Om het hypostaseren af te leren, 14.
Leerling: Wat is het wezenlijke verschil tussen het vele en het ene?
Meester: Is er een wezenlijk verschil tussen het vele en het ene?
Leerling: Wat is de wezenlijke overeenkomst tussen het vele en het ene?
Meester: Is er een wezenlijke overeenkomst tussen het vele en het ene?
Leerling: Wat is het wezenlijke verband tussen het vele en het ene?
Meester: Is er een wezenlijk verband tussen het vele en het ene?
Leerling: Wat is het vele wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is het vele wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Wat is het ene wezenlijk van zichzelf?
Meester: Is het ene wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Waar hebben we het anders over?
Meester: Hebben we het ergens over?
Leerling: Nou weet ik het helemaal niet meer.
Meester: Dan weet ik het ook niet meer.