Uit een studie van het Kinderfonds van de Verenigde Naties blijkt dat meer dan een half miljoen Rohingya-vluchtelingenkinderen in Cox’s Bazar van Bangladesh niet de levensvaardigheden leren die ze nodig hebben om zich voor te bereiden op de toekomst of om hen te beschermen tegen hedendaags misbruik en uitbuiting. Honderdduizenden Rohingya-kinderen kwijnen al twee jaar weg in smerige, overvolle vluchtelingenkampen in Cox’s Bazar – sinds het begin van een massale exodus van 745.000 vluchtelingen uit Rakhinestaat die op de vlucht zijn voor vervolging en geweld door het leger en boeddhistische bendes in Birma.
Het Kinderfonds meldt dat meer dan een kwart miljoen kinderen tot 14 jaar niet-formeel onderwijs krijgen, terwijl meer dan 25.000 andere kinderen geen onderwijs krijgen. Jongeren in de leeftijd van 15 tot 18 jaar krijgen geen enkele vorm van onderwijs waardoor ze volgens het fonds een bijzonder risico lopen.
UNICEF en partners hebben meer dan 190.000 Rohingya-kinderen in meer dan 2.000 centra van leerstof voorzien. Deze organisaties roepen de regeringen van Birma (Myanmar) en Bangladesh op om het gebruik van hun nationale onderwijsmiddelen toe te staan om Rohingya-kinderen meer gestructureerd te leren. UNICEF doet een beroep op de Birmese autoriteiten om onderwijs te geven aan de kinderen in de vluchtelingenkampen. Tot nu toe hebben de kinderen les gekregen in de Birmese taal door vrijwillige leraren onder de vluchtelingen. De VN vindt het van cruciaal belang dat vluchtelingenkinderen in het Birmees worden onderwezen, want dat is de taal die ze nodig zullen hebben als en wanneer ze terugkeren naar Myanmar. Maar dat lijkt niet bijzonder realistisch te zijn.