Je leest in een boekje dat je een hoofd en een hart hebt, je slikt het voor zoete koek en je begint je meteen druk te maken over de vraag waar je nu zit en waar je zou moeten zitten en hoe je daar kunt komen.
Geen welles en geen nietes
Wat sla jij hoger aan, het verstand of het gevoel?
Beste Hans,
Volgens mij zit jij helemaal vast in niet-weten. Kom uit je hoofd! Luister naar de wijsheid van je hart! Vergeet het denken! Durf te voelen!
Beste Jasmijn,
Is dit de wijsheid van je hoofd of de wijsheid van je hart?
Jasmijn: Dat bedoel ik dus.
Hans: Bij mijn weten zit ik niet vast.
Niet in weten, niet in weteloosheid.
Niet in voelen, niet in gevoelloosheid.
Niet in denken, niet in gedachteloosheid.
Niet in vastzitten, niet in loslaten.
Niet in wijsheid, niet in dwaasheid.
Niet in mijn hoofd, niet in mijn hart.
Niet in welles, niet in nietes.
Jij?
Jasmijn: Wat sla jij hoger aan, het verstand of het gevoel?
Hans: Ik ben geen rationalist en ik ben geen romanticus, niet dat ik weet. Ik sla het verstand niet hoger aan dan het gevoel of omgekeerd.
Bovendien maakt het geen donder uit wat ik hoger aansla. Verstand en gevoel trekken altijd samen op, hart in hoofd, de kameraden. Of je nou wil of niet.
Bij mij zijn ze tenminste onafscheidelijk. Ik kan ze niet uit elkaar houden. Geen gedachte zonder gevoel, geen gevoel zonder gedachten. En geen idee wie wie aan het lijntje houdt.
Jij?
De onweerstaanbare neiging om je eigen hokjes af te breken
Overleven is sorteren. Hoe fijner het brein, hoe fijner de grein.
Jasmijn: Ik wilde je niet in een hokje stoppen, hoor. Ik neem mijn woorden terug. Al is het maar omdat mijn hart me dat nu ingeeft.
Nee, ik neem ze niet terug, ik gooi ze weg, dan ben ik er ook van af. Nou, als dat niet in de geest van jouw hart is dan weet ik het ook niet meer.
Hans: Je mag me rustig in een hokje stoppen, hoor. Ik stop ook iedereen in een hokje. Of ik nou wil of niet. En daarna laat ik ze er gauw weer uit. Of ik nou wil of niet. Dat is het voornaamste verschil met vroeger.
Jasmijn: Ik hou niet van hokjesdenken.
Hans: Niet van hokjesdenken houden is een voorbeeld van hokjesdenken.
Jasmijn: Betrapt.
Hans: Geeft niks. Ik ken niemand die zich er niet aan bezondigt. Zelfs Anthonius Jozef, mijn demente vader, had een hokjesgeest, en Jorge Franciscus, de huidige paus, en Tenzin Gyatso, de huidige dalai lama, en Escherichia coli, de eeuwige poepbacterie.
Overleven is sorteren. Hoe fijner het brein, hoe fijner de grein. Sorteren is onderscheiden. Hoe feller het hart, hoe verder apart. Hoe dieper de smart. Universele dwaasheid, zou je het kunnen noemen, of is dat weer een hokje?
Jasmijn: En niet-weten dan?
Hans: Niet-weten is de onweerstaanbare neiging om je eigen hokjes af te breken. Je eigen weten uit te braken.
Zodra Nauwe Weetal het woord neemt, snoert Wijde Weetniet hem de mond. En Hans is de lachende derde, Haha.
Maar ja. Al die personificaties, hè. Weetal, Weetniet, Hans, Haha – wie tuint daar nog in?
Jasmijn: Hoofd en hart.
Hans: Verstand en gevoel, God en Satan, Boeddha en Mara, deugd en ondeugd, goed en fout, juist en onjuist, relatief en absoluut. Zeker weten dat het geen gedachteconstructies zijn?
Jasmijn: Verwijs je naar het non-dualisme?
Hans: Dualisme en non-dualisme, tweeheid en niet-tweeheid, eenheid en veelheid.
Jasmijn: Weten en niet-weten.
Hans: Wie tuint daar nog in.
Canons zijn kanonnen
Lijkwaden aller zielen
Jasmijn: Ken jij Jack Kornfield, Het Wijze Hart?
Hans: Ik heb het daarnet in de bibliotheek even ingekeken. Het Wijze Hart staat vol principes, zag ik, vijfentwintig stuks, altijd prijs. Een canon van de psychoboeddhistische inzichten van Jack de serieauteur en zijn verheven meestersouffleur.
Jasmijn: Spreekt het je aan?
Hans: Ik heb er geen bezwaar tegen dat mensen hun inzichten canoniseren en tegen betaling aan de man brengen. Of die inzichten nou ontspringen aan hun hoofd, aan hun hart of aan hun duim. Heb jij er bezwaar tegen dat ik hun canons negeer?
