Eerst is er kennis. Daarna is er ascese. Daarna is er de kennis die na de ascese komt.
Rumi
Hans: Komt er dan nooit een eind aan?
Ayah: Waaraan?
Hans: Aan al die kennis natuurlijk.
Ayah: Van de kennis die vóór de ascese komt naar de kennis die dóór de ascese komt.
Hans: Zelfs soberheid helpt niet.
Ayah: Bedoel je dat we van onze kennis af moeten?
Hans: Wat zouden we zonder kennis moeten?
Ayah: Waarom zeg je dan dat soberheid niet helpt?
Hans: Probeer het anders zelf eens.
Ayah: Ascese?
Hans: Acht jaar in een grot met je gezicht naar de muur.
Ayah: Veertig dagen in de woestijn met je kop in het zand.
Hans: Tien dagen op retraite met je kont op een kussen.
Ayah: De kuisheidsgelofte, het celibaat, geheelonthouding…
Hans: Te weinig eten, drinken, slapen, bewegen, praten, lachen, liefde…
Ayah: Als we maar gelukkig worden.
Hans: Was ik maar vast uitgedoofd, zei de vulkaan, en spuugde lava naar de maan.
Ayah: Alleen op pijn staat geen maat.
Hans: Lijden om een eind te maken aan het lijden.
Ayah: Wat is volgens jou de kennis die door de ascese komt?
Hans: Die kun je in drie woorden samenvatten.
Ayah: Nou?
Hans: ‘Dat nooit meer!’
Ayah: Wat nooit meer?
Hans: Soberheid. Onthouding. Versterving.
Ayah: Wat dan wel? Onmatigheid? Losbandigheid? Verslaving?
Hans: Daar leer je ook maar één ding van.
Ayah: Namelijk?
Hans: ‘Dat nooit meer!’
Ayah: Toch maar de middenweg dan? Alle uitersten vermijden? Nooit meer buiten de lijntjes kleuren?
Hans: Daar leer je ook maar één ding van.
Ayah: ‘Dat nooit meer!’
Hans: Kijk eens aan.
Ayah: Doen wat er in je opkomt, is dat wat jij voorstaat? Je hart volgen, je gevoel, je intuïtie, je innerlijke goeroe, je eigen wijsheid?
Hans: ‘Dat nooit meer!’
Ayah: Wat komt er volgens jou na de kennis die na de ascese, na de onmatigheid, na de middenweg en na het volgen van het hart komt?
Hans: Bijkomen.
Ayah: Ik dacht niet-weten.
Hans: Dáár kom je pas van bij.
Ayah: En dan?
Hans: Dansen.
Ayah: Als een derwisj.
Hans: Als een dronkaard.
Ayah: In het duister.
Hans: Als het duister.
Ayah: Tot je erbij neervalt.
Hans: Dat zou weer ascese zijn.
Ayah: ‘Dat nooit meer!’
Hans: Ja, wie weet.
Hoeveel regels heb jij al gevolgd in je leven?
Zijn de regels die je nu volgt dezelfde als de regels die je vroeger volgde?
Vind jij dat iedereen dezelfde regels zou moeten volgen?
Vind jij dat dat jouw regels zouden moeten zijn?
Zou jij graag zien dat er een universele verklaring van de regels van de mens zou komen?
Zou jij graag een verbod zien op al die regels of zie je liever een verbod op het verbieden van regels?
Denk jij dat niet-weten onvermijdelijk tot een ongeregeld leven leidt?