Niet-weten – als het je overkomt weet je niet wat je overkomt. Het neemt je hele denken over, of je wil of niet. Niet alleen het levensbeschouwelijke denken maar ook het denken van alledag en daarmee het leven van alledag.
Of het nou over liefde gaat of over lijden, over leven of sterven, goden of duivels, worden of zijn, vasthouden of loslaten, zingeving of zinloosheid, fundamentalisme of twijfel – overal dringt het niet-weten in door.
Het afgelopen decennium heb ik over al deze onderwerpen geschreven vanuit het perspectief van agnose. Zonder perspectief dus. Dat heeft duizenden dwaalteksten opgeleverd, die je terug kan vinden in de Agnosereeks.
Hoewel niet-weten precies even gevarieerd, betoverend, raadselachtig en overweldigend is als het leven zelf, zijn teksten over niet-weten dat niet. Dwaalteksten zijn even repetitief als het leven zelf. Even repetitief als eten, drinken, plassen, poepen, slapen, denken, voelen, lachen, huilen, spreken en zwijgen. Even repetitief als het kloppen van je hart. Ze komen allemaal op hetzelfde neer.
Een simpel lied – de mantra van niet-weten.
En internationaal, universumtaal.
In het Sanskriet:
In het Grieks:
In het Cyrillisch:
In het Chinees:
In het Japans:
Je ziet, de mantra van niet-weten is maar vier woorden lang. Iedereen kent hem, jij ook.
Dat je het niet weet is een van de eerste dingen die je leert zeggen, aanvankelijk nog in telegramstijl: ‘Kwenie.’ Het is een van de eerste dingen die je leert verbloemen.