Jasmijn: Wat is er mis met canons?
Hans: Er is niks mis met canons, maar ik heb er te veel gezien. Religieuze canons, spirituele canons, filosofische canons, psychologische canons, politieke canons – een eindeloze parade. Om over de myriaden lijfspreuken, slagzinnen, wapenkreten en schotschriften nog maar te zwijgen.
Jasmijn: Jij hebt er niks mee.
Hans: Na de uitvinding van het schrift hebben mensen in verbluffend korte tijd de hele wereld volgekalkt. Lettergrepen naar de macht. Woorden als daden, zinnen als maden, lijkwaden aller zielen.
Kanonnen!
Geladen met wijsheid!
Legers des heils!
Je geest of je leven!
Jasmijn: Niet-weten is toch ook een soort canon?
Hans: De lege canon. Daar schuilt geen kwaad in. En ook geen goed. Ooit geprobeerd een leeg kanon af te schieten?
Jasmijn: Poef!
Hans: Heb jij nog meer wijsheidskanonnen in stelling?
Een onbereikbare horizon
Je blijft er maar op aflopen zonder ooit dichterbij te komen.
Jasmijn: Ben jij bekend met Het Werk van Byron Katie?
Hans: Spiritualiteit voor Workaholics.
Jasmijn: Geen vijfentwintig principes maar vier vragen bij iedere gedachte die je dwarszit.
- Is het waar?
- Kun je dat wel weten?
- Wat gebeurt er als je dat gelooft?
- Wie zou je zijn zonder die gedachte?
Het Werk is geen canon maar een methode, een combinatie van cognitieve therapie en spiritualiteit. Onder dat laatste verstaat Byron Katie de voor het denken onbereikbare horizon van niet-weten waarin onze gedachten en onze persoonlijke wijsheid ingebed liggen.
Hans: Van persoonlijke wijsheid weet ik niets. En niet-weten ervaar ik helemaal niet als een voor het denken onbereikbare horizon. Voor mij is niet-weten een denken dat zichzelf hier en nu tegen het licht houdt en doorziet. Ook dit denken.
Jasmijn: Wat is volgens jou de onbereikbare horizon?
Hans: Wijsheid natuurlijk. Je blijft er maar op aflopen zonder ooit dichterbij te komen. Net zolang tot je het spelletje doorhebt. Ook dit is weer zo’n wijsheid en zo’n spelletje.
Jasmijn: Volgens Byron Katie is niet-weten de onbereikbare horizon. Jij keert het helemaal om!
Hans: Het is maar net waar je staat en welke kant je opkijkt. De zeeman kijkt reikhalzend uit naar land, de landrot kijkt verlangend uit over zee. De een z’n horizon is de ander z’n thuis. Als je mazzel hebt vallen ze samen.
Jasmijn: Dan is je horizon je thuis.
Hans: Dan is je weten niet-weten.
Niets geheimzinnigs
Geen ontwaakt denken, maar een denken dat keer op keer uit zichzelf ontwaakt.
Jasmijn: Wat dat ook mag wezen.
Hans: Niets geheimzinnigs. Geen transcendente meditatie. Geen voorbijgaande trancetoestand of eenheidsbeleving of piekervaring. Geen waarheid voorbij de woorden.
Niets dat wordt overgeleverd van hart tot hart of van ingewijde op ingewijde of van genie op genie of van meester op discipel. Niets waarmee je je kunt onderscheiden. Of het moest zijn dat je (je) niet meer weet te onderscheiden – niet echt.
Jasmijn: Klinkt geheimzinnig.
Hans: Je neus is geheimzinnig. Niet-weten is gewoon een zelfkritisch denken dat spontaan zijn eigen denkbeelden verbrijzelt. Telkens weer. Zonder uitzondering.
Dus ook het denkbeeld van een zelfkritisch denken dat spontaan zijn eigen denkbeelden verbrijzelt.
Ook het denkbeeld van een voor het denken onbereikbare horizon waarin onze gedachten en onze persoonlijke wijsheid ingebed liggen.
Jasmijn: En dan?
Hans: Dan is er geen horizon meer. Dan is er geen thuis meer. Laat staan een identiteit van horizon en thuis. Dan kun je meteen door naar de volgende gedachte.
Jasmijn: En dan?
Hans: Dan wordt het nooit meer een gekkenhuis. Niet in je bovenkamer, niet in je hartkamers. Zelfs als het er door omstandigheden eventjes een gekkenhuis is.
En meteen weer door naar de volgende gedachte. Ga je mee?
Jasmijn: Een bevrijd denken, lijkt mij. Ontwaakt. Onthecht. Uitgedoofd (als in ‘nirwana’). Verlicht?
Hans: Niet-weten is geen bevrijd denken, maar een denken dat zich keer op keer van zichzelf bevrijdt. Ook van deze gedachte.
Niet-weten is geen ontwaakt denken, maar een denken dat keer op keer uit zichzelf ontwaakt. Ook uit deze gedachte.
Niet-weten is geen onthecht denken, maar een denken dat zich keer op keer van zichzelf losmaakt. Ook van deze gedachte.
Niet-weten is geen uitgedoofd denken, maar een denken dat zijn eigen brandjes blust. Ook dit brandje.
Niet-weten is geen verlicht denken, maar zuchten van verlichting zodra je je vorige gedachte doorziet. Zucht.
Bruut vrij
Je wordt er heel beweeglijk van.
Jasmijn: Niet-weten is geen toestand die je eens en voor altijd bereikt.
Hans: Ik in elk geval niet. Als je het per se als een toestand wilt zien, kun je het een bestendige transformatie van het denken noemen. In die zin dat het kennelijk niet meer in staat is blindelings in zijn eigen onderscheidingen, aannames, gedachten en gevoelens te geloven. Ook niet in deze.
Jasmijn: Niet-weten is dus niet het einde van het denken.
Hans: En niet het einde van het weten.
Jasmijn: Je denkt en weet er nog steeds vrolijk op los.
Hans: Met de nadruk op vrolijk en los.
Jasmijn: Wat heb je dan bereikt?
Hans: Niets.
Jasmijn: Het niet-bereiken heb je bereikt.
Hans: Sofisterij.
Jasmijn: Dat heb je zelf ergens gezegd.
Hans: Omdat het toen opportuun was.
Jasmijn: Niets is niet veel.
Hans: Hoef je het ook niet mee te zeulen.
Jasmijn: Daar sta je dan.
Hans: Een ongelukkige beeldspraak. Niet-weten is geen standpunt, een weetniet geen stavast. Je wordt er juist heel beweeglijk van, bekijkt de dingen steeds van een andere kant. Daardoor blijf je je verbazen. Zelfs over de gewoonste dingen.
Jasmijn: Tienduizend standpunten!
Hans: Maal tienduizend verschijnselen is honderd miljoen zienswijzen. Buut vrij.
Jasmijn: Alles mag gedacht worden.
Hans: En alles mag geopperd worden. Maar niets wordt in beton gegoten. Dit ook niet.
Jasmijn: Geen stenen tafelen.
Hans: En geen verbod op stenen tafelen.
Jasmijn: Geen denk-beelden.
Hans: En geen verbod op denk-beelden.
Jasmijn: Geen verboden.
Hans: En geen verbod op verboden.
Niet het hoofd, niet het hart
maar de dans ontsprongen
Jasmijn: Je hoofd bruist en je hart bruist.
Hans: Geen idee wat er allemaal bruist.
Jasmijn: Maar bruisen doet het.
Hans: Een witte ruis die alles dempt. Sst.
Jasmijn: Misschien ben ik zelf wel degene die in zijn hoofd zit. En wil ik er eigenlijk wel uit?
Hans: Je leest in een boekje dat je een hoofd en een hart hebt, je slikt het voor zoete koek en je begint je meteen druk te maken over de vraag waar je nu zit en waar je zou moeten zitten en hoe je daar kunt komen. Om het met Byron Katie te zeggen: ‘Wie zou je zijn zonder die gedachten?’
Jasmijn: Inderdaad kijk ik voortdurend naar anderen en naar mezelf door de bril van het onderscheid tussen hoofd en hart. Maar hoe ik ervan afkom?
Hans: Je leest in een mailtje over een leven zonder onderscheid tussen hoofd en hart, je slikt het voor zoete koek en je begint je meteen af te vragen waar je nu zit en waar je zou moeten zitten en hoe je daar kunt komen. Wie zou je zijn zonder die gedachten?
Jasmijn: Inmiddels heb ik alweer een leven bedacht waarin ik me niet meer druk maak over de vraag hoe ik kan leven zonder me druk te maken over het onderscheid tussen hoofd en hart.
Hans: Zie je het patroon?
Jasmijn: Ik denk van wel.
Hans: Pas dan maar op.
Jasmijn: Volgens mij maakte ik zojuist onderscheid tussen 1) een leven zonder onderscheid tussen hoofd en hart en 2) een leven met onderscheid tussen hoofd en hart. Ik verlangde naar het eerste en veroordeelde het laatste.
Hans: En nou wil je dáár zeker weer vanaf?
Jasmijn: Dat geloof je toch niet? Nu maak ik dus weer onderscheid tussen een leven zonder onderscheid en een leven met onderscheid. Ik verkies het eerste en verwerp het laatste.
Hans: Je lijkt wel een non-dualist.
Jasmijn: En nou wil ik dáár ook alweer vanaf.
Hans: Niet te geloven.
Uit het hoofd, uit het hart
Niet het hoofd, niet het hart
Niet het hoofd én het hart
Niet het hoofd noch het hart
Niet iets hogers, niet iets diepers
Niet iets anders, niet het niets
Maar de dans ontsprongen
Deze tekst maakt deel uit van Zondagskindjes, een serie teksten over niet-weten die geen deel uitmaken van een serie. Illustraties Lucienne van Dam.