Hoogleraar en zenleraar David Robert Loy is een vruchtbaar schrijver, wiens boeken in veel talen zijn vertaald. Een daarvan is Money, sex, war, karma, notes for a buddhist revolution (2008). Dit artikel is een beknopte samenvatting van het hoofdstuk The suffering of self .
Als iemand aan David Loy vraagt om het boeddhisme samen te vatten, dan is het eerste dat bij hem opkomt de vier edele waarheden. Er is echter niets exclusief boeddhistisch aan welke van de vier edele waarheden ook, schrijft hij. In basale vorm hebben veel Indiase religies ze gemeenschappelijk. Ook is er overeenstemming dat dukkha lijden is, en bevrijding hiervan is mogelijk. Geen enkele religie behalve het boeddhisme benadrukt echter het wezenlijk verband tussen dukkha en ons bedrieglijk besef van ‘ik’. David Loy: ‘For Buddhisme the self is dukkha.’
Dukkha
Hoewel dukkha meestal vertaald wordt als ‘lijden’ is dit te beperkt, want ook voor hen die rijk en gezond zijn is het leven een bron van ontevredenheid. Niet verwonderlijk, aldus de zenleraar. Het is namelijk de aard van een onverlicht iemand om geïrriteerd en ongelukkig te zijn over van alles en nog wat.
Het vroege boeddhisme onderscheidt drie basisvormen van dukkha, legt de auteur uit:
Het eerste is alles dat wij herkennen als lichamelijk en geestelijk lijden. Dit inbegrepen het gemis aan iemand bij wie we graag willen zijn. Ook dat we opgescheept zijn met iemand met wie we niet willen zijn is lijden.
Twee is dukkha veroorzaakt door vergankelijkheid. Het beste voorbeeld ervan is het besef van sterven, dat het plezier in ons leven vergalt.
De derde soort is lastiger te begrijpen, omdat het verbonden met het ingebeelde ik. Dit dukkha is te wijten aan sankhara wat vertaald kan worden door wilsformatie. Dit verwijst naar de geconstrueerdheid van al onze ervaringen, inclusief het ik. Een ander begrip hiervoor is anatta (not-self).
Illusie
Het besef een ik te zijn dat afgescheiden is van de rest van de wereld, is onze meest gevaarlijke illusie, stelt Loy. De hedendaagse psychologie onderkent dat het ik-besef een psychologisch-sociaal-taalkundige constructie is. Psychologisch omdat het ik-zelf (ego-self) een product is van mentale conditionering, sociaal omdat het ik-besef ontstaat in de omgang met andere geconstrueerde ikken. Taalkundig, omdat bij het verwerven van het ik-besef het aanleren van bepaalde woorden en begrippen hoort, zoals: ‘ik’, ‘mij’, ‘mezelf’ en ‘mijn’. Dit taalgebruik wekt de illusie dat er iets is waarnaar ik, mij en dergelijke verwijst.
Ondanks overeenkomsten verschilt het boeddhisme op onder andere twee belangrijke punten van de moderne psychologie. Volgens het boeddhisme heeft een geconstrueerd ik altijd iets ongemakkelijks. Veel in de moderne psychologie is erop gericht ons te helpen goed aangepast te zijn. Het ik-bewustzijn moet zo aangepast worden dat het beter past in de samenleving, waardoor we beter onze sociale rollen kunnen vervullen. Boeddhisme gaat er niet ons over te helpen beter aangepast te worden. Een goed psychologisch aangepast ik-zelf is ziek, omdat dit nog steeds aangetast is door dukkha.
Het boeddhisme is het met de moderne psychologie eens dat het ik-bewustzijn kan worden gereconstrueerd (= hersteld) en dat daar reden toe is. Echter, het boeddhisme benadrukt vooral dat het gedeconstrueerd (= afgebroken) moet worden, om het echte ‘lege’ karakter van het ik-bewustzijn te realiseren. Inzien dat ons ‘ik’ is geconstrueerd, is de enig echte oplossing voor onze wezenlijke menselijke angst en bezorgdheid, schrijft Loy.
Onprettig
Wat maakt dit geconstrueerde ik-bewustzijn zo onaangenaam? Loy: “My” sense of self is composed of mostly habituel ways of percieving, feeling, thinking, and acting.’ Vertaald: ‘’’Mijn” besef van ik bestaat grotendeels uit gewoontes op het gebied van waarneming, voelen, denken en handelen.’ Het verwijderen van deze psychologische en lichamelijke processen, lijkt op het pellen van een ui. Wat blijft er dan aan het eind over? Een ui heeft geen pit, alleen een leeg iets. Daar is niets mis mee. Een gapend gat in onze kern van de metafoor van de ui is wel onbehagelijk.
Verstandelijk is deze situatie niet te begrijpen, maar velen hebben het besef dat er ‘iets niet in orde is’ aan hun leven. Volgens Loy proberen we onszelf en anderen een groot deel van de tijd ervan te overtuigen en gerust te stellen dat we werkelijk okay zijn. Kijken we naar anderen dan lijken ze van de buitenkant stevig en solide, maar bij hen en ons van binnen voelt het toch echt anders.
Gebrek
Een ander begrip uit de moderne psychologie is ons behulpzaam: repressie. Het doet zich voor wanneer we ons bewust zijn van iets onaangenaams en waarmee we niet willen dealen en drukken het weg uit ons bewustzijn. Het probleem daarvan is dat dit niet werkt. Loy: ‘Our repressed sense of unreality returns to conciousness as the feeling that there is something missing or lacking in my life. What is this lacking?’ Vertaald: ‘Ons onderdrukt besef van onwerkelijkheid keert terug naar bewustzijn als een gevoel dat er iets ontbreekt of tekort schiet aan mijn leven. Wat ontbreekt?’ Dit hangt af van iemands persoonlijkheid en de samenleving waarin hij leeft.
Geld kan het gat vullen, maar ook seks of macht. Loy schrijft daarover in de hoofdstukken Lack of money en What is wrong with sex. De crux is dat ik mijn karma kan veranderen door mijn gebruikelijke manier van waarnemen, voelen, denken en gedragen te herstellen. De problematische motivaties hebzucht, kwade wil en waan, kunnen dan worden omgezet in vrijgevigheid, liefdevolle vriendelijkheid en wijsheid en dragen dan bij aan het verminderen van dukkha.
Karma
David Loy maakt de stap van vals ik-bewustzijn, via dukkha naar karma en vervolgt zijn betoog. Of iemand gelooft dat karma iets magisch is, of juist een objectieve morele wet van het universum, op psychologisch niveau gaat karma over hoe onze gewoontes in ons denken en handelen voorspelbare situaties veroorzaken. Als ik gemotiveerd wordt door hebzucht, kwade wil en waan, dan moet ik manipuleren en dit vervreemdt anderen van mij. Daardoor voel ik me nog meer van anderen gescheiden.
Word ik gemotiveerd door vrijgevigheid en liefdevolle vriendelijkheid dan kan ik ontspannen en mezelf openen en hoef minder verdedigend zijn. Vervolgens hebben mensen dan de neiging op dezelfde manier terug te reageren. Dit zorgt ervoor dat dukkha voor ons allemaal afneemt.
De boeddhistische praktijk is echter meer dan dit. Het gaat over ontwaken en dat we ons bewust worden van de gemaaktheid van ons ik-bewustzijn en het niets in de kern ervan. Meestal is dit besef van die leegte zo onaangenaam dat we weglopen, door ons met iets te identificeren dat veiligheid en zekerheid biedt. Kortom wij willen het gat vullen, maar het is een bodemloze put.
Meditatie
Tijdens meditatie proberen we onze lichamelijke activiteiten en beslommeringen los te laten. Dit is onaangenaam en allerlei afleidingen steken de kop op. Dit ervaren van leegte is aan de ene kant iets negatiefs, want geeft een gevoel van iets dat ontbreekt. Van de andere kant kan het een gevoel oproepen verbonden zijn met iets groters dan hoe we over onszelf. Loy: ‘(We)… willen geen afscheid nemen van het besef van een zelf, dat zou een akelige vorm van zwakzinnigheid zijn. Wat we wel willen, is een minder dualistisch besef van onszelf, meer bewust zijn van en meer in harmonie met de lege basis ervan.’ Door meditatie en door in aandacht te leven, werken we aan het herstel van ons zelf. Daardoor ontwikkelen we ons tot zelfloze wezens die zich wijden aan het geluk en ontwaken van allen.’
O’Brien, B. Samskara or Sankhara, Learn religions, updated 2018
https://www.learnreligions.com/samskara-or-sankhara-450194
Kay zegt
Het ego of zelf wordt gevoeld als een levende realiteit, bestaande in een fysiek lichaam. Zoals Assagioli stelt: “… de fundamentele existentiële ervaring van de mens … is een levend zelf zijn.” 3 En zoals William James opmerkt: “Geen psychologie … kan het bestaan van persoonlijke zelf in twijfel trekken.” 4 Een aantasting van het gevoel van iemands persoonlijke realiteit wordt over het algemeen geassocieerd met depersonalisatie, een toestand die een psychiatrische stoornis aangeeft.
Bolletje zegt
mooi stukje. Ik ben het ermee eens. Ik bedoel, als ik kijk naar mijzelf dan ben ik steeds anders geweest. Iedere cel in mijn lichaam, is veranderd. Mijn lichaam stroomt de hele tijd. Mijn identiteit, is altijd, gaandeweg, een klein beetje veranderd. Ik bedoel, ik luisterde laatst muziek, die ik tien jaar gelden goed vond. Nu vind ik het belachelijk. Ik zag een meisje, waar ik tien jaar geleden op viel. Nu vind ik haar niet meer interessant. Zoals ze ook in het existencialisme zeiden hé. Existentie, gaat vooraf aan essentie. Eerst beweeg jij je in de wereld en daardoor wordt je iets. We kennen Sartre’s analogie wel, met de jongeman, die moet kiezen tussen, in het verzet gaan, of zijn oude moeder verzorgen. Sartre zegt dan, met zijn keuze, maakt de jogeman, wie hij is. Niet andersom. Eerst doe je dingen, dan wordt je wat. Er is geen inherent zelf, dat ‘zelf’ maak je, permanent, met je keuzes. Beetje anders, dan in het boeddhisme. Maar zit wel wát overlap in.