Door de vergaande bescherming die Nederland biedt aan investeringen van olie- en gasbedrijven, wordt het voor andere landen duurder en moeilijker om klimaatdoelen te halen. Dat blijkt uit een rapport van Milieudefensie en Both ENDS. Deze vergaande bescherming zorgt ervoor dat bedrijven de mogelijkheid hebben om enorme bedragen te claimen als een land besluit de winning van olie, gas of kolen terug te dringen.
De vijf grootste olie- en gasbedrijven ter wereld (Shell, Exxon, BP, Total en Chevron) maken via 140 Nederlandse brievenbusfirma’s gebruik van de 90 Nederlandse investeringsverdragen met andere landen.
Tot nu toe claimden multinationals via Nederland in twintig zaken rond olie, kolen en gas al een bedrag van 55 miljard dollar bij buitenlandse overheden. Na de Verenigde Staten is Nederland het land waaruit de meeste claims afkomstig zijn, gerelateerd aan fossiele projecten. Via Nederland wordt 780 miljard euro in buitenlandse kolen-, olie- of gasprojecten geïnvesteerd door multinationals, bijna 20% van de totale Nederlandse investeringen in het buitenland.
Vervuilers gaan vrijuit
“Een verbod op het winnen van schalie, het afschaffen van fossiele subsidies, het introduceren van klimaat- of milieuheffingen; eerdere claims laten zien dat dit soort beleid via investeringsverdragen aangevochten kan worden. Doordat claims een reëel gevaar zijn, worden overheden bang om klimaatbeleid door te voeren. De vervuilers gaan vrijuit”, stelt Freek Bersch, campagneleider Economie bij Milieudefensie.
Ook Nederlands klimaatbeleid kan gehinderd worden door investeringsbescherming. Bij de gesprekken over het stoppen met kolen, kunnen RWE en Vattenfall dreigen met een claim om een goede deal te krijgen. Ook als Nederland de Groningse gaskraan dichtdraait, hangt de mogelijkheid van een claim in de lucht.