“Hebben wij een vrije wil, Hans?”
“Geen idee.”
“Erváár jij een vrije wil?”
“Zo vaak.”
“Nou dan.”
“Dat ik bijziend ben betekent toch niet dat de wereld onscherp is?”
“Bedoel je dat de vrije wil een illusie is?”
“Ik bedoel dat ervaring niet doorslaggevend is.”
“Dat zie ik toch anders.”
“Zeker nooit gedroomd.”
“Dat is ’s nachts.”
“Zeker nooit verliefd geweest.”
“Dat is tijdelijk.”
“Is het leven een hel omdat ik depressief ben? Is het leven een feest omdat ik euforisch ben?”
“Stemmingen zijn subjectief, Hans.”
“Is de wereld grijs omdat ik kleurenblind ben?”
“Stel je voor!”
“Is de wereld gekleurd omdat jij kleuren ziet?”
“Hè?”
“Bestaat Sinterklaas omdat je bij hem op schoot hebt gezeten?”
“Sinterklaas is een collectieve kinderwaan.”
“Dacht je dat ook toen je bij hem op schoot zat?”
“Natuurlijk niet.”
“Geeft je ervaring dan niet de doorslag?”
“In dit geval niet.”
“Maar in het geval van de vrije wil wel.”
“Die ervaar ik nog steeds.”
“Sinterklaas ook; jaar in, jaar uit.”
“Maar ik geloof er niet meer in.”
“Zie je wel?”
“Wat?”
“Ervaring is niet doorslaggevend.”
“Wat dan wel?”
“Of je erin gelooft.”
“Ik geloof er niks van.”
“Waarom kan jouw ervaring je geloof in de vrije wil dan wel bevestigen maar je ongeloof in Sinterklaas niet ontkrachten?”
“Tja…”
“Ik bedoel maar.”
“Ik zou je bijna gaan geloven.”
“Nou nog ervaren.”
Deze tekst maakt deel uit van de Perongelukexpress, een serie over de vrije wil.