Waarom ik het liever weteloos gewaarzijn noem.
Wat is keuzeloos gewaarzijn?
Keuzeloos gewaarzijn, met of zonder spatie tussen gewaar en zijn, betekent onthecht, onaangedaan getuige zijn van wat zich maar voordoet. Niet kiezen, niet willen, niet oordelen, niet hechten, niet identificeren. Niet handelen maar het doen zijn gang laten gaan.
De term ‘keuzeloos gewaarzijn’, in het Engels ‘choiceless awareness’, was een favoriete uitdrukking van de spirituele leraar en antigoeroe Jiddu Krishnamurti. Hij heeft hem niet bedacht maar wel gepopulariseerd.
Het begrip ‘keuzeloos gewaarzijn’ is verwant met het taoïstische begrip ‘niet-doen’ (wu wei), met de boeddhistische praktijken van mindfulness, vipassana en shikantaza, en met de boeddhistische begrippen niet-zelf (anatman), leegte (sunyata) en geest.
Onverenigbaar met het leven
Letterlijk genomen is keuzeloos gewaarzijn een paradoxale opdracht, onverenigbaar met het leven. Leven is niet gewaar zijn om het gewaar zijn, gewaar zijn helpt je om te overleven.
Overleven is meer dan waarnemen, het is oordelen en handelen. Waarnemen, oordelen en handelen zijn niet los van elkaar te begrijpen. Ze gaan naadloos in elkaar over. Ze zijn onscheidbaar, behalve in gedachte.
Je kan in dit leven maar beter de juiste keuzes maken, anders ben je gauw gezien. Water drinken, geen chloor. Brood eten, geen spons. De kachel aansteken, niet de kamer. Door de deur naar buiten gaan, niet door het raam. Oversteken bij groen licht, niet bij rood.
Keuzeloos gewaarzijn is niet alleen onverenigbaar met het leven maar ook met zichzelf. Je kan er niet voor kiezen keuzeloos gewaar te zijn, want dan ben je het al niet meer.
Weteloos gewaarzijn
Keuzeloos gewaarzijn is een tegenstrijdig begrip, zoveel is duidelijk. Vroeg of laat brengt het iedereen in verwarring, behalve de agnost.
Voor mij als weetniet is keuzeloos gewaarzijn vanzelfsprekend. Het is niet iets waarvoor ik heb gekozen. Niet iets dat ik heb geleerd. Niets iets dat ik praktiseer. Niet iets dat ik nastreef.
Keuzeloos gewaarzijn is iets wat me overkomt, of ik wil of niet. Het is een gevolg van niet-weten. Niet weten te onderscheiden. Niet weten te kiezen. Niet-weten wat goed is. Niet-weten wat werkt. Geen conclusies weten te trekken. Maar wat doen. Maar zien.
Voor een agnost is keuzeloosheid geen keuze maar overmacht. Wat valt er te kiezen voor wie niet weet? En als er toch eens gekozen lijkt te worden: niet weten of jij het bent die kiest of dat de keuze zich aan jou voltrekt. Niet weten of er wel een jij is en of die wel wat te kiezen heeft of dat het maar zo lijkt. Niet weten of je keuze nu en voor altijd voor iedereen overal in alle opzichten juist is. Niet eens weten wat hier en nu juist is, voor deze of die, in dit opzicht of dat.
Keuzeloos gewaarzijn is zien zonder te weten wat je precies ziet. Onder ogen zien dat je het niet weet. Ervoor uitkomen dat je er niet uitkomt. Leven op de tast. Vandaar dat ik het liever weteloos gewaarzijn noem. Je hoeft je keuzes niet op te schorten of tegen te houden; je weet het gewoon niet meer.
Weteloosheid als je natuurlijke staat
Keuzeloos gewaarzijn is een onvermijdelijk gevolg van niet-weten. Maar in weteloosheid is geen ruimte voor de metafysische en idealistische connotaties die de spiritualiteit van Jiddu Krishnamurti aankleven. Voor zijn hoogdravende ideeën over Waarheid, Eenheid, Zelfrealisatie, Vrijheid, Wereldvrede enzovoort.
Wie ziet wat een strijd Krishnamurti’s leven is geweest, van zijn vroege jeugd tot op zijn sterfbed, vraagt zich onwillekeurig af hoe keuzeloos zijn gewaarzijn nou helemaal was. Ik zie het niet. Ik voel het niet. En ik benijd hem niet. Als ik zo nodig iemand moet benijden, dan maar mezelf.
Een agnost heeft niets te realiseren, niets in te zien en niets te bewaken. Hij heeft niets te doen en niets te laten. Hij heeft niets te bevestigen en niets te ontkennen, dit ook niet.
Een agnost weet alleen maar niet. Hij heeft het nooit geweten, al dacht hij soms van wel. Hij zal het wel nooit weten, al kan hij dat ook niet weten. Agnose is zijn natuurlijke staat. Hij ondergaat gewoon zijn gang.
Duidt iemand zijn gang als afgang, al is het maar uit het weten, dan duidt de agnost hem als opgang, al is het maar naar niet weten.
Duidt iemand zijn gang als opgang, al is het maar naar niet weten, dan duidt de agnost hem als afgang, al is het maar uit het weten.
Houdt iemand gewoon zijn waffel, een zeldzaamheid in het spirituele wereldje, dan houdt de agnost gewoon zijn waffel. Dan is het eindelijk even stil, hè hè. En dat wou jij keuzeloos gewaarzijn noemen? Haha.