Hoe spreek je over het onuitsprekelijke? Misschien is het wijsheid om dan enkel nog te zwijgen. Zoals Witgenstein’s ‘waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen’.
Als ik, zoals in de vorige toespraak, zeg: ‘Zo merk je dat alles zich aandient in een weidse open ruimte’, maak ik daarmee al weer onderscheid. Er is de ruimte, de dingen die zich aandienen, degene die dat merkt. En het was er ons juist om te doen om al die onderscheiden te laten varen. Zodra je een woord gebruikt maak je onderscheid. Taal kan niet anders. Je kunt je voorstellen hoeveel oeverloze en heilloze discussies dat al opgeleverd heeft.
Daarom is er in sommige religies een verbod om de naam van God te gebruiken, of op het maken van afbeeldingen. Als je een moskee binnenkomt, kom je in een grote open ruimte, prachtig versierd, maar zonder enige afbeelding zodat niets je aandacht richt. In de negatieve theologie wordt gezegd dat God alleen maar gekend kan worden in wat hij niet is.
De ‘Prajnaparamita Hartsutra’ (klik hier), een van de teksten die we zingen, kunnen we ook in die zin begrijpen. Prajna vertalen we gewoonlijk als wijsheid. In tegenstelling tot ons gewone bewustzijn (vijnana) dat onderscheid creëert, is prajna een bewustzijn dat aan ieder onderscheid vooraf gaat. Paramita zouden we letterlijk kunnen vertalen als ‘voorbijheid’. We vertalen prajnaparamita hier als ‘wijsheid voorbij alle wijsheid’.
De Hartsutra wil echt naar het hart hiervan wijzen. Daarom somt hij het ene boeddhistische concept na het andere op, maar telkens voorafgegaan door een ontkenning: ‘ … geen lijden, ook geen oorzaak en geen opheffing van lijden, geen weg en ook geen inzicht, geen bereiken en geen niet-bereiken.’ Alles valt weg, alle concepten, alle woorden.
Maar we zingen nog een andere tekst uit de Prajnaparamita-literatuur: de ‘Hymne aan de Wijsheid voorbij alle wijsheid’ van Rahulabhadra. (klik hier) Niemand weet wie deze Rahulabhadra is. Er wordt geopperd dat hij de leraar van Nagarjuna was, of een van zijn medestudenten. We moeten het doen met hoe hij zich aan ons toont doorheen deze tekst, doorheen alle vertalingen en hertalingen ervan.
Rahulabhadra lapt het idee van onuitspreekbaarheid compleet aan zijn laars. Hij kan niet zwijgen. Erger nog, hij personifieert Prjanaparamita en spreekt haar (het is een zij) aan
Wees gegroet, Wijsheid voorbij alle wijsheid,
Die zonder grenzen bent, aan alle denken voorbij.
Alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, heeft Ton Lathouwers het Sanskriet ‘Namo’ uit de aanhef, overigens heel correct, vertaald als ‘Wees gegroet’ en de tekst gezet op de melodie van een Rusisch-Orthodox Marialied. Voor puristen van beide kanten wellicht een blasfemie. Maar ‘puris omnia pura’, voor de zuiveren is alles zuiver.
Jouw ledematen zijn ongerept en vrij
en ongerept zijn zij die Jou ervaren.
In tegenstelling tot sommige andere vormen van mystiek is dit geen ‘spiritualiteit’ in de betekenis van vergeestelijking maar iets heel lijfelijks. Waar de Hartsutra soms overkomt als kil en afstandelijk spreekt Rahulabhadra de ‘Wijsheid voorbij alle wijsheid’ aan als een moeder, in een warme en liefdevolle taal,
Wees gegroet, Moeder en Oergrond van al wat is.
Als wij niet gedragen worden door liefde juist tot Jou,
zal ons omgaan met de tienduizend dingen
gevangen blijven in het web van begeerte en afkeer.
Vreemd? Toch niet. Het latere boeddhisme heeft het personifiëren in het bloed. Als je een grote boeddhistische tempel binnenkomt, word je overvallen door honderden beelden van boeddha’s, bodhisattva’s, beschermers en demonen, allemaal personificaties. Zelfs van een abstract begrip als prajnaparamita zijn er ooit beelden gemaakt. Van Tsongkhapa is de fameuze uitspraak dat de verschillende boeddhistische tradities een andere naam hebben omdat ze een verschillende vader hebben, maar ze hebben alle dezelfde moeder: Prajnaparamita.
Het is niet vreemder dan Schillers Ode aan de Vreugde, door Beethoven vereeuwigd in zijn 9de symfonie. Wie kan uitleggen wat vreugde is? We kunnen het wel herkennen en begeesterd worden. En wie kan uitleggen wat dronkenschap is, aan iemand die nog nooit een druppel alcohol aangeraakt heeft? Maar je kunt een boekenkast vullen met hymnen en oden aan de wijn en de dronkenschap, uit verschillende culturen, of het nu Li Po is die vanuit zijn bootje dronken naar de maan grijpt in het water, of Baudelaire die uitroept ‘Enivrez-vous!’, ‘wordt dronken!’.
Zo roept ook Rahulabhadra het uit, dronken van vreugde,
Wees gegroet, Jij maakt dat al wie naar Jou opziet
in zuiverheid van hart en in oprechtheid,
zeker zijn mag van volkomen bevrijding.
Hoe levengevend en hoe vruchtbaar!
Zo verschillend van de Hartsutra is het ook weer niet. De mantra waar de Hartsutra mee eindigt, het ‘Gate, gate …’ is grammaticaal gezien ook een aanspreking en volgens sommige commentatoren ook een toespreken van Prajnaparamita. En ook Rahulabhadra is zich van de hachelijkheid van zijn onderneming bewust.
Wees gegroet. Wie is in staat Jou werkelijk te loven?
Jij die gelaatloos bent en beeldloos,
Jij die alle taal volledig overstijgt,
Jij die volstrekt door niets wordt gedragen.
Maar hij probeert het onmogelijke
Wees gegroet. Wie Jou ziet is nog gebonden.
want zodra je Prajnaparamita meent te kunnen zien maak je weer onderscheid. Maar hij corrigeert zichzelf meteen:
Maar wie Jou niet ziet is dat evenzeer.
want als je geen weet hebt van die weidse open ruimte die aan alle onderscheiden voorafgaat, zit je hopeloos vast, dus:
En ook is waar dat wie Jou ziet bevrijd is,
maar hij tikt zichzelf meteen op de vingers:
doch wie Jou niet ziet is dat eveneens.
want in die weidse open ruimte is er enkel bevrijding….
Wees gegroet. In gebruikelijke woorden en talen
word Jij door ons voortdurend aanbeden.
We hebben niets anders dan de taal van de conventionele werkelijkheid, daarom:
Toch blijft al die lofzang ontoereikend.
En toch, al kunnen we niet spreken, we mogen niet zwijgen, want:
Maar niettemin wordt zo de vrede in het hart gevonden.
Het is mijn ervaring dat de meeste mensen zich hier impliciet van bewust zijn. Misschien is impliciet ook de beste manier, want alles wat je expliciteert maak je op die manier weer tot een afgescheiden ding in de ruimte. Daarom is spreken hier zo heikel. Maar doodzwijgen laat iedereen achter met een onbestemde heimwee.
Mensen hebben talloze woorden die over deze ruimte gaan. (Het een ruimte noemen is ook niet meer dan een manier van spreken.) Niemand heeft er een monopolie op. Ook al zijn er talloze tradities, het is van geen enkele traditie. Het is van de mensheid. Sommige tradities hebben de neiging om het zich toe te eigenen. Het is niet omdat iemand een vlag op de maan plant dat je de rest van de mensheid het recht op maanlicht kunt ontzeggen.
Daarom moeten we spreken ‘in gebruikelijke woorden en talen’, beseffend dat ieder woord dat we uitspreken onzin is en er naast grijpt, zonder er ook maar één woord van te geloven, maar ook beseffend dat ‘zo de vrede in het hart wordt gevonden’.
Hans Tilman zegt
Mooi artikel. Zo ervaar ik het ook. Als je met woorden greep wilt krijgen op de werkelijkheid dan grijp je er gewoonweg naast. En het onbenoembare onder woorden brengen, kan slechts door te benadrukken dat wat het niet niet is. Dan buig je je hoofd en zwijgt.