vraag me af of je zonder kop vol concepten en zonder de wil om te weten wel tot radicaal niet-weten kan komen.
Sofie: Maar wat is dan nog je natuurlijke staat?
Hans: Niet weten wat je natuurlijke staat is?
Sofie: Ach natuurlijk.
Hans: En daar niet meer mee zitten natuurlijk. Anders ben je nog niets opgeschoten.