Mijn kleinzoon van zes en een half zit tegenover me en knabbelt aan een koekje. Hij lijkt niet op Dik Trom maar is ook niet slank. Hij mag er zijn qua gewicht. Deze Goedmoedige Reus ook overigens.
Ik vraag aan de kleinzoon wat hij eet. Het is een Ligakoekje met een opgespoten laagje, ik vermoed suiker. Hij toont het mij. ‘Kleinzoon,’ zeg ik, ‘hier moet je niet te veel van eten of je moet dit koekje voedsel noemen, dan is het snoepen van zo’n koekje meer geaccepteerd, al is suiker in voeding ook niet erg gezond. En weet je wat het is, als er erg veel dikke mensen op deze aarde leven zakt die door z’n fundamenten en verlaat ons zonnestelsel. Te veel vet kan de aarde qua gewicht niet aan.’
Mijn kleinzoon neemt nog een hapje van het kaakje, kijkt mij aan en zegt: ‘Opa, ik wil je niet beledigen hoor, maar jij bent toch wel ook wel een beetje dik.’ ‘Een beetje, zeg maar gerust erg, dat zit in mijn genen, mijn oma kon je liggend over straat rollen, zo rond was die, maar jij kunt als nieuwe generatie het voorbeeld geven van hoe het wel moet, hoe we slank en gezond blijven’, zeg ik. ‘En we zakken niet weg, dat is ook wel fijn.’
De kleinzoon neemt nog een hapje en zegt: ‘Weet je, opa, onderaan de wereldbol zijn vulkanen met magma, lava, die laten we gewoon leeglopen, dan wordt de aardbol weer lichter.’
De laatste jaren, als ik vanwege mijn geestelijke achteruitgang naar het Jeugdjournaal kijk, vond ik al dat kinderen zo’n enorm goed taalgebruik hebben, waaraan veel volwassenen een puntje kunnen zuigen. Het komt me wel bekend voor maar toch zoek ik magma op in het woordenboek. Het bestaat. Als opa wil je toch dat de kleinkinderen het beter doen en presteren dan je zelf.
‘Geef opa ook maar zo’n koekje, die zijn blijkbaar goed voor de ontwikkeling van de hersenen,’ zeg ik tegen mijn kleinzoon.
Moedig voorwaarts!