Beter te goed gedacht dan gedachtegoed.
Hans: Wat moet dat hier?
Douwe: Hoezo?
Hans: Jij was toch dood?
Douwe: Mijn gedachten leven voort.
Hans: Had je maar geen boeken moeten schrijven.
Douwe: Nou zeg.
Hans: Jij wou toch een leraar zijn die alle vormen van houvast oplost?
Douwe: Ik?
Hans: Heb je zelf gezegd.
Douwe: Waar dan?
Hans: In je artikel De dood van de leraar.*
* Douwe Tiemersma, InZicht, Wegen van radicaal zelfonderzoek 2, nummer 1, februari 2000, pagina 23.
Douwe: Verdraaid.
Hans: Je hebt woord gehouden.
Douwe: Ik weet niet of ik het zo letterlijk bedoelde.
Hans: Nu maar wachten op de dood van je leer.
Douwe: Waarom?
Hans: Omdat die niet alle vormen van houvast oplost.
Douwe: O nee?
Hans: Mijn gedachten leven voort, zei je toch?
Douwe: Jij wil toch ook een leraar zijn die alle vormen van houvast oplost?
Hans: Alsof ik een leraar wil zijn.
Douwe: Niet dan?
Hans: Bovendien heb ik niets tegen houvast.
Douwe: Dan heb je zeker iets tegen leraren.
Hans: Ook niet.
Douwe: O.
Hans: Ik heb ook niets tegen mensen die iets tegen leraren hebben.
Douwe: Ik geloof niet dat ik je nog kan volgen.
Hans: Mooi zo.
Douwe: Hoezo?
Hans: Dan kom je ook niet in de verleiding.
Douwe: Wacht maar tot je zelf dood gaat.
Hans: Wat dan?
Douwe: Dan zal je eens zien hoe weinig er van jouw gedachtegoed overblijft.
Hans: Er is nu al niets van over.
Douwe: Hoe komt dat?
Hans: Te goed gedacht, denk ik.