De Dag van de Tibetaanse Opstand, die elk jaar op 10 maart wordt gehouden, wordt ook dit jaar gevierd ter herdenking van de vreedzame opstand van de Tibetanen in 1959 in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa en tegen de onderdrukking van Tibet door China.
Tibetanen en hun aanhangers over de hele wereld herdenken daarmee ook degenen die hun leven hebben opgeofferd voor de strijd van Tibet. Tibet was een soevereine staat vóór de invasie van China in 1950, toen het Chinese Volksbevrijdingsleger Noord-Tibet binnendrong.
In 1951 werd de Tibetanen door de Chinese regering een 17-punten-overeenkomst opgedrongen. Tegen 1958 was duidelijk dat China niet van plan was het behoud van de Tibetaanse autonomie en instellingen veilig te stellen. Veel Tibetanen probeerden aan de communistische vervolging te ontkomen door naar India te gaan, maar slechts een klein percentage overleefde de moeilijke omstandigheden van de reis.
De Chinese bezetter wilde de 14e Dalai Lama uitschakelen, die toen ook nog een politieke functie bekleedde, en nodigden hem uit voor een bezoek aan het hoofdkwartier van het Volksbevrijdingsleger voor een theatervoorstelling en een officiële theebijeenkomst. Hem was verteld alleen te komen en dat geen Tibetaanse militaire lijfwachten of personeel in het militaire kamp zou worden toegelaten.
Op 10 maart omsingelden 300.000 trouwe Tibetanen, uit vrees voor het leven van de 14de Dalai Lama, het Norbulinka Paleis, het zomerpaleis van de Dalai Lama in Lhasa, en verhinderden dat de Dalai Lama op de uitnodiging van de legerleiding zou ingaan. Nadat de menigte het bevel had geweigerd om de omgeving van het paleis te verlaten, openden militairen het vuur waarbij duizenden onschuldige burgers werden gedood. Zeven dagen later vluchtte de Dalai Lama naar India en vond daar samen met ongeveer 80.000 andere Tibetanen een toevluchtsoord.
Op 17 maart richtte de Chinese artillerie zich op het paleis, waarbij uiteindelijk 87.000 Tibetanen omkwamen en nog veel meer werden gearresteerd of naar werkkampen gedeporteerd.
Ondertussen wordt 10 maart ook beschouwd als ‘Tibetaanse martelaarsdag’, opgedragen aan het patriottisme van de heldhaftige mannen en vrouwen van Tibet. Duizenden mensen vonden de dood, monniken werden gearresteerd of geëxecuteerd, en kloosters en tempels in de hele stad werden geplunderd of vernield.
De internationale gemeenschap negeert de genocide en de uitbuiting die Tibet de laatste zeven decennia heeft doorgemaakt. Al meer dan zestig jaar zijn de Tibetanen, ondanks het feit dat zij van hun vrijheid zijn beroofd en in angst en onzekerheid leven, in staat om hun unieke Tibetaanse identiteit en culturele waarden te behouden. Als gevolg hiervan eisen de Tibetanen nog steeds onafhankelijkheid en de vrijheid om hun taal te spreken, hun boeddhistische religie te beoefenen en vrij in hun eigen land te leven